Gerechtshof Leeuwarden, 22-01-2010, BL0299, 24-002824-08
Gerechtshof Leeuwarden, 22-01-2010, BL0299, 24-002824-08
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 januari 2010
- Datum publicatie
- 22 januari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2010:BL0299
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BT6362, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BT6362
- Zaaknummer
- 24-002824-08
Inhoudsindicatie
Groninger hiv-zaak. Verdachte heeft samen met een medeverdachte een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade met het hiv-virus besmet door hen in te spuiten dan wel te injecteren met besmet bloed. Bij een vijfde man hebben zij dit geprobeerd, maar is het mislukt. De beantwoording van de vraag of er een causaal verband bestaat tussen het injecteren van besmet bloed door verdachten en de geconstateerde hiv-infecties bij de vier aangevers dient te geschieden aan de hand van de maatstraf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van het handelen van verdachten aan hen kan worden toegerekend. Deze (juridische) toerekening van gevolgen aan verdachten is redelijk, indien de aan hen verweten gedraging naar haar aard geschikt was om het ingetreden gevolg (hiv-besmetting) teweeg te brengen of het gevaar daarvoor (in relevante mate) te vergroten. Dat de aangevers door onbeschermd seksueel verkeer besmet zijn geraakt is niet ondenkbaar, maar de kans op die mogelijkheid is zoveel kleiner dan bij het injecteren met besmet bloed dat deze alternatieve gang van zaken niet in de weg staat aan een redelijke toerekening van de hiv-besmettingen aan (het doelbewuste handelen van) de verdachten.
Uitspraak
Parketnummer: 24-002824-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-630120-07
Arrest van 22 januari 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 12 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6, 7 primair, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde en heeft hem ter zake van het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 5 subsidiair, 7 subsidiair, 12, 13A, 13B, 14, 15A, 15B, 16A en 16B ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 17 april 2009, 8, 9 en 10 juni 2009, 14 september 2009 en 7 en 8 januari 2010 alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 augustus 2007, 5 november 2007, 28 januari 2008, 21 april 2008, 16 juli 2008 en 13, 14, 15, 16, 17 en 31 oktober 2008.
Omvang van het hoger beroep
Zowel de officier van justitie als verdachte hebben op respectievelijk 19 november 2008 en 24 november 2008 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Weliswaar wordt in de akte rechtsmiddel waarbij verdachte hoger beroep heeft ingesteld vermeld dat het beroep zich met name richt tegen de feiten 1, 3, 7, 12 en 13, maar uit deze bewoordingen blijkt onvoldoende - ondanks hetgeen de raadsman hieromtrent ter terechtzitting van het hof d.d. 17 april 2009 heeft betoogd - dat beoogd was het beroep slechts tegen deze feiten in te stellen, met uitsluiting van de overige feiten.
Op grond van het bepaalde in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering mag degene die hoger beroep heeft ingesteld, dit hoger beroep uiterlijk tot de aanvang van de behandeling ter zitting (partieel) intrekken. In de jurisprudentie is deze regel versoepeld, in die zin dat het beroep aan het begin van een zitting kan worden ingetrokken indien het hof op dat moment nog geen onderzoek ten gronde heeft verricht.
De behandeling van de onderhavige zaak in hoger beroep is aangevangen op 17 april 2009 en is voortgezet op 8, 9 en 10 juni 2009, 14 september 2009 en 7 en 8 januari 2010. De advocaat-generaal heeft het hoger beroep bij akte van 8 april 2009 - derhalve vóór aanvang van de behandeling van de zaak ter zitting - ingetrokken voor wat betreft de feiten 2, 6, 8 en 10.
De verdachte heeft het hoger beroep bij akte van 9 juni 2009 - derhalve ná aanvang van de behandeling van de zaak ter zitting - ingetrokken voor zover het de feiten 2, 4, 6, 8, 9, 10, 11, 14, 15A, 15B, 16A en 16B betreft. Nu het hof op laatstgenoemde datum reeds onderzoek ten gronde had verricht, kan aan de partiële intrekking van het hoger beroep door verdachte - ondanks hetgeen het hof, teneinde duidelijkheid te krijgen van de zijde van de verdediging, hieromtrent ter zitting heeft aangegeven - geen gevolg worden gegeven.
Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2, 4, 6, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu tegen een dergelijke beslissing ingevolge artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering voor verdachte geen hoger beroep openstaat.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het - na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep - onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 7 subsidiair, 9 primair, 11, 12, 13A subsidiair, 13B subsidiair, 13C subsidiair, 13D primair, 13E subsidiair, 13G primair, 13H primair, 13J primair, 14, 15A, 15B, 16A en 16B ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang en overeenkomstig de dagvaarding met daarin aangebracht de wijzigingen die in eerste aanleg en in hoger beroep zijn toegelaten - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 1], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de anus en/of de bil te injecteren en/of in de anale holte en/of bij de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 1] met HIV besmet bloed in de anus en/of in de bil heeft geïnjecteerd en/of in de anale holte en/of bij de anus heeft gespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aange[aangever 2], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 2], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de anus en/of de bil te injecteren en/of in de anale holte en/of bij de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 2] met HIV besmet bloed in de anus en/of in de bil heeft geïnjecteerd en/of in de anale holte en/of bij de anus heeft gespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 3], opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met die [aangever 3], opzettelijk onbeschermde seks te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) drager(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risicoverhogende omstandigheden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 3], althans een poging tot zodanige penetratie;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 3], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met die [aangever 3], onbeschermde seks heeft gehad, althans getracht heeft te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) drager(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risicoverhogende omstandig-heden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 3], althans een poging tot zodanige penetratie, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 4], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 4], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voor-genomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 4], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 4], met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 5], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [aangever 5], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 5], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 5] met HIV besmet bloed in de bil en/of de anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [aangever 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met die [aangever 6], opzettelijk onbeschermde seks te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) drager(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risicoverhogende omstandig-heden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 6];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006 in de gemeente [gemeente b], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk aan een persoon, te weten [aangever 6], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met die [aangever 6] onbeschermde seks heeft gehad, althans getracht te hebben, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dragers(s) waren/was van het HIV-virus, en/of terwijl de (onbeschermde) seksuele handelingen (tevens) plaatsvonden onder bijzondere, risicoverhogende omstandigheden, te weten dubbele anale penetratie van die [aangever 6], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11.
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 februari 2007, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, roekeloos, althans grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig is geweest door onbeschermd (anaal) seksueel contact te hebben met een persoon, te weten [aangever 7], terwijl hij en/of zijn mededader drager(s) waren/was van het HIV-virus, waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is geweest dat die [aangever 7] zwaar lichamelijk letsel, te weten een HIV-besmetting, heeft bekomen;
12.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voor-genomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon, te weten [aangever 8], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 8] met HIV besmet bloed in zijn bil en/of anus heeft geïnjecteerd en/of ingespoten, althans heeft getracht te injecteren en/of in te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed telkens een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
13A.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 1] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 1], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 1] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 1] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 1] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 1] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 1] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 1] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 1] tot gevolg heeft gehad;
13B.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 2] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 2], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 2] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 2] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 2] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 2] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 2] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 2] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 2] tot gevolg heeft gehad;
13C.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 4] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 4] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 4], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 4] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 4] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 4] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 4] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 4] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 4] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 4] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 4] tot gevolg heeft gehad;
13D.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2006, aan de [straat b] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 9] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 9] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 9], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis in de anus van die [aangever 9] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 9] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2006, aan de [straat b] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 9] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 9] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis tegen de anus van die [aangever 9] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 9] tot gevolg heeft gehad;
13E.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 5] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 5] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 5], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 5] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 5] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 5] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a] en/of de gemeente [gemeente b], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 5] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 5] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met HIV besmet) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 5] geïnjecteerd en/of (met HIV besmet) bloed in of bij de anus van die [aangever 5] gespoten, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 5] tot gevolg heeft gehad;
13F.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente b], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 6] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 6] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 6], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn/hun vinger(s) in de anus van die [aangever 6] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of (zich) door die [aangever 6] laten pijpen, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 6] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente b], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 6] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 6] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn/hun vinger(s) tegen de anus van die [aangever 6] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of die [aangever 6] gepijpt, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 6] tot gevolg heeft gehad;
13G.
