Gerechtshof Den Haag, 05-11-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2138, 200.322.001/01
Gerechtshof Den Haag, 05-11-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2138, 200.322.001/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 5 november 2024
- Datum publicatie
- 23 april 2025
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2024:2138
- Zaaknummer
- 200.322.001/01
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. Werkneemster werkt als inrichtingswerker in een penitentiaire inrichting. Twee collega's van haar hebben een gedetineerde in zijn cel fysiek mishandeld. Op grond van onder andere de verwijten dat zij niet de-escalerend heeft opgetreden en is blijven ontkennen ook de cel van de gedetineerde te zijn binnengegaan, heeft werkgever haar een disciplinaire straf opgelegd. Het geweldsincident vond plaats nadat werkneemster met goed gevolg had gesolliciteerd naar de functie van senior penitentiair inrichtingswerker, maar voordat het arbeidsvoorwaardengesprek was gevoerd. Werkneemster vordert vernietiging van het besluit tot strafoplegging en veroordeling tot nakoming van de toezegging tot bevordering. Heeft werkgever in redelijkheid tot deze strafoplegging kunnen besluiten en mocht werkgever terugkomen van de toezegging of gewekte verwachting dat werkneemster zou worden bevorderd? Belangenafweging. Het hof wijst de vorderingen af.
Uitspraak
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.322.001/01
Zaaknummer rechtbank : 9046491 \ RL EXPL 21-3278
Arrest van 5 november 2024
in de zaak van
de Staat der Nederlanden,
de minister van Justitie en Veiligheid – Dienst Justitiële Inrichtingen / PI Sittard,
zetelend te Den Haag,
appellant,
advocaat: mr. A.J. Verhagen, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.M.A. Jegers, kantoorhoudend in Heerlen.
Het hof zal partijen hierna noemen de Staat en [geïntimeerde] .
1 De zaak in het kort
Een gedetineerde is in zijn cel geslagen door en heeft knietjes gekregen van twee penitentiaire inrichtingswerkers. Werkneemster, een collega-inrichtingswerker is in verband met dit geweldsincident verweten dat zij niet de-escalerend heeft opgetreden en dat zij is blijven ontkennen ook de cel van de gedetineerde te zijn binnengegaan. Onder andere op grond van deze verwijten heeft de Staat haar een disciplinaire straf opgelegd van verplaatsing naar een andere penitentiaire inrichting voor de duur van een jaar. Werkneemster vordert dat dit besluit wordt vernietigd.
Voordat het geweldsincident plaatsvond, had werkneemster met goed gevolg een sollicitatiegesprek gevoerd voor de functie van senior penitentiair inrichtingswerker. Ten tijde van het incident had het arbeidsvoorwaardengesprek nog niet plaatsgevonden. Werkneemster vordert dat de Staat wordt veroordeeld tot nakoming van de toezegging dat zij wordt bevorderd en tot betaling van het bijbehorende salaris.
De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster toegewezen. In hoger beroep oordeelt het hof anders.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van 22 december 2022 waarmee de Staat in hoger beroep is gekomen van (blijkens de conclusie) de vonnissen van 22 juni 2021 en 11 oktober 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter);
- -
-
de memorie van grieven van de Staat, met bijlagen;
- -
-
de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met bijlagen.
Op 22 maart 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen en hun advocaten hebben de zaak toegelicht. Mr. Verhagen heeft in dat verband een notitie met als titel ‘Toelichting bewakingsbeelden Staat/ [geïntimeerde] ’ overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
3 Feitelijke achtergrond
In rov. 2.1 tot en met 2.10 van het vonnis van 22 juni 2021 heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten staan tussen partijen niet ter discussie zodat ook het hof daarvan zal uitgaan bij de beoordeling van de zaak.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
- -
-
i) [geïntimeerde] werkt sinds 14 februari 2000 voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Bij besluit van 1 november 2012 is zij bevorderd tot medior penitentiair inrichtingswerker (hierna: PIW’er) met bijbehorende schaal 6. In deze functie heeft [geïntimeerde] de afgelopen jaren in de Penitentiaire Inrichting (PI) te Sittard gewerkt met een arbeidsomvang van 27 uren per week, tegen een bruto salaris van € 2.168,52 per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
- -
-
ii) In het najaar van 2019 heeft [geïntimeerde] intern gesolliciteerd op de functie van senior PIW’er. Het sollicitatiegesprek vond plaats op 2 oktober 2019.
