Gerechtshof Den Haag, 15-09-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2438, 200.155.535/01
Gerechtshof Den Haag, 15-09-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2438, 200.155.535/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 september 2015
- Datum publicatie
- 19 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2015:2438
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:494, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.155.535/01
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 08-11-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 08-11-2024] art. 310, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 2, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-05-2029], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-05-2029] art. 658
Inhoudsindicatie
Mesothelioom-zaak. Beroep op verjaring door (rechtsopvolger van) werkgever. Geen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, n.a.v. EHRM Moor c.s/Zwitserland. Beoordeling aan de hand van de gezichtspunten uit HR Van Hese/Schelde. Beroep niet onaanvaardbaar.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.155.535/01
Zaaknummer rechtbank : 1351951 / CV EXPL 12-28339
arrest van 15 september 2015
inzake
[naam]
,
optredend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgename van
de heer [X],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. R.F. Ruers te Utrecht,
tegen
Maersk B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Maersk,
advocaat: mr M.H. Louws te Rotterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 juli 2014 is [appellante] in hoger beroep gekomen van een door de kantonrechter, rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, tussen partijen gewezen vonnis van 6 juni 2014. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellante] twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Maersk de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen op de zaak op 3 juli 2015 doen bepleiten, [appellante] door mr Ruers en Maersk door mr. Louws, beiden voornoemd. De advocaten hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
2 De feitenDe door de rechtbank in het vonnis van 6 juni 2014 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal van die feiten, die hierna – voorzien van enkele kleine aanpassingen – zijn overgenomen uit het vonnis van de kantonrechter, uitgaan.
- -
-
[appellante] is gehuwd geweest met de heer [X], geboren [geboortedatum] (hierna: [X]) en is diens erfgenaam.
- -
-
[X] is in de periode 1953 tot 1969 (met een korte onderbreking in 1953 en 1954 in verband met het vervullen van militaire dienstplicht) werkzaam geweest bij de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij (hierna: VNS). VNS is overgegaan op Nedlloyd, en uiteindelijk na een groot aantal fusies en overnames Maersk BV komen te heten.
- -
-
In augustus 2010 heeft de longarts bij [X] de diagnose maligne mesothelioom vastgesteld. Deze diagnose is 17 september 2010 door het Nederlands Mesothelioom Panel bevestigd. Van deze ziekte is slechts één oorzaak bekend, te weten blootstelling aan asbest.
- -
-
[X] heeft zich voor bemiddeling gewend tot het Instituut Asbestslachtoffers (hierna: IAS). Het IAS heeft in september 2010 het “Rapport inzake arbeidshistorisch onderzoek en blootstelling asbest” opgemaakt, welk rapport door [X] is ondertekend. In dit rapport heeft [X] onder meer verklaard dat hij als tweede stuurman regelmatig naar Zuid Afrika is gevaren en tijdens die reizen is blootgesteld aan asbest, dat in jute zakken werd vervoerd.
- -
-
Bij brief van 17 september 2010 heeft [X] Maersk aansprakelijk gesteld. Maersk heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
- -
-
De Sociale Verzekeringsbank heeft op 23 september 2010 op grond van de regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) een voorschot van € 18.106,00 aan [X] toegekend.
- -
-
Op 7 oktober 2010 is [X] overleden aan de gevolgen van mesothelioom.
- -
-
Bij brief van 15 januari 2011 heeft het IAS aan [appellante] medegedeeld dat zij tot de conclusie is gekomen dat er geen overeenstemming tussen partijen is bereikt en het IAS de bemiddeling zou afronden.
- -
-
Naar aanleiding van de brief van 1 februari 2011 van de gemachtigde van [appellante] heeft Maersk te kennen gegeven haar standpunt dat zij ook tijdens de bemiddeling van IAS heeft ingenomen, namelijk dat zij niet aansprakelijk is voor schade van [X], te handhaven.
3 De vorderingen, het verweer en het oordeel in eerste instantie
[appellante] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: (1) te verklaren voor recht dat Maersk jegens [X] en [appellante] verwijtbaar tekortgeschoten is en daardoor jegens [appellante] schadeplichtig is geworden; (2) Maersk te veroordelen om aan [appellante] te vergoeden de immateriële schade, begroot op € 60.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (3) Maersk te veroordelen om aan [appellante] te vergoeden haar materiële schade, begroot op € 10.856,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (4) Maersk te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten begroot op € 909,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alles met veroordeling in de proceskosten.
Nadat Maersk tegen de vorderingen verweer had gevoerd heeft de kantonrechter bij (eind-)vonnis van 6 juni 2014 de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding. De kantonrechter heeft, samengevat, geoordeeld dat Maersk zich terecht op verjaring van de vordering van [appellante] heeft beroepen en dat er, de ‘gezichtspunten’ bedoeld in HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635 Van Hese/Schelde in ogenschouw genomen, geen grond bestaat het beroep van Maersk op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te oordelen.