Gerechtshof Den Haag, 14-06-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:994, 200.294.039/01
Gerechtshof Den Haag, 14-06-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:994, 200.294.039/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 juni 2022
- Datum publicatie
- 22 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:994
- Zaaknummer
- 200.294.039/01
Inhoudsindicatie
Opzegging arbeidsovereenkomst na toestemming UWV wegens reorganisatie. Volgens werknemer is deze opzegging i.s.m. art. 7:669.1 of 3.a BW. Werknemer vordert echter primair schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming/handelen i.s.m. goed werkgeverschap. Kan dat?
Uitspraak
afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.294.039/01
zaaknummer rechtbank Rotterdam: 8697833 CV EXPL 20-27735
arrest van 14 juni 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.A.M. Lem te Breda,
tegen
KPN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.J. van Leeuwen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en KPN genoemd.
1 Waar deze zaak over gaat
In deze zaak heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd na toestemming van het UWV wegens een reorganisatie. De werknemer heeft een vordering ingesteld tot, kort gezegd, schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming/handelen in strijd met goed werkgeverschap. Hij wenst zijn zaak eerst beoordeeld te zien op deze grondslag en pas bij niet toewijsbaarheid van deze vordering wenst hij de route van de Wwz te volgen. Daarover loopt een afzonderlijke verzoekschriftprocedure. Daarnaast speelt een geschil in verband met een bonus.
2 Procesverloop in hoger beroep
[appellant] is bij dagvaarding van 12 april 2021 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 15 januari 2021.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben ter zitting van 5 april 2022 hun standpunten doen toelichten aan de hand van pleitaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd,- [appellant] door mr. Lem, KPN door mr. Van Leeuwen en mr. W. Heemskerk, advocaat te Den Haag. Partijen hebben bij die gelegenheid nadere stukken in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
3 Feiten, tevens bespreking grief I
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.7) de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. In grief I klaagt [appellant] dat de kantonrechter onder 2.3 als vaststaand heeft aangenomen dat [naam] ([naam]) van KPN “eerst op 27 maart 2019 aan [appellant] in een gesprek heeft meegedeeld dat [appellant] per 1 april 2019 boventallig zou worden, vanwege het vervallen van zijn functie van Manager Productmanagement”. Volgens [appellant] heeft [naam] reeds op 28 november 2018 aan hem meegedeeld dat hij op zoek moest naar een andere baan omdat hij niet zou gaan terugkeren in de nieuwe organisatie. Deze grief berust op een onjuiste lezing van het vonnis omdat daarin niet is vermeld dat de bedoelde mededeling eerst op 27 maart 2019 is gedaan.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellant], geboren op [geboortedatum], is op 5 november 2008 in dienst getreden van KPN. Laatstelijk vervulde hij bij KPN de functie van Manager Productmanagement, level PAO B, tegen een bruto maandloon van € 8.626,- exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de KPN cao niet van toepassing.
Artikel 5.1 van de laatstelijk (op 20 juni 2017) tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Aan Werknemer kan jaarlijks een bonus worden toegekend op basis van de van tijd tot tijd geldende bonusregeling. De bonusopportunity voor Werknemer bedraagt, bij aanvang van de dienstbetrekking, 20% bij On Target Performance (OTP) over het (bruto) jaarsalaris, inclusief 8% vakantie-uitkering. Werkgever kan de bonusopportunity van jaar tot jaar bijstellen.”
Nadat de ondernemingsraad daarover op 20 maart 2019 positief had geadviseerd, heeft KPN besloten per 1 april 2019 een door haar aangekondigde reorganisatie door te voeren. In dat kader heeft [naam] van KPN in een gesprek op 27 maart 2019 aan [appellant] meegedeeld dat hij per 1 april 2019 boventallig werd verklaard vanwege het vervallen van zijn functie van Manager Productmanagement.
Per begin april 2019 is [appellant] door KPN vrijgesteld van werkzaamheden.
Op 4 juli 2019 heeft KPN bij het UWV jegens [appellant] een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen ingediend. Nadat [appellant] in die procedure verweer had gevoerd, heeft het UWV bij beslissing van 30 september 2019 aan KPN toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. Het UWV heeft daartoe onder meer overwogen dat het afspiegelingsbeginsel niet aan ontslag in de weg staat en dat aannemelijk is dat binnen de herplaatsingstermijn herplaatsing van [appellant] in een passende functie niet mogelijk is.
KPN heeft bij brief van 4 oktober 2019 met gebruikmaking van de door het UWV verleende toestemming de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd zodat die met ingang van 1 december 2019 is geëindigd.