- -
-
iii) Het arbeidsvoorwaardengesprek was aanvankelijk eind oktober 2019 gepland. Dit gesprek is niet doorgegaan omdat een van de betrokken personen niet aanwezig was. De nieuwe datum voor het gesprek is 14 november 2019 geworden.
- -
-
iv) Op 31 oktober 2019 heeft [naam], HR-medewerker administratie van de PI Sittard, per e-mail aan [geïntimeerde] het volgende bericht gestuurd:
‘Geachte [geïntimeerde] , beste [voornaam] ,
Zoals u reeds persoonlijk is toegelicht bent u geschikt bevonden voor de functie van senior penitentiair inrichtingswerker.
Daarom nodigen wij u bij dezen uit voor het arbeidsvoorwaardengesprek.
Het gesprek zal plaatsvinden op:
Dag : donderdag 14 november 2019’.
- -
-
v) Op diezelfde dag (31 oktober 2019) heeft in de PI te Sittard, op afdeling D, een incident plaatsgevonden met gedetineerde [gedetineerde] (hierna: [gedetineerde] ). Vanuit zijn cel riep [gedetineerde] een aantal keren ‘ [voornaam] kankerhoer’. Dit had betrekking op [geïntimeerde] . Naar aanleiding daarvan besloten twee collega’s, [collega 1] (hierna: [collega 1] ) en [collega 2] (hierna: [collega 2] ), om verhaal te halen bij [gedetineerde] . [geïntimeerde] is ook meegelopen naar de cel van [gedetineerde] . [collega 3] (hierna: [collega 3] ) liep als vierde persoon mee. In de cel hebben [collega 1] en [collega 2] (fysiek) geweld tegen [gedetineerde] gebruikt. [collega 3] heeft op 4 november 2019 bij zijn afdelingshoofd melding gemaakt van het incident op 31 oktober 2019 (hierna ook: het incident).
- -
-
vi) Naar aanleiding van het incident heeft DJI een onderzoek laten uitvoeren door Bureau Integriteit (BI). Tijdens dat onderzoek is de status van [geïntimeerde] gewijzigd van getuige naar betrokkene bij het incident.
- -
-
vii) Op grond van informatie uit het onderzoek van BI heeft DJI het besluit genomen [geïntimeerde] met ingang van 22 november 2019 buitengewoon verlof te verlenen gedurende het onderzoek.
- -
-
viii) In het Onderzoeksrapport ‘Disciplinair onderzoek mevrouw [geïntimeerde] ’ van 10 februari 2020, opgesteld door BI (hierna ook: het BI-rapport), staat onder meer het volgende:
‘3.3.1 Gesprek met de heer [collega 2]
(...)
31 oktober 2019 had [collega 2] dienst op afdeling D met collega’s [geïntimeerde] , [collega 4] , [collega 1] , [collega 3] en [collega 5] .
Volgens [collega 2] riep [gedetineerde] van achter een gesloten celdeur op de derde etage ‘ [voornaam] kankerhoer’. De dag van te voren was dit ook al gebeurd (...)
[collega 2] weet niet meer wie de celdeur als eerste opende, hij was het in ieder geval niet. [collega 1] ging als eerste de cel naar binnen, daarna kwam [collega 2] . [collega 1] stond bij het hoofdeind en [collega 2] bij het voeteneind. Waar de andere collega’s stonden, weet [collega 2] niet meer.
(...)
Gesprek met de heer [collega 1]
(...)