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 januari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 10] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 10] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 10], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn vinger(s) in de anus van die [aangever 10] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of (zich) door die [aangever 10] laten pijpen, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 10] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 januari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 10] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 10] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn vinger(s) tegen de anus van die [aangever 10] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of zich door die [aangever 10] anaal laten penetreren, en/of die [aangever 10] gepijpt, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 10] tot gevolg heeft gehad;
13H.
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 februari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [aangever 7] van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader (telkens) wist(en) dat die [aangever 7] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 7], hebbende verdachte en/of zijn mededader, drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn/hun vinger(s) in de anus van die [aangever 7] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht, en/of (zich) door die [aangever 7] laten pijpen en/of zijn/hun tong in de mond van die [aangever 7] gebracht en/of gehouden, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 7] tot gevolg heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 februari 2007, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [aangever 7] van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader (telkens) wist(en) dat die [aangever 7] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), drager(s) van het HIV virus, (telkens) zijn/hun penis en/of zijn/hun vinger(s) en/of (andere) voorwerp(en) in de anus van die [aangever 7] geduwd/gedrukt/ gestoten/gebracht en/of die [aangever 7] gepijpt en/of zijn/hun tong tegen de mond van die [aangever 7] gebracht en/of gehouden, terwijl dit misdrijf zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) voor die [aangever 7] tot gevolg heeft gehad;
13I.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 8] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 8] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 8], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 8] geïnjecteerd althans, getracht te injecteren en/of bloed in de anale holte van die [aangever 8] gespoten althans getracht te spuiten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], althans in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 8] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangever 8] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) bloed in de anus en/of de bil van die [aangever 8] geïnjecteerd althans, getracht te injecteren en/of bloed in of bij de anale holte van die [aangever 8] gespoten, althans getracht te spuiten;
13J.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2005, in de gemeente [gemeente a], meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 11] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 11] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 11], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) zijn/hun penis in de anus van die [aangever 11] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2005, in de gemeente [gemeente a], meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [aangever 11] van wie hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die [aangever 11] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) zijn/hun penis tegen de anus van die [aangever 11] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht;
14.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a], en/of/althans (elders) in Nederland meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk hoeveelheden en/of een hoeveelheid injectiespuiten en/of naalden en/of klisma's en/of plaspillen/medicijnen, in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan verpleeghuis [verpleeghuis] en/of [stichting], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als verpleegkundige/oproep-kracht werkzaam in dat verpleeghuis, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
15.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente b] en/of [gemeente a] en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente b], en/of [gemeente a] en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
16.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en/of
hij op of omstreeks 12 mei 2007 in de gemeente(n) [gemeente a] en/of [gemeente b] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboter-zuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Korte samenvatting van de ten laste gelegde feiten
In de ten laste gelegde feiten onder 1, 3, 4, 5, 7, 9 en 12 gaat het om het opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) door het inspuiten dan wel injecteren met hiv-besmet bloed (feiten 1, 3, 5 en 7), een poging daartoe (feit 12), en door een dubbele anale penetratie (feiten 4 en 9).
Feit 11 betreft het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) door schuld.
In de feiten 13A t/m 13J gaat het om het seksueel binnendringen van het lichaam van dan wel het ontucht plegen met onmachtigen.
Feit 14 betreft verduistering in dienstbetrekking, de feiten 15 en 16 overtredingen van de Opiumwet.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feiten 1, 3, 5, 7 en 12
Verdachte (hierna ook wel te noemen: [verdachte]) wordt verweten dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook wel te noemen: [medeverdachte 1]) een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) heeft toegebracht en bij een vijfde een poging daartoe heeft gedaan.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof in algemene zin aangevoerd dat de verklaringen van zowel aangevers als [medeverdachte 1] slechts bruikbaar zijn voor het bewijs voor zover zij steun vinden in objectieve gegevens. Er is - in de woorden van de raadsman - meer dan voldoende aanleiding om aan te nemen dat de verklaringen op belangrijke onderdelen onbetrouwbaar zijn.
