Gerechtshof Den Haag, 06-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2395, 200.293.714/01
Gerechtshof Den Haag, 06-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2395, 200.293.714/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 december 2022
- Datum publicatie
- 14 december 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:2395
- Zaaknummer
- 200.293.714/01
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Partiële ontslagname door zieke werknemer om bij derde te gaan werken. Neemt daar ook ontslag. Verwijt werkgever dat hij haar voor ontslagname had moeten behoeden. Wilsgebrek niet aannemelijk, daarom geen onderzoeksplicht werkgever.
Uitspraak
Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.293.714/01
Zaaknummer rechtbank : 8762750 CV EXPL 20-4450
Arrest van 6 december 2022
in de zaak van
[werkneemster] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.B.B. Beelaard te Den Haag,
tegen
Stichting voor Praktijkonderwijs Dordrecht,
gevestigd te Dordrecht,
verweerster,
advocaat: mr. J.W. Janse-Velema te Woerden.
Het hof zal partijen hierna noemen [werkneemster] en de Stichting.
1 De zaak in het kort
Werkneemster heeft in juni 2016, terwijl zij toen ziek was, haar arbeidsovereenkomst voor 0,6 fte opgezegd om bij een andere werkgever in dienst te treden. Zij heeft kort daarna – nog voor zij daadwerkelijk is gestart – die nieuwe arbeidsovereenkomst ook opgezegd. Zij is 0,4 fte bij werkgever blijven werken en is in januari 2018 volledig uitgevallen wegens ziekte. Werkneemster verwijt de bedrijfsarts en werkgever dat zij haar – vanwege haar medische situatie – in juni 2016 hadden moeten ontraden om ontslag te nemen. Werkneemster vordert schadevergoeding die ziet op het mislopen van loon over de periode van de datum van ontslagname tot de datum van toekenning van een WIA-uitkering.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van 22 april 2021, waarmee [werkneemster] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter Dordrecht van 28 januari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:925);
- -
-
het arrest van dit hof van 1 juni 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 juli 2021;
- -
-
de memorie van grieven van [werkneemster] , met bijlagen;
- -
-
de memorie van antwoord van De Stichting.
Daarna is arrest gevraagd.
3 Feitelijke achtergrond
[werkneemster] is op 1 november 2009 in dienst getreden bij de Stichting in de functie van docent handvaardigheid. Het betrof een voltijdbaan met een werktijdfactor (hierna: fte) van 1,0. [werkneemster] werkte eerst op de locatie Halte Patersweg, maar na het ingaan van de Wet Passend Onderwijs 2014 is zij op detacheringsbasis bij Pitstop (locatie Trivium Lindenhof) gaan werken.
In juli 2013 is [werkneemster] opgenomen op de IC met een septische shock. Na herstel is [werkneemster] geleidelijk weer aan het werk gegaan.
In de jaren 2013 en 2014 is [werkneemster] geregeld afwezig geweest in verband met ziekte.
Bij e-mail van 20 november 2015 heeft [werkneemster] aan haar toenmalige leidinggevende [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ) en aan [naam] van Trivium geschreven:
“(…) Op dit moment overweeg ik te stoppen met mijn Master SEN studie. De reden hiervoor is dat ik teveel stress ervaar van mijn nieuwe werkplek. Ik ben daar nu 2 dagen ziek van geweest en wil natuurlijk niet dat dat meer wordt. Ik heb daar als volgt over na gedacht:
De opleiding heeft een studiebelasting van ongeveer 20 uur per week, wat wel klopt. De opleiding confronteert mij steeds met wat er niet goed gaat op mijn werkplek en wat er eigenlijk anders zou moeten. (…) De studie zorgt er dus voor dat ik een groot deel van mijn vrije tijd ook nog geconfronteerd wordt met mijn werkstress, wat mij nu dus teveel wordt. Een van beide stressoorzaken wil ik dus aanpakken en stoppen met het werk is geen reële optie voor mij. (…)”
Op 9 mei 2016 heeft [werkneemster] zich ziekgemeld en een schriftelijke toelichting op haar afwezigheid gegeven:
“(…) Toen ik vorige keer bij de specialist in het ziekenhuis was, kwam eruit dat eigenlijk mijn eileiders verwijderd moeten worden. Dat ik daar (waarschijnlijk) steeds die (pijn)klachten van heb. Hij wil mij echter niet opereren omdat ik grote kans op complicaties heb door eerdere buikoperaties, waardoor ik een te groot risico ben. En omdat hij niet zeker is dat mijn klachten daar vandaan komen. Het kan bijv. ook door (werk)stress komen of daardoor verergeren. Ondertussen zijn mijn klachten wel alleen maar toegenomen. (…) Ik vind het heel vervelend dat ik er niet ben en hoop op snelle verbetering. (…).”