[collega 1] zat [op 31 oktober 2019] in de teamkamer (...) en [collega 2] zat bij hem. [geïntimeerde] kwam ontdaan en geëmotioneerd de teamkamer binnen. Ze zei dat [gedetineerde] had geroepen dat zij een kankerhoer was. [collega 1] luisterde en hoorde een gedetineerde roepen: “ [voornaam] is een vieze kankerhoer”. Op dat moment knapte er iets bij [collega 1] , zo verklaart hij. En zei: “Daar gaan we wat aan doen, wat een klootzak”. Hierop zei [collega 2] ([collega 2] ): “Die gaan we aanpakken, het is klaar nu”.
(...)
Gesprek met de heer [collega 3]
(...)
[collega 3] (...) had [op 31 oktober 2019] dienst op afdeling D met collega’s [collega 2] , [collega 1] , [geïntimeerde] , [collega 5] en [collega 4] . Hij (...) hoorde vanaf de derde etage een gedetineerde schreeuwen: “ [voornaam] , vieze vuile kankerhoer”. (...)
[collega 3] liep naar beneden en zag collega’s [geïntimeerde] , [collega 2] en [collega 1] vanuit de teamkamer naar het vlak lopen. Hij voegde zich bij hen. Hij hoorde dat er werd gezegd “we gaan naar boven, we gaan dat varkentje wassen”, of zoiets. Voor de collega’s was het duidelijk dat het [gedetineerde] was die dit had geroepen. [collega 3] verklaart dat hij voorstelde om te wachten op [collega 4] omdat die op het toilet zat maar daar werd niet naar geluisterd. (...) Het was duidelijk dat al besloten was om naar [gedetineerde] zijn cel te gaan.
Van een voorbespreking – in het bijzijn van [collega 3] – is geen sprake geweest. (...)
Volgens [collega 3] stonden de heren [collega 1] en [collega 2] als eerste bij de celdeur van [gedetineerde] . Eén van de twee heeft de celdeur geopend. [collega 1] ging als eerste naar binnen, gevolg door [collega 2] .
[collega 3] zegt dat het licht genoeg was in de cel en dat hij [gedetineerde] in bed zag liggen, dekens over zich heen en zijn hoofd in het kussen. [collega 1] stond bij het hoofdeind en [collega 2] erachter.
[collega 3] kon niet zien waar [geïntimeerde] stond.
(...)
Gesprek met mevrouw [geïntimeerde]
(...)
Op 31 oktober 2019 had [geïntimeerde] dagdienst op afdeling D met [collega 1] , [collega 2] , [collega 5] , [collega 3] en [collega 4] . Zij wekte die dag de gedetineerden, zo ook [gedetineerde] . Die zat op dat moment op rapport achter de deur vanwege iets dat een paar dagen van te voren met [geïntimeerde] had plaatsgevonden.
(...)
Hierop is [geïntimeerde] naar beneden gegaan. Ze zei tegen [collega 1] dat [gedetineerde] niet wilde luchten. Vervolgens hoorde zij “ [voornaam] is een kankerhoer”. [geïntimeerde] herkende de stem van [gedetineerde] . Zij weet zeker dat de heren [collega 1] en [collega 2] , [collega 5] en [collega 3] het ook hebben gehoord. Op dat moment kwam [collega 2] ook de teamkamer in. Er werd toen door iemand (...) gezegd “we gaan verhaal halen”. De heren [collega 1] en [collega 2] liepen naar boven en [geïntimeerde] is daar achteraan gegaan gevolgd door [collega 3] .
Er is voorafgaand aan het naar boven gaan geen plan van aanpak gemaakt.
(...)
[geïntimeerde] zegt op dat moment aangeslagen te zijn geweest en mogelijk in een opwelling mee te zijn gelopen.
(...)
Conclusie ten aanzien van het overleg voorafgaand aan het incident:
Op basis van de verklaringen is vast komen te staan dat [collega 1] , [collega 2] en [geïntimeerde] op een bepaald moment voorafgaand aan het incident samen in de teamkamer waren.
[collega 5] zegt aanwezig te zijn geweest echter is er niemand die dit bevestig[t].