In essentie komt zijn betoog erop neer dat aangevers, als bezoekers van seksfeesten waar iedereen het (onbeschermd) met iedereen deed, naderhand (op een voorlichtingsbijeenkomst) met elkaar hebben gesproken, elkaar hebben beïnvloed en uiteindelijk hun eigen rol in het geheel zullen hebben verkleind. Onder die omstandigheden deden zij (pas veel later) aangifte.
Ook de verklaring van [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar omdat hij volgens de raadsman bij herhaling heeft aangegeven zich nauwelijks meer iets te kunnen herinneren. Gewezen is op [medeverdachte 1] vijfde verklaring (afgelegd op 23 mei 2007) met betrekking tot aangevers [aangever 4] en [aangever 5]. [medeverdachte 1] had er bovendien belang bij zijn eigen rol kleiner voor te stellen dan die in werkelijkheid was geweest.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt, waarbij het hof het verweer van de raadsman aldus verstaat dat hij ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers voor zover die betrekking hebben op de feiten 1, 3, 5, 7 en 12 ter discussie heeft willen stellen.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Aangever [aangever 2] heeft op 23 juni 2006 een informatief gesprek gevoerd met de politie, waarin hij aangaf dat hij bijeenkomsten had bezocht in een woning aan de [straat a] in [gemeente a], waar hij seks had gehad met zowel verdachte als met [medeverdachte 1]. [aangever 2] verklaarde dat hij tijdens een van deze bezoeken een prik had gevoeld, terwijl hij op zijn buik op een matras lag. Op dat moment waren alleen hijzelf, verdachte en [medeverdachte 1] in de woning aanwezig. [aangever 2] meldde in het informatieve gesprek dat hij dit voorval met een andere bezoeker van de bijeenkomsten had besproken, dat die bezoeker een soortgelijke ervaring had gehad en dat beiden hun ervaringen op dit punt hadden uitgewisseld. Uit het dossier blijkt dat het hier om aangever [aangever 8] gaat. [aangever 2] kon naar eigen zeggen met betrekking tot het prikken slechts aan twee dingen denken: óf hij was geïnjecteerd met een spierontspannend middel óf met besmet bloed.
Aangever [aangever 8] heeft in juli 2006 een informatief gesprek gevoerd met de politie.
Het politieonderzoek, dat door het ontbreken van aangiftes op enig moment was stopgezet, werd in februari 2007 opnieuw gestart naar aanleiding van de aangifte van een zedendelict tegen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna ook wel te noemen: [medeverdachte 2]). Tevens werd er op 9 maart 2007 een voorlichtingsbijeenkomst gehouden, waarbij onder meer vertegenwoordigers van de GGD, de politie en het openbaar ministerie aanwezig waren. Ook [aangever 2] bevond zich onder de aanwezigen.
[verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden op 13 mei 2007 door de politie aangehouden. In het huis van [verdachte] werd de zogenoemde "[mr. P.]-brief" aangetroffen, waarover hierna meer. In het verhoor van 23 mei 2007 bekende [medeverdachte 1] dat hij samen met [verdachte] aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5] bewust had ingespoten/geïnjecteerd met hiv-besmet bloed, in het verhoor van 5 juni 2007 bekende hij dat hij en [verdachte] dat bij [aangever 8] geprobeerd hadden. In de loop van de nadere verhoren (in totaal 23) heeft [medeverdachte 1] aangegeven hoe een en ander had plaatsgevonden en heeft hij vele details gegegeven, ook ten aanzien van [aangever 4] en [aangever 5]. [medeverdachte 1] is tijdens de loop van de procedure bij zijn - ook voor hemzelf zeer belastende - verklaringen over hetgeen er was gebeurd met [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8] gebleven.
[aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8] hebben in de maanden mei en juni 2007 aangifte gedaan. Daarin hebben zij zonder uitzondering ook verklaard onbeschermde seksuele contacten te hebben gehad, onder meer op de bijeenkomsten die door verdachten werden georganiseerd.
