Gerechtshof Leeuwarden, 20-06-2007, BA7876, 0700236
Gerechtshof Leeuwarden, 20-06-2007, BA7876, 0700236
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 juni 2007
- Datum publicatie
- 25 juni 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7876
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BH4043, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BH4043
- Zaaknummer
- 0700236
Inhoudsindicatie
Duidelijk is dat het in de bedoeling van Detrex en Pax lag appellant en de andere medewerkers van Detrex per 1 januari 2006 over te laten gaan naar Pax. Het hof noemt in dat verband het door Detrex in juni 2005 aan haar personeel meegedeelde voorgenomen besluit en de brief van 20 januari 2006 (zie onder 2.4 van de vaststaande feiten), alsmede het ten pleidooie door appellant erkende feit dat de directeur van Pac ([directeur]) in december 2005 bij appellant thuis is geweest, onder meer om de nieuwe situatie (welke per 1 januari 2006 voor [appellant] en zijn collega's zou ontstaan), nog eens uit te leggen en het positieve advies van de ondernemingsraad van Detrex inzake de voorgenomen overgang van het personeel (door Pax gesteld en door [appellant] niet betwist). Ten pleidooie is vast komen te staan dat aan de betrokken collega's van appellant in maart of april 2006 door Pax een nieuwe arbeidsovereenkomst ter ondertekening is toegestuurd. Een dergelijke arbeidsovereenkomst is niet aan appellant toegezonden omdat, zo heeft Pax verklaard, appellant voordien in woord (in ieder geval tijdens de woordenwisseling op 6 februari 2006, zie het beroepen vonnis onder 3.6) en gebaar (terugstorten van het van Pax ontvangen loon over januari 2006) duidelijk te kennen had gegeven niet bij Pax in dienst te willen treden. Alhoewel het wellicht in de rede had gelegen indien Pax - al dan niet op instigatie van Detrex - appellant door toezending van de arbeidsovereenkomst nog een mogelijkheid had geboden op zijn schreden terug te keren, en hoewel het - onder omstandigheden - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn dat een aanbod als het onderhavige wordt herroepen omdat het niet tijdig is aanvaard (zie in dit verband HR 19 maart 2004, NJ 2006, 45), kan - naar het voorlopige oordeel van het hof - niet worden vastgesteld dat [appellant] op enig moment het aanbod om per 1 januari 2006 bij Pax in dienst te treden heeft aanvaard, zodat voorshands niet kan worden geoordeeld dat tussen Pax en [appellant] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.
Uitspraak
Arrest d.d. 20 juni 2007
Rolnummer 0700236
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. P. Stehouwer,
tegen
Pax Ingerated Logistics,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Pax,
procureur: mr. P. van der Sluis.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 8 maart 2007 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 4 april 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Pax tegen de zitting van 18 april 2007.
De grieven zijn opgenomen in de appeldagvaarding. De conclusie van deze dagvaarding luidt:
"het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen, gewezen op 8 maart 2007, tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerde te veroordelen tot betaling van:
A een bedrag van bruto € 40.820,67, zijnde het loon inclusief vakantietoeslag over de periode 1 januari 2006 tot 8 maart 2007;
B de wettelijke verhoging van 50% over het gevorderde bedrag sub A;
C een bedrag van € 1.540,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
D de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
E de kosten van het geding in beide instanties, het griffierecht daaronder begrepen."
Er is ter rolle mondeling van eis geconcludeerd.
Bij memorie van antwoord is door Pax verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appellant in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep af te wijzen en het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden, sector Kanton, locatie Heerenveen van 8 maart 2007 te bekrachtigen - zonodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden - en appellant te veroordelen in de kosten van het appèl."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Met betrekking tot grief I:
2. De kantonrechter heeft de vraag of er op enig moment een arbeidsovereenkomst is ontstaan tussen Pax en [appellant] ontkennend beantwoord. De grief bestrijdt deze beslissing en hetgeen daaraan ten grondslag ligt.