[collega 3] was niet in de teamkamer, die is op het vlak aangesloten bij de ingezette actie.
Vastgesteld kan worden dat er vooraf is besproken dat [gedetineerde] aangesproken zou worden. Er is geen verder plan van aanpak gemaakt hoe dit zou gebeuren en wie wat zou doen.
(...)
Conclusie ten aanzien van het openen van de celdeur en het naar binnen gaan:
Vast is komen te staan dat [collega 1] op 31/10/2019 om 07:52:44 uur de celdeur van [gedetineerde] opent en naar binnen gaat, gevolgd door [collega 2] , [geïntimeerde] en [collega 3] .
(...)
Conclusie ten aanzien van hetgeen zich in de cel afspeelde tot [gedetineerde] geboeid stond:
Het is op basis van de hiervoor staande onderzoeksresultaten aannemelijk dat [collega 1] [gedetineerde] bij binnenkomst direct heeft aangesproken op het schreeuwen naar [geïntimeerde] .
Ook is het aannemelijk dat [gedetineerde] op dat moment in zijn bed lag, vermoedelijk onder de dekens (verklaring [collega 3] ). [collega 1] heeft de gedetineerde vervolgens geslagen, zeker één keer (zoals [collega 1] zelf verklaart) maar waarschijnlijk vaker (een aantal keren zoals [gedetineerde] zegt, 5 tot 10 keer zoals [collega 3] aangeeft).
[collega 2] heeft de benen van [gedetineerde] vastgehouden. Of dit een beenklem is geweest (...) is op basis van de verklaringen niet vast te stellen.
(...)
Tijdens de worsteling met [gedetineerde] heeft [collega 2] de gedetineerde een aantal ‘knietjes’ in zijn rug/zij gegeven.
Omdat de gedetineerde geagiteerd werd door de aanwezigheid van de heren [collega 2] en [collega 1] hebben collega’s ( [collega 6] en [collega 7] ) hen gevraagd de cel te verlaten en hebben zij de actie verder afgemaakt. Door de heren [collega 6] , [collega 8] en [collega 7] is de gedetineerde vervolgens naar de isoleerafdeling gebracht.
Rol [geïntimeerde] tijdens de actie in de cel:
[geïntimeerde] zegt niet in de cel aanwezig te zijn geweest. Echter op basis van de camerabeelden is het duidelijk dat zij gedurende 23 seconden aanwezig is geweest in de cel. De cel is een kleine ruimte (ongeveer 10 m2). Het is dan ook aannemelijk dat zij heeft kunnen zien wat zich daar heeft afgespeeld. Als zij geconfronteerd wordt met de camerabeelden zegt zij zich niets van de actie te kunnen herinneren. Geen van de aanwezige collega’s verklaart dat zij een actieve rol heeft gehad tijdens het gebeuren in de cel.
Zij verklaart alarm gemaakt te hebben omdat zij ‘gestommel hoorde’.
Op de camerabeelden is te zien dat zij de cel uit loopt en haar pieper vast heeft. Het is daarom aannemelijk dat zij – zoals zij zelf verklaart – alarm gemaakt heeft.
(...)
Conclusie:
Tijdens dit onderzoek is vast komen te staan dat [geïntimeerde] – in tegenstelling tot hetgeen zij omschrijft in haar rapport – gedurende 23 seconden in de cel van [gedetineerde] is geweest. Gelet op de geringe afmeting van de cel (10m2) is het moeilijk voorstelbaar dat zij niets heeft gezien van wat zich daar heeft afgespeeld.
Na het zien van de camerabeelden verklaart zij zich niets meer te kunnen herinneren.’
( ix) Bij brief van 3 juni 2020 heeft de Staat – vertegenwoordigd door [plv vestigingsdirecteur] – [geïntimeerde] op de hoogte gesteld van het voornemen tot oplegging van de straf van verplaatsing naar PI Zuid-Oost, locatie Roermond. De brief houdt onder andere het volgende in:
‘ Verweten gedragingen
Op grond van de gedragscode DJI, het BI-rapport, de daarbij behorende twee addenda en uw reactie(s) op die stukken ben ik voornemens u de straf van een verplaatsing op te leggen op grond van Hoofdstuk 15 van de CAO Rijk. (...) Ik ben van mening dat [u] zich niet volgens de gedragscode DJI heeft gedragen/gehandeld en plichtsverzuim heeft gepleegd.