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de hiervoor genoemde aangevers noch aan die van [medeverdachte 1]. Aangevers droegen blijkens de inhoud van hun verklaringen weinig tot geen kennis van het inspuiten/injecteren, omdat zij daarvan weinig en soms zelfs in het geheel niets bleken te hebben gemerkt. In zoverre zijn hun verklaringen dus ook niet "vervuild" met, dan wel "gekleurd" door verkregen informatie van andere aangevers. Voor zover zij inlichtingen hebben kunnen verstrekken over wat er is gebeurd valt op dat die op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 1]. Van een uitwisseling van informatie op dit punt tussen aangevers en [medeverdachte 1] is niet gebleken.
Het hof bezigt de verklaringen van [medeverdachte 1] en aangevers tot het bewijs en gaat met betrekking tot de hier aan de orde zijnde feiten uit van de gang van zaken zoals geschetst door [medeverdachte 1] en aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8].
Feiten
De feitelijke gang van zaken komt in de kern op het volgende neer.
Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] organiseerden in 2005 en 2006 met regelmaat bijeenkomsten waarop deelnemers met elkaar seksuele handelingen (konden) verricht(t)en. Die bijeenkomsten waren bedoeld voor homoseksuele mannen. Via onder meer de website Chatboy.nl werden de contacten gelegd, ook werden potentieel geïnteresseerden geworven via door homoseksuelen gefrequenteerde plaatsen of gelegenheden. Het doel van de bijeenkomsten was seks; dat kon beschermd (met condoom) of onbeschermd gebeuren. De bijeenkomsten werden gaandeweg ook wel omschreven als seksparty's. Er was op de locaties waar de bijeenkomsten plaatsvonden voor de bezoekers, naast alcoholhoudende drank, XTC (MDMA), GHB, Viagra en/of Kamagra beschikbaar. Zowel verdachte, zijn medeverdachte(n) als de bezoekers gebruikten tijdens de party's veelal een of meer van deze middelen. Seks, drank en drugs, daar was het betrokkenen om te doen.
[medeverdachte 1] was besmet met het hiv-virus. Hij wist dat sinds april 2005. Verdachte, die (ook) met [medeverdachte 1] een (intieme) relatie had, wist dit ook. Verdachte heeft op enig moment met [medeverdachte 1] besproken dat hij het idee had om anderen met het hiv-virus te besmetten. (1) De achterliggende gedachte was een groep hiv-besmette mannen om hen heen te hebben, waardoor zij onbezorgd seks konden hebben. [verdachte] heeft bevestigd, toen hij ter zitting van de rechtbank met de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt werd geconfronteerd, dat hij daarover met [medeverdachte 1] heeft gesproken. (2) Dit idee is in daden omgezet. [aangever 1] was de eerste die ze doelbewust wilden besmetten. Vanaf augustus 2005 hebben verdachte en [medeverdachte 1] vier mannen ingespoten of geïnjecteerd met het hiv-besmette bloed van [medeverdachte 1]. Het bloed, dat werd ingespoten of geïnjecteerd, werd telkens kort voor het inspuiten of injecteren met dat doel door [verdachte] met een naald uit [medeverdachte 1]' arm gehaald. [verdachte] (een verpleegkundige op hbo-niveau) zorgde voor de benodigde spuiten en naalden, [verdachte] bepaalde op welke manier ingespoten werd en bepaalde de plek waar geïnjecteerd moest worden.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben in het weekend van 11 en 12 augustus 2005 hiv-besmet bloed in de anus van aangever [aangever 1] gespoten. Hij was speciaal voor dat doel uitgenodigd. [aangever 1] werd op 20 december 2005 hiv-positief bevonden.
In 2006 hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] voorts op verschillende momenten drie mannen, te weten [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5], in een bil geïnjecteerd met hiv-besmet bloed van [medeverdachte 1]. [aangever 2] en [aangever 4] werden in het voorjaar van 2006 geïnjecteerd. Bij [aangever 5] vond dit plaats tussen mei en 24 september 2006 van dat jaar. [aangever 2] bleek op 1 mei 2006 hiv-positief, [aangever 4] en [aangever 5] in mei 2006 respectievelijk op 29 september 2006. In het voorjaar van 2006 hebben verdachte en [medeverdachte 1] een vierde man, [aangever 8], wel met een injectienaald in zijn bil geprikt, maar het met hiv-besmette bloed vervolgens niet daadwerkelijk kunnen injecteren.