3. Het hof overweegt het volgende.
Ingevolge de op 25 september 2003 tussen Sara Lee/DE International BV en Pax gesloten "Raamovereenkomst voor het verlenen van Diensten" (productie 3 bij de dagvaarding in eerste aanleg) zijn alle werkzaamheden met betrekking tot de im- en exportdocumentatie, - declaraties, palletbeheer, vervoer etc. van Sara Lee/DE International BV met ingang van 28 september 2003 overgedragen aan het speciaal daartoer opgerichte) bedrijf Pax Integrated Logistics (in deze procedure aangeduid als Pax).
Voor zover hierbij sprake was van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7: 662 BW, had dat geen consequenties voor het betrokken personeel, nu
- naar als gesteld en niet weersproken tussen partijen vaststaat - het personeel dat voorheen bedoelde werkzaamheden verrichtte inmiddels niet meer bij Sara Lee/DE International BV in dienst was. [appellant] en zijn collega's waren immers uitdrukkelijk akkoord gegaan met indiensttreding bij Detrex B.V. (hierna te noemer Detrex) per 28 september 2003.
4. Van overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7: 662 BW was - naar het voorlopig oordeel van het hof - geen sprake op 1 januari 2006, nu niet is gesteld of gebleken dat de ondernemingsactiviteiten van Detrex per die datum door Pax zijn overgenomen.
5. Uit het hiervoor overwogene volgt dat onder de gegeven omstandigheden van een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Pax enkel sprake kan zijn indien een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen door een daarop gericht, door Pax gedaan aanbod, hetwelk door [appellant] is aanvaard.
6. Duidelijk is dat het in de bedoeling van Detrex en Pax lag [appellant] en de andere medewerkers van Detrex per 1 januari 2006 over te laten gaan naar Pax. Het hof noemt in dat verband het door Detrex in juni 2005 aan haar personeel meegedeelde voorgenomen besluit en de brief van 20 januari 2006 (zie onder 2.4 van de vaststaande feiten), alsmede het ten pleidooie door [appellant] erkende feit dat de directeur van Pac ([directeur]) in december 2005 bij [appellant] thuis is geweest, onder meer om de nieuwe situatie (welke per 1 januari 2006 voor [appellant] en zijn collega's zou ontstaan), nog eens uit te leggen en het positieve advies van de ondernemingsraad van Detrex inzake de voorgenomen overgang van het personeel (door Pax gesteld en door [appellant] niet betwist).
7. Ten pleidooie is vast komen te staan dat aan de betrokken collega's van [appellant] in maart of april 2006 door Pax een nieuwe arbeidsovereenkomst ter ondertekening is toegestuurd. Een dergelijke arbeidsovereenkomst is niet aan [appellant] toegezonden omdat, zo heeft Pax verklaard, [appellant] voordien in woord (in ieder geval tijdens de woordenwisseling op 6 februari 2006, zie het beroepen vonnis onder 3.6) en gebaar (terugstorten van het van Pax ontvangen loon over januari 2006) duidelijk te kennen had gegeven niet bij Pax in dienst te willen treden.
Alhoewel het wellicht in de rede had gelegen indien Pax - al dan niet op instigatie van Detrex - [appellant] door toezending van de arbeidsovereenkomst nog een mogelijkheid had geboden op zijn schreden terug te keren, en hoewel het - onder omstandigheden - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn dat een aanbod als het onderhavige wordt herroepen omdat het niet tijdig is aanvaard (zie in dit verband HR 19 maart 2004, NJ 2006, 45), kan - naar het voorlopige oordeel van het hof - niet worden vastgesteld dat [appellant] op enig moment het aanbod om per 1 januari 2006 bij Pax in dienst te treden heeft aanvaard, zodat voorshands niet kan worden geoordeeld dat tussen Pax en [appellant] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.
8. De grief faalt.
Met betrekking tot grief II:
9. Het falen van grief I brengt mede dat de door [appellant] gevorderde voorlopige voorzieningen terecht zijn geweigerd, zodat ook grief II, die het tegendeel betoogt, geen doel treft.
De slotsom.
10. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris procureur: 3 punten, tarief IV).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Pax tot aan deze uitspraak op € 251,-- aan verschotten en € 4.893,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter, en mrs. Zuidema en Overtoom, raden, en uitgesproken door mr. Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 juni 2007.