Het u verweten gedrag kan als volgt samengevat worden.
1. U heeft niet de-escalerend opgetreden richting de heren [collega 2] en [collega 1] en uw collega’s niet geholpen zich ook aan de regels te houden. U was ervan op de hoogte dat de gedetineerde aangesproken zou worden en dat dit ‘stevig’ zou gebeuren. U heeft daardoor een gebrek in professionaliteit en moreel vakmanschap getoond.
2. U heeft in uw melding in strijd met de werkelijke gebeurtenissen aangegeven dat u de cel van de gedetineerde niet betreden heeft. Ondanks de camerabeelden blijft u volhouden dat u de cel van de gedetineerde -hoe kort dit ook geweest is- niet betreden heeft. Het niet onder ogen willen zien van uw eigen handelen getuigt van een gebrek aan openheid en professionaliteit.
3. U was na het incident in de cel tezamen met de heren [collega 2] en [collega 1] in de teamkamer aanwezig. Er heeft daar een korte afstemming in uw aanwezigheid en/of met u plaatsgevonden om niet de werkelijke gebeurtenissen weer te geven. U ontkent dat er een afstemming plaatsgevonden heeft en heeft hierover niet naar waarheid verklaard.
4. U blijft ondanks de verschillende verklaringen van collega’s erin persisteren dat u alleen in de teamkamer aanwezig was nadat u alarm had gemaakt en voordat mevrouw [collega 9] u aantrof in de teamkamer. Het, ondanks meerdere getuigenverklaringen, niet onder ogen willen zien van uw eigen handelen of willen toegeven of herzien van uw standpunt getuigt van een gebrek aan openheid en professionaliteit.
De voorgaande punten leveren ieder voor zich, maar ook in onderlinge samenhang bezien (vermoedelijk) plichtsverzuim op.
Door dit (vermoedelijk) plichtsverzuim is het noodzakelijk in u stellen vertrouwen zeer ernstig geschaad en kan bij de PI Sittard geen vruchtbare samenwerking met u bereikt worden.
Voornemen
Gezien de beschadiging van het in u gestelde vertrouwen acht ik het passend u ten aanzien van het verweten gedrag/handelen u de straf van verplaatsing op te leggen. Iedere mogelijke andere straf (boete, berisping, vermindering IKB-uren, maximaal vier jaar uitsluiten van een periodieke salarisverhoging) zou betekenen dat u bij de PI Sittard zou blijven werken terwijl het vertrouwen in u en in een goede arbeidsrelatie met u is vervallen. Ik acht verplaatsing naar de PI Zuid-Oost, locatie Roermond dan ook passend.
Ik heb goede notitie genomen van de door u naar voren gebrachte (persoonlijke) omstandigheden en de door u opgesomde incidenten en gebeurtenissen van de afgelopen jaren (met name in relatie tot collega’s). Ook heeft u uw teleurstelling in de directie/management van de PI Sittard geuit.
Mede met inachtneming van deze omstandigheden acht ik een voortzetting van uw dienstverband bij een ander bevoegd gezag en (niet-historisch beladen) andere collega’s in een andere (werk)omgeving passend.’
( x) Bij brief van 18 augustus 2020 is aan [geïntimeerde] bevestigd dat haar op grond van Hoofdstuk 15 van de cao Rijk de straf van verplaatsing naar een andere werkplek (PI Zuid-Oost, locatie Roermond) wordt opgelegd. De straf is in tijd beperkt tot de duur van één jaar (1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021). Gedurende dat jaar wordt een belastbaarheidsonderzoek bij [geïntimeerde] uitgevoerd. Het einde van het jaar wordt afgesloten met een beoordeling.