Opzet
Uit de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor in het kort weergegeven, blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] samen het plan hadden opgevat een aantal mannen met het hiv-virus te besmetten. De eerste keer gebeurde dat door inspuiten van besmet bloed met een injectiespuit zonder naald, de andere keren werd gebruik gemaakt van een injectiespuit met naald.
Het gevaarzettend karakter van dit handelen is een feit van algemene bekendheid, zeker in kringen van homoseksuele mannen en al helemaal als er ook nog bijzondere medische kennis voorhanden is, zoals bij verdachte. De bewering van verdachte dat hij zich niet van het gevaar van het inspuiten (zonder naald) bewust is geweest, stelt het hof als ongeloofwaardig terzijde. Dat hij zich wel degelijk bewust was van het gevaar blijkt bovendien uit zijn verklaring bij de rechtbank, waarin hij aangaf bang te zijn geweest om besmet te raken en (het hof leest: daarom) "bloed op bloed" contact te hebben vermeden. (3)
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat besmetting met het hiv-virus ook daadwerkelijk de uitdrukkelijke bedoeling van hem en [verdachte] is geweest bij het inspuiten/injecteren van besmet bloed.
In dit verband verdient opmerking de brief van 31 december 2006, gericht aan "[mr. P.]", met wie [verdachte] bedoeld werd, waarin [medeverdachte 1] op verzoek van [verdachte] de verrichtingen op dit punt beschreef. Die brief werd later bij [verdachte] thuis aangetroffen. Ook uit die brief blijkt van het willens en wetens besmetten van een aantal personen. [medeverdachte 1] schreef:
"Ik, [medeverdachte 1], heb bewust mijn meester besmet en naast hem nog vele anderen zoals [J.], [R.], [K.] en [E.]. De meeste gasten heb ik een injectie gegeven met mijn eigen poz-bloed." (4)
Gelet op de geschetste feitelijke gang van zaken, de verklaringen van de aangevers, voormelde brief van [medeverdachte 1] aan [verdachte] en de door [medeverdachte 1] afgelegde bekennende verklaringen acht het hof bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de hun verweten gedragingen ten aanzien van de aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8] willens en wetens hebben gericht op het (toebrengen van) zwaar lichamelijk letsel, te weten een besmetting met het hiv-virus aan/van die [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8].
Nu het hof doelgericht handelen bewezen acht, behoeven de beschouwingen van de raadsman over een door hem voorgestane verwerping van een voorwaardelijk opzet-redenering geen nadere bespreking.
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat voor bewezenverklaring van voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Ten aanzien van aangever [aangever 1] geldt dat [verdachte] [aangever 1] had uitgenodigd voor een logeerweekend met het doel om hem dan met het hiv-virus te besmetten en voorts dat ook [medeverdachte 1] wist dat de besmetting van [aangever 1] dan zou plaatsvinden. Daarbij kent het hof betekenis toe aan het feit dat het inspuiten met besmet bloed ook daadwerkelijk dat weekend heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van aangevers [aangever 2], [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 8] leidt het hof uit de feitelijke gang van zaken voorafgaande aan het daadwerkelijke injecteren af dat verdachte en zijn medeverdachte bovenomschreven gelegenheid hebben gehad. Het injecteren van deze aangevers werd voorafgegaan door het door [verdachte] aftappen van bloed uit de arm van [medeverdachte 1], waartoe die arm eerst werd afgebonden. Dit afbinden en aftappen gebeurde in de keuken, terwijl het daadwerkelijk injecteren vervolgens in de woonkamer plaatsvond. Dat deze tijd, waarin de voorbereidingen werden getroffen, beschikbaar was geldt overigens ook voor de besmetting van [aangever 1].
In alle gevallen was er (meer dan) voldoende gelegenheid om over de voorgenomen daad na te denken en zich er rekenschap van te geven, zodat het hof handelen met voorbedachten rade bewezen acht.
Causaal verband
Zoals hiervoor overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging willens en wetens het met het hiv-virus besmette bloed van (de niet met anti-hiv medicijnen behandelde) [medeverdachte 1] hebben ingespoten/ geïnjecteerd bij een aantal mannen. Die mannen bleken niet lang daarna hiv-besmet te zijn.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben betoogd dat ontoereikend bewijs voorhanden is voor een causaal verband tussen de gedragingen (inspuiten/injecteren) en de geconstateerde gevolgen (hiv-besmetting). Onvoldoende valt uit te sluiten dat de aangevers op een andere manier dan via het inspuiten/injecteren van [medeverdachte 1]' bloed zijn besmet. Hierbij heeft voor hen (kennelijk) een rol gespeeld dat de seksparty's werden bezocht door een groot aantal mannen en dat er zowel op de feesten als daarbuiten in wisselende samenstellingen (onbeschermde) seks werd bedreven. De advocaat-generaal en de verdediging menen dat het causale verband tussen het inspuiten met hiv-besmet bloed en de later bij die aangevers geconstateerde besmetting niet kan worden aangetoond, zodat verdachte van - in ieder geval - de primair ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit standpunt.
Om tot bewezenverklaring van het voltooide delict van de artikelen 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het door [verdachte] en [medeverdachte 1] inspuiten of injecteren met hiv-besmet bloed en het zwaar lichamelijke letsel, de hiv-besmetting.
De beantwoording van de vraag of een dergelijk causaal verband bestaat, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van het handelen van [verdachte] en [medeverdachte 1] aan hen kan worden toegerekend. Deze (juridische) toerekening van gevolgen aan verdachten is redelijk, indien de aan hen verweten gedraging naar haar aard geschikt was om het ingetreden gevolg (hiv-besmetting) teweeg te brengen of het gevaar daarvoor (in relevante mate) te vergroten. In zo'n geval doorbreken (eventuele) tussenkomende factoren de causaliteitsketen in beginsel niet. Aan bewezenverklaring van dat causale verband staat voorts niet in de weg dat niet geheel kan worden uitgesloten dat (latere) handelingen van derden (mede) hebben geleid tot het ingetreden gevolg.
Het hof heeft kennisgenomen van de rapporten (5) van de deskundige prof. dr. S.A. Danner en zijn verklaringen ter zitting van de rechtbank d.d. 14 oktober 2008 en ter zitting van het hof op 9 juni 2009. Op grond van zijn deskundigheid op het gebied van hiv en aids en zijn jarenlange onderzoek naar en ervaring met hiv-besmette personen, schat hij de kans op besmetting zowel door het anaal inspuiten als het - subcutaan, intramusculair of intraveneus - injecteren van een (zeer) kleine hoeveelheid bloed (1-2 ml) van een persoon, die de gemiddelde viral load heeft van een onbehandelde hiv-infectie, groot tot zeer groot. Hij schat de kansen respectievelijk 1:30 of hoger, 1:5, 1:2 en 1: 1,2.
De kans op besmetting bij onbeschermde (anale) penetratie door iemand die met hiv is besmet en daarvoor niet medicamenteus wordt behandeld wordt volgens Danner in de kring van virologen en andere deskundigen op dit gebied geschat op 1: 300 tot 500.
Het hof neemt de conclusies van de deskundige over. Voor het hof staat op basis daarvan in voldoende mate vast dat het injecteren van hiv-besmet bloed - ongeacht of dat feitelijk subcutaan, intramusculair of intraveneus heeft plaatsgevonden, dan wel door inspuiten in de anus - op de wijze en onder de omstandigheden zoals door [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de verschillende aangevers is uitgevoerd, (telkens) naar zijn aard (uitermate) geschikt was om een hiv-besmetting teweeg te brengen of het gevaar daarvoor significant te vergroten.
