Gerechtshof Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:607, 200.288.720/01
Gerechtshof Den Haag, 25-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:607, 200.288.720/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 april 2023
- Datum publicatie
- 3 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2023:607
- Zaaknummer
- 200.288.720/01
Inhoudsindicatie
International privaatrecht. Vordering tot nakoming van verbod om sjorwerkzaamheden te doen verrichten door zeevarenden. Nederlandse rechter bevoegd op grond van art. 7 en/of art. 8 Brussel I bis-Vo?
Uitspraak
Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.288.720/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/599847 HA ZA 20-648
Arrest van 25 april 2023
in de zaak van
1 International Transport Workers' Federation,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
2. Vereinte Dienstleitungsgewerkschaft,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
appellanten,
advocaat: mr. R.J. Wybenga, kantoorhoudende in Rotterdam,
tegen
Marlow Navigation Company Limited,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
geïntimeerde,
advocaat mr. S.A. Tan, kantoorhoudende in Rotterdam,
Het hof zal partijen hierna noemen ITF, Ver.Di (en gezamenlijk ITF c.s.) en Marlow Cyprus.
1 De zaak in het kort
Deze zaak betreft een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank in een bevoegdheidsincident. ITF c.s. vorderen in de hoofdzaak, kort samengevat, nakoming van de zogenoemde Non-Seafarers Work Clause, waarin is bepaald dat sjorwerkzaamheden aan boord van schepen in beginsel niet door de bemanning maar door havenwerkers moeten worden uitgevoerd. De rechtbank heeft in een incidenteel vonnis geoordeeld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is te oordelen over de vordering van ITF c.s., voor zover ingesteld tegen Marlow Cyprus. ITF c.s. voeren in hoger beroep aan dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is. Het hof verwerpt het beroep en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de appeldagvaarding van 11 januari 2021, waarmee ITF c.s., alsmede de vereniging Nautilus International (hierna: Nautilus International), in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis in het incident van 23 december 2020 van de rechtbank Rotterdam (hierna ook: het bestreden vonnis of het vonnis waarvan beroep);
- -
-
de memorie van grieven van ITF c.s.;
- -
-
de memorie van antwoord van Marlow Cyprus, met bijlagen.
De appeldagvaarding vermeldt ook Nautilus International als appellant. Zij wordt in de memorie van grieven niet meer genoemd als appellant. Ook Marlow International refereert in haar memorie van antwoord alleen nog aan ITF c.s. en niet aan Nautilus International als wederpartij. Met partijen gaat het hof aldus ervan uit dat Nautilus International geen partij meer is in hoger beroep.
Op 29 juni 2021 heeft een schriftelijk pleidooi plaatsgevonden. Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd.