Home

Gerechtshof Den Haag, 25-11-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4556, 200.144.497/01

Gerechtshof Den Haag, 25-11-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4556, 200.144.497/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 november 2014
Datum publicatie
13 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:4556
Zaaknummer
200.144.497/01
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 1019

Inhoudsindicatie

vergoeding van proceskosten na ingetrokken kort geding

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.144.497/01

Zaaknummer rechtbank : 458406/ KG ZA 14-53

uitspraak van 25 november 2014

inzake

BINKA VASTGOED B.V. h.o.d.n. CONTAINERBOX,

gevestigd te Alkmaar,

verzoekster,

hierna te noemen: Containerbox,

advocaat: mr. M.S. Neervoort te Amsterdam,

tegen

CITY BOX HOLDING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verweerster,

hierna te noemen: City Box,

advocaat: mr. D. van Eek te Amsterdam

1 Het geding

Bij beroepschrift, ingekomen op 28 maart 2014, heeft Containerbox bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 3 maart 2014. City Box heeft daarop gerespondeerd bij verweerschrift d.d. 1 juli 2014. Vervolgens heeft op 1 september 2014 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen de zaak hebben doen bepleiten, Containerbox door haar advocaat voornoemd en mr. H.F. Lankhorst, advocaat te Amsterdam, en City Box door mr. M.F.J. Haak, eveneens advocaat te Amsterdam, aan beide zijden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen uitspraak gevraagd.

2 De feiten

2.1

Op 22 november 2013 heeft City Box aan Containerbox een sommatiebrief met onthoudingsverklaring gezonden omdat Containerbox door het gebruik van het merk City Box als Google Adword, inbreuk zou maken op de haar toekomende merkrechten. Daarop hebben de advocaten van partijen schikkingsonderhandelingen gevoerd.

2.2

Terwijl partijen nog in overleg waren zond de advocaat van City Box op 18 december 2013 een concept kort geding dagvaarding aan de advocaat van Containerbox.

2.3

Containerbox heeft op 10 januari 2014 een verklaring afgegeven dat zij het gebruik van het merk City Box als Google Adword zou staken, maar was niet bereid daaraan een boeteclausule te verbinden en evenmin om een vergoeding voor advocaatkosten ter hoogte van € 1.500,- aan City Box te betalen, zoals door City Box was geëist.

2.4

Op 17 januari 2014 heeft City Box een kort geding dagvaarding aan Containerbox doen uitbrengen. Vervolgens hebben partijen opnieuw schikkingonderhandelingen gevoerd, die evenmin tot een minnelijke regeling hebben geleid. Op 31 januari 2014 heeft City Box in reactie op het laatste schikkingsvoorstel van Containerbox laten weten de procedure te zullen doorzetten.

2.5

Op 4 februari 2014 heeft Containerbox conform het door de voorzieningenrechter bepaalde tijdschema producties ten behoeve van de op 18 februari 2014 bepaalde zitting ingediend. Voorts heeft zij opdracht gegeven tot het uitvoeren van een marktonderzoek, waarvan zij de resultaten voornemens was in te dienen op 14 februari 2014, de door de voorzieningenrechter gestelde termijn voor het indienen van aanvullende producties.

2.6

Op 10 februari 2014 heeft City Box een schikkingsvoorstel gedaan aan Containerbox, dat opnieuw niet tot een minnelijke regeling heeft geleid. Daags erna, op 11 februari 2014, heeft City Box, om haar moverende redenen die zij verder niet heeft toegelicht, het kort geding ingetrokken.

2.7

City Box heeft desverzocht geweigerd de reeds door Containerbox gemaakt proceskosten te vergoeden.

3 De procedure in eerste aanleg

3.1

Bij brief van 18 februari 2014 heeft Containerbox de voorzieningenrechter verzocht om City Box te bevelen de reeds door Containerbox gemaakte proceskosten op de voet van artikel 1019h Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) aan haar te vergoeden.

3.2

Aan haar verzoek heeft Containerbox ten grondslag gelegd:

-

primair dat de eisende partij die een kort geding intrekt als de in het ongelijk gestelde partij in de zin van artikel 1019h Rv is te beschouwen;

-

subsidiair dat de artikelen 249 lid 2 en 250 lid 4 jo. 1019h Rv. (analoog) van toepassing zijn op de procedure in kort geding;

-

meer subsidiair dat artikel 127 leden 1 en 2 jo. 1019h Rv. (analoog) van toepassing zijn op de procedure in kort geding.

3.3

Bij brief van 24 februari 2014 heeft City Box gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van Containerbox moet worden afgewezen. Daartoe heeft zij kort weergegeven aangevoerd:

-

dat artikel 9.1 Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie (hierna: het Procesreglement) bepaalt dat na intrekking van een kort geding voordat de zaak is uitgeroepen geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken;

-

dat artikel 1019h Rv niet van toepassing is omdat een rechterlijke toetsing is vereist om vast te stellen wie de ‘in het ongelijk gestelde partij’ is;

-

dat de aard van het kort geding (dat geen rol kent) aan toepassing van de artikelen 249 lid 2 en 250 lid 4 jo. 1019h Rv in de weg staat;

-

dat de aard van het kort geding (dat geen rol kent) aan toepassing van artikel 127 Rv in de weg staat.

Voorts heeft City Box de redelijkheid en billijkheid van de door Containerbox opgegeven proceskosten ad € 37.660,62 bestreden.

3.4

Op 3 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter als volgt beslist:

City Box heeft het kort geding dat zou dienen op 18 februari 2014 om 10:00 bij brief van 11 februari 2014 ingetrokken, derhalve vóór het uitroepen van de zaak. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende reden om af te wijken van hetgeen is neergelegd in artikel 9 lid 1 van het landelijke Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie. Noch de regeling van artikel 1019h Rv, noch die van de artikelen 249 lid 2 jo 250 lid 4 jo 1019h Rv vindt hier toepassing. Om vergelijkbare redenen als in het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2008 (ECLI:RBSGR:2008:LJN BG4859) faalt tevens het beroep op artikel 127 Rv.

De zaak wordt als ingetrokken beschouwd. Voor een proceskostenveroordeling is derhalve geen plaats.

4 Beoordeling in hoger beroep