Home

Gerechtshof Den Haag, 28-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2552, 200.287.406/01

Gerechtshof Den Haag, 28-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2552, 200.287.406/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
28 december 2021
Datum publicatie
5 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:2552
Formele relaties
Zaaknummer
200.287.406/01

Inhoudsindicatie

Tatoeagebeleid RET. Goed werkgeverschap in relatie tot de regel om tijdens de werkzaamheden geen voor het publiek zichtbare tatoeages te dragen.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.287.406/01

Zaaknummer rechtbank : 8202071 / CV EXPL 19-51998

arrest van 28 december 2021

inzake

de vereniging Vakorganisatie Onafhankelijk RET-personeel,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: VOR,

advocaat: mr. M.L. Kruit te Rotterdam,

tegen

Rotterdamse Electrische Tram N.V,

gevestigd te Rotterdam,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: RET,

advocaat: mr. A. Birkhoff te Rotterdam.

1 Waar de zaak over gaat

Het tatoeagebeleid van RET houdt in dat de controleurs openbaar vervoer die bij haar in dienst zijn geen voor het publiek zichtbare tatoeages mogen dragen als zij hun werk in uniform verrichten. Zij moeten eventuele tatoeages bedekken. De VOR wil dat dit beleid van tafel gaat. Het hof oordeelt dat het tatoeagebeleid, onder meer vanwege de huidige maatschappelijke opvattingen, geen stand kan houden.

2 Het procesverloop in hoger beroep

Bij exploot van 16 december 2020, met producties, is de VOR onder aanvoering van veertien grieven in hoger beroep gekomen van een tussen partijen onder bovenvermeld zaaknummer gewezen vonnis van de kantonrechter Rotterdam van 18 september 2020 (hierna: het bestreden vonnis). Bij memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, met producties, heeft de RET de grieven bestreden en in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep één grief aangevoerd. Bij memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft de VOR de grief bestreden.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 5 november 2021. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling heeft de VOR nog een aantal stukken overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3 De feiten

Het hof gaat, rekening houdend met de door de kantonrechter vastgestelde feiten en de daartegen gerichte grieven 1 en 2 en wat in hoger beroep verder nog is komen vast te staan, uit van het volgende.

3.1

RET verzorgt openbaar vervoer in Rotterdam en omgeving. De afdeling veiligheid van RET houdt zich onder meer bezig met de zorg voor de veiligheid in en het toezicht op het openbaar vervoer. Daartoe heeft RET onder meer tramconducteurs, servicemedewerkers op metrostations en OV-surveillanten (hierna gezamenlijk: de toezichtmedewerkers) en controleurs openbaar vervoer (COV’ers) in dienst. COV’ers houden zich onder meer bezig met het handhaven van de openbare orde en wetten en regels in en rondom het openbaar vervoer, het controleren op ongewone en ongewenste activiteiten en het opsporen en verbaliseren van overtreders. COV’ers hebben in hun functie te maken met agressie en geweld. Om hun taken te kunnen uitvoeren zijn zij benoemd tot Buitengewoon Opsporingsambtenaar Openbaar Vervoer (BOA-OV) en beschikken zij over specifiek met hun functie verband houdende bevoegdheden. Zij voeren hun taken zowel in uniform als in burger uit. Hierna wordt deze groep werknemers aangeduid als: COV-ers.

3.2

De VOR is een vakorganisatie; zij heeft onder ander ten doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van haar leden.

3.3

Binnen RET speelt al geruime tijd, onder andere met de Ondernemingsraad, een discussie over het zichtbaar dragen van tatoeages door COV’ers. De meest recente mededeling van RET is opgenomen in een aan de COV’ers gerichte en van hun directeur afkomstige brief uit 2018 met daarin onder meer het volgende:

Op uitdrukkelijk verzoek van enkele collega’s heb ik op papier gezet wat de (bestaande) afspraak is met betrekking tot het zichtbaar dragen van lichaamsversieringen zoals tatoeages en piercings tijdens de uitoefening van de functie van BOA-OV

RET is van mening dat een BOA-OV zich tijdens de dienstuitvoering in uniform dient te onthouden van uitingen en/of versieringen die afbreuk (kunnen) doen aan het gezag dat zij uit (dienen te) stralen. Een BOA-OV dient in het belang van het gezag dat hij vertegenwoordigt, zijn eigen veiligheid en neutraliteit bij het uitoefenen van zijn functie in acht te nemen en in het contact met de reiziger een gezaguitstralende, neutrale en veilige houding aan te nemen. Het is ieders eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat bij het uitvoeren van de dienst in uniform kenmerken zoals tatoeages en andere lichaamsversieringen niet zichtbaar zijn voor de reizigers/klanten van de RET. Als je dienst hebt in burgerkleding (BK) is het zichtbaar tonen van tatoeages wel toegestaan; het is dan immers toegestaan om zo onopvallend mogelijk op te gaan in de reizende massa.

