Gerechtshof Den Haag, 26-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:465, 200.316.588/01
Gerechtshof Den Haag, 26-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:465, 200.316.588/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 maart 2024
- Datum publicatie
- 16 april 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2024:465
- Zaaknummer
- 200.316.588/01
Inhoudsindicatie
Werknemer heeft kinderopvangovereenkomst bij werkgever. Hof moet opzegbeding (opzegtermijn van een maand en opzeggen tegen 1e of 16e van de maand) ambtshalve toetsen of sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn 93/13. Dat is het geval nu als gevolg van het opzegbeding bij de opzegging door werknemer de maximaal toegestane opzegtermijn van een maand wordt overschreden. Het opzegbeding moet buiten toepassing blijven en werkgever kan geen aanspraak maken op een vergoeding over de opzegtermijn en de eigen bijdrage voor de maand augustus 2021.
Uitspraak
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.316.588/01
Zaaknummer rechtbank : 9544974 \ RL EXPL 21-19243
Arrest van 26 maart 2024
in de zaak van
[appellante],
wonend in [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.M.C. van der Sanden, kantoorhoudende in Den Haag,
tegen
[verweerster],
wonend in [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. D. Pieterse.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellante] en [verweerster].
1 De zaak in het kort
[appellante] heeft als pedagogisch medewerker bij [verweerster] gewerkt. Haar kinderen gingen daar ook naar de opvang, op basis van een opvangovereenkomst. Nadat de arbeidsovereenkomst eindigde heeft [appellante] de opvangovereenkomsten opgezegd. [verweerster] stelt zich op het standpunt dat [appellante] de kinderopvangkosten verschuldigd is over de opzegtermijn die meer dan 1,5 maand beloopt. Ook wil [verweerster] terugbetaling van geleende gelden.
Het hof oordeelt – anders dan de kantonrechter - dat het beding inzake de opzegtermijn in zijn geheel buiten beschouwing moet blijven omdat deze langer dan een maand beloopt. [appellante] hoeft de kinderopvangkosten daarom niet te betalen. [verweerster] heeft onvoldoende gesteld tegenover het gemotiveerde verweer van [appellante] dat zij de geleende gelden al heeft terugbetaald. Ook die gelden hoeft [appellante] niet (meer) te betalen.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van 15 september 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter Den Haag van 21 juni 2022;
- -
-
de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- -
-
de memorie van antwoord van [verweerster], met bijlagen;
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 december 2022 en de daarin genoemde bijlagen 15 tot en met 17.
3 Feitelijke achtergrond
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.2 tot en met 2.6 een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil. Het hof zal daarom van deze feiten uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellante] is op 1 december 2020 in dienst getreden van [verweerster] als pedagogisch medewerker.
Eveneens met ingang van 1 december 2020 heeft [appellante] ten behoeve van haar drie kinderen drie overeenkomsten voor opvang bij het kinderdagverblijf van [verweerster] gesloten. In twee van de drie overeenkomsten staat het volgende:
“De opzegtermijn voor het beëindigen van de opvang van het geplaatste kind bedraagt voor beide partijen 1 maand bedraagt. De opzegging dient per de eerste of de 16e van de maand schriftelijk te gebeuren”.
Deze bepaling wordt hierna aangeduid als “het opzegbeding”.
Uit afschriften van de bankrekening van [verweerster] blijkt dat zij op 24 mei 2016 een bedrag van € 1.900,- heeft overgemaakt naar een bankrekening ten name van [naam 1], met als vermelding “Geleend”. Verder blijkt uit afschriften dat [verweerster] op 17 augustus 2017 en 20 september 2017 respectievelijk € 2.200,- en € 3.000,- heeft overgemaakt naar een bankrekening ten name van [naam 2], met als vermelding “Geleend”.
[verweerster] heeft [appellante] op 8 juli 2021 op staande voet ontslagen.
Bij e-mail van 9 juli 2021 heeft [appellante] de kinderopvangovereenkomsten opgezegd.
[appellante] heeft de drie facturen voor de kinderopvang over de maand juli 2021 niet betaald (3x € 803,88 = € 2.426,64). Evenmin heeft zij de eigen bijdrage van € 96,64 voor de maand augustus 2021 betaald. [appellante] heeft de facturen voor de kosten voor kinderopvang over de maand augustus 2021 wel betaald.