Na een gesprek met een bedrijfsarts heeft [werkneemster] op 25 mei 2016 schriftelijk aan [leidinggevende] bericht:
“(…) Vanmiddag ben ik bij de arbo arts geweest. (…) Hij adviseerde mij om goed tijd voor mezelf te nemen en met een psycholoog verder aan de slag te gaan om te kijken of dat wat kan verlichten. Met de psycholoog was ik al gestart dus het begin is er. (…)”
Op 13 juni 2016 heeft [werkneemster] aan [leidinggevende] geschreven:
“Vorige week heb ik van het IlexCollege in Schiedam het aanbod gekregen om daar 2 dagen te komen werken (per 1 augustus). Ik wil daar graag op in gaan, maar aan de andere kant dan ook 2 dagen bij Pitstop blijven. Zij willen in Schiedam graag de dinsdag en woensdag. Ik zou dan de maandag en donderdag willen houden bij Pitstop. Graag zou ik van je horen of dit een mogelijkheid is of niet of dat je het nader wilt bespreken..”
Bij brief van 14 juni 2016 heeft de bedrijfsarts aan [werkneemster] het volgende bericht:
“Op basis van ons gesprek op 25-05-2016 adviseer ik u en uw werkgever:
X Op dit moment onvoldoende benutbare mogelijkheden om te starten met re-integratie(…)
MEDEWERKER HEEFT FUNCTIONELE BEPERKINGEN T.A.V.:
X Dynamisch handelen: Momenteel energetisch beperkt door ziekte (…)
X Persoonlijk functioneren: beperkte concentratie, verdelen van aandacht, omgaan met deadlines en productiepieken (…)
X Sociaal functioneren (…)
TOELICHTING/RE-INTEGRATIE ADVIES: werkneemster is momenteel onder adequate behandeling, verwachting is dat dit in ongeveer 4 weken tot beginnende verbetering van de beperkingen zal leiden, waarna een start met re-integratie gemaakt zal kunnen worden.
PROGNOSE:
X Volledige belastbaarheid voor de eigen functie: 4-6 maanden. (…)
2. RELATIE MET HET WERK
Er is sprake van (deels) arbeidsgerelateerd verzuim waarvoor in het kader van re-integratie bemoeienis van de werkgever ter oplossing gewenst is (bv. Arbeidsongeval, beroepsziekte, werkdruk, conflicten, etc.)?
X Ja.(…)
3. MEDISCHE INFORMATIE
X Momenteel niet aan de orde om medische informatie op te vragen bij behandelaars. (…)
VOLGENDE AFSPRAAK
Ik adviseer een volgende afspraak over 4 weken.”
Bij brief van 23 juni 2016 heeft de bedrijfsarts [werkneemster] het volgende bericht:
“Op basis van ons gesprek op 23-06-2016 adviseer ik u en uw werkgever:
met ingang van week 28 weer volledig inzetbaar te zijn. Er is nu verbetering in de gezondheid, die de komende weken verder zal doorzetten. Gerichte hulp is nog bezig. Probleemanalyse is niet meer geïndiceerd. Er is geen nieuwe afspraak meer gemaakt.”
Bij brief van 29 juni 2016 heeft [werkneemster] aan [leidinggevende] geschreven:
“Bij deze bevestig ik dat ik per 31 juli 2016 voor 0,6 fte ontslag wil nemen waardoor ik voor 0,4 fte, zoals we eerder overeen zijn gekomen, inzetbaar zal blijven.
Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. (…)”
Per 1 augustus 2016 is [werkneemster] in dienst getreden bij het Ilex College.
Bij e-mail van 17 augustus 2016 heeft [werkneemster] aan [teamcoördinator] (teamcoördinator Yulius Onderwijs, Locatie Ilex College Schiedam) het volgende bericht:
“(…) Door omstandigheden kan ik helaas niet voldoen aan de door ons gemaakte afspraken, waardoor ik mij genoodzaakt zie ontslag te moeten nemen. Mijn excuses voor de ontstane situatie! (…)”
Op 5 september 2016 heeft [werkneemster] een nieuwe akte van benoeming van de Stichting ondertekend. De akte vermeldt onder meer:
“(…) Met ingang van 01-08-2016 treedt er een wijziging op in uw benoeming. De werktijdfactor voor deze benoeming bedraagt 0,4000. De benoeming vindt plaats in de functie Leraar LC. (…)”
Bij e-mail van 2 december 2016 heeft [werkneemster] aan [leidinggevende] onder meer het volgende bericht:
“(…) Zoals je weet is het me niet gelukt bij de andere school aan de slag te gaan. Dat was natuurlijk een flinke tegenvaller maar ik besloot het dan maar tot december aan te kijken en dan de overstap te maken. Inmiddels voel ik me alleen helaas nog steeds niet in staat een andere baan te aanvaarden. Ik zou uiteraard graag willen weten wat er is, maar kom er in mijn eentje niet echt uit. Is het een idee om opnieuw met de bedrijfsarts te overleggen? Kan dat? Zo ja, kan ik zelf een afspraak maken of gaat dat via jou? Hoe pak ik dit het beste aan? (…)”
In augustus 2017 heeft [werkneemster] ingestemd met een overstap binnen de Stichting naar de Hans Petrischool om twee dagen per week, conform haar benoeming van 0,4 fte, het vak handvaardigheid te gaan geven.
Op 22 november 2017 is [werkneemster] , naast haar dienstverband van 0,4 fte bij de Stichting, voor bepaalde tijd (tot 1 augustus 2018) in dienst getreden bij het Grotius College te Delft voor 1 dag per week.
Op 17 januari 2018 heeft [werkneemster] zich telefonisch ziekgemeld voor haar dienstverband van 0,4 fte bij de Stichting. De verzuimnotitie vermeldt:
“(…) [werkneemster] meldt zich ziek, geeft aan dat het niet goed gaat. Ze is niet in staat te komen werken. Geeft aan dat ze klem loopt. Dit heeft onder andere met haar verleden te maken (…) Is gerelateerd mogelijk aan IC-opname aantal jaar geleden. Daarna is ze minder gaan werken, maar dat levert haar nog niet op wat zij hoopte. (…)”
Per 1 augustus 2018 is [werkneemster] ziek uit dienst gegaan bij het Grotius College.
Door middel van een neuropsychologisch onderzoek is op 19 november 2018 vastgesteld dat [werkneemster] lijdt aan PICS (Post Intensive Care Syndroom).
[werkneemster] krijgt met terugwerkende kracht vanaf 8 mei 2018 een WIA-uitkering, gebaseerd op een 1,0 fte dienstverband. In de in verband met de aanvraag van een WIA-uitkering opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 22 februari 2019 wordt vermeld:
“(…) dat er in december 2018 een diagnose is gesteld die een verklaring geeft voor de klachten die klant sinds een aantal jaar ondervindt. Terugkijkend waren deze klachten al aanwezig bij ziekmelding per 09-05-2016 en zijn daarna blijven bestaan (…) Conclusie: 1e ziektedag is 09-05-2016. Er is sprake van een medische afzakker (…)”
Bij brief van 15 januari 2020 heeft de gemachtigde van [werkneemster] de Stichting aansprakelijk gesteld voor de schade van in totaal € 76.248,59 die [werkneemster] stelt te hebben geleden door het in juni 2016 genomen partiële ontslag.
Bij beslissing van 25 mei 2020 heeft het UWV de Stichting toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] op te zeggen, wegens kort gezegd, twee jaar ziekte. De Stichting heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] opgezegd onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding behorend bij een 0,4 fte dienstverband.