Voorts hecht het hof waarde aan de resultaten van het (afzonderlijk uitgevoerde) fylogenetisch onderzoek van de deskundigen prof. dr. A-M. Vandamme en prof. dr. B. Berkhout. Vandamme gaat op grond van haar onderzoek uit van een transmissieketen tussen de (meeste) verdachten en de aangevers in deze zaak (o.a. [verdachte], [medeverdachte 1], [aangever 1], [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5]), maar kan over de transmissierichting geen uitspraak doen. Evenmin kan zij aangeven of er sprake was van een rechtstreekse of een indirecte transmissie.(6) Vast staat (uiteraard) wel dat een later besmette geen eerdere besmetting kan bewerkstelligen.
Berkhout onderschrijft de bovengenoemde uitspraak van Vandamme met betrekking tot het bestaan van de transmissieketen, maar gaat in zijn conclusies verder dan Vandamme. Ter zitting van het hof op 8 juni 2009 heeft hij nader toegelicht op grond waarvan hij uitspraken heeft durven doen over de transmissierichting. Daarbij heeft hij overigens benadrukt dat het belangrijk is zich te realiseren dat virusanalyse nooit 100% zekerheid kan bieden.
Het hof betrekt de resultaten van het fylogenetisch onderzoek van de deskundigen Vandamme en Berkhout in zoverre bij zijn beoordeling, dat transmissie via [medeverdachte 1] niet kan worden uitgesloten. Andere conclusies trekt het hof in dit verband niet uit het onderzoek.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben voorts betoogd dat de omstandig-heid dat aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 5] en [aangever 4] door een andere (seksuele) handeling dan die is ten laste gelegd, met het hiv-virus kunnen zijn besmet en/of door een ander dan door toedoen van [verdachte] en [medeverdachte 1], aan een bewezenverklaring (van het voltooide delict) in de weg staat.
Wat betreft de mogelijkheid van een alternatieve besmettingsroute en het eventueel daaraan te verbinden rechtsgevolg, overweegt het hof als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen behoeft niet ieder mogelijk alternatief te worden uitgesloten voordat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Niet geheel uit te sluiten handelingen van derden staan niet aan het bewijs van het bestaan van het causale verband in de weg. Indien er al een alternatieve mogelijkheid zou hebben bestaan, hoeft dit geenszins mee te brengen dat de hiv-besmetting van de aangevers in redelijkheid niet kan worden toegerekend aan [verdachte] en [medeverdachte 1], wier beider opzet immers - zoals hierboven overwogen - op het bewerkstelligen van dit letsel was gericht.
Het hof heeft de geopperde mogelijke alternatieve scenario's onder ogen gezien.
Uit het dossier is niet gebleken noch is uit het onderzoek ter zitting aannemelijk geworden dat aangevers [aangever 1], [aangever 2], [aangever 5] en [aangever 4] (tevens) op een ander moment dan waarop de tenlastelegging ziet, door [verdachte] en [medeverdachte 1] dan wel door (een) ander(en) op een soortgelijke wijze zijn geïnjecteerd of ingespoten met hiv-besmet bloed.
Uit het dossier valt wel op te maken dat aangevers met [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of anderen onbeschermde (anale) seks hebben gehad in de periode dat zij door [verdachte] en [medeverdachte 1] tevens zijn geïnjecteerd dan wel zijn ingespoten met hiv-besmet bloed.
Dat de aangevers bij (één van) die gelegenhe(i)d(en) door onbeschermd seksueel verkeer besmet zijn geraakt is weliswaar niet ondenkbaar, maar de kans op die mogelijkheid is - gezien de hiervoor weergegeven, door de deskundige Danner genoemde, verhoudingen - van een geheel andere orde dan bij inspuiten/injecteren van hiv-besmet bloed.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat zich in de onderhavige zaken niet de situatie voordoet dat kan worden gesproken van een mogelijkheid van een alternatieve gang van zaken die in de weg behoort te staan aan een redelijke toerekening van de hiv-besmettingen aan (het handelen van) [verdachte] en [medeverdachte 1].
Het hof komt dan ook tot de (slot)conclusie dat het zwaar lichamelijk letsel (hiv-besmetting) redelijkerwijs kan worden toegerekend aan (