Dit beleid wordt hierna aangeduid als: het tatoeagebeleid.

3.4

Het tatoeagebeleid is niet van toepassing op andere werknemers van RET dan de COV’ers.

3.5

Op 17 juli 2019 heeft de VOR RET aangeschreven met de mededeling dat het tatoeagebeleid een inbreuk op fundamentele rechten inhoudt waardoor de grenzen van het instructierecht worden overschreden. Vermeld is: “Namens de VOR verzoek ik u om binnen een week na dagtekening van deze brief te bevestigen dat het tatoeagebeleid door u is ingetrokken of zal worden ingetrokken. De VOR treedt vervolgens graag met u in overleg over de eventuele problemen die de RET ervaart als gevolg van zichtbate tatoeages en eventuele oplossingen in dat kader. Indien u vasthoudt aan het huidige tatoeagebeleid en ieder overleg daarmee blokkeert, dan ziet de VOR zich genoodzaakt om naar de rechter te stappen teneinde het beleid van tafel te krijgen.

3.6

Bij brief van 31 juli 2019 heeft RET VOR bericht niet voornemens te zijn het geldende beleid in te trekken.

3.7

In of omstreeks juni 2018 heeft Handhaving Nederland een enquête gehouden over de vraag of handhavers zichtbare tatoeages mogen hebben. Van de 3353 respondenten heeft 84% aangeven dat dit moet kunnen, mits het niet gaat om aanstootgevende zaken.

3.8

De Nederlandse politie hanteert de zogeheten Gedragscode lifestyle-neutraliteit (hierna: de Gedragscode) als leidraad voor haar uitstraling. De code is in 2021 opnieuw vastgesteld in verband met wijzigingen op het gebied van zichtbare tatoeages. Daaromtrent heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in het halfjaarbericht politie uit december 2019 vermeld:

Het uitgangspunt van de gedragscode lifestyle-neutraliteit is dat de politieambtenaar in het belang van zijn gezag, neutraliteit en eigen veiligheid bij zijn optreden, in het contact met het publiek een gezagsuitstralende, neutrale en veilige houding behoort in te nemen. Hier sta ik nog steeds volledig achter. Een uitstraling van onpartijdigheid en objectiviteit van politieambtenaren is een voorwaarde voor de legitimiteit van de politie bij het uitoefenen van haar bijzondere overheidstaak. Gebleken is echter dat één punt in de gedragscode - in de huidige context bezien - te strikt is opgeschreven. Daarom wil ik op het punt van de tatoeages een actualisatie van de gedragscode doorvoeren.

De politie heeft in 2016 een evaluatie uiterlijke versieringen binnen de politie uitgevoerd. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat ondervraagde burgers en politiemedewerkers overwegend neutraal aankijken tegen tatoeages. In de gesprekken is gebleken dat het zichtbaar dragen van tatoeages de afstand naar de burger toe niet vergroot dan wel een belemmering vormt in het contact. Belangrijker voor de burger is de professionele houding c.q. gedrag van de politiemedewerker. De medewerkers vinden het belangrijk wat de context (bijvoorbeeld het werkgebied of de situatie) is en wat de afbeelding van de tatoeage is. Zo mag een tatoeage niet aanstootgevend zijn.

Gelet op het bovenstaande zal ik in overleg treden met de politievakorganisaties om zichtbare tatoeages bij politiemensen toe te staan - onder bepaalde voorwaarden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan voorwaarden dat de tatoeages bedekt moeten kunnen worden indien nodig en geen zichtbare tatoeages worden toegestaan die niet neutraal zijn of duiden op een (vorm van) levensovertuiging.

3.9

In de defensiekrant van februari 2021 is, onder verwijzing naar een veranderende maatschappij en gewijzigde opvattingen binnen de marechaussee (waarbij de marechausseeraad de regels over het niet mogen tonen van tatoeages ouderwets noemt), vermeld dat het tatoeagebeleid bij de Koninklijke Marechaussee is versoepeld in die zin dat permanente lichaamsversieringen niet (langer) altijd bedekt hoeven te zijn. De tatoeages moeten wel bedekt kunnen worden tijdens, bijvoorbeeld, ceremoniële diensten en de getoonde tatoeages mogen niet aanstootgevend zijn (bijvoorbeeld erotische plaatjes en geloofsuitingen) en mogen niet geplaatst zijn op aangezicht (gezicht, nek en hals) en handen.

4 Procedure bij de kantonrechter

5 De beoordeling in hoger beroep

6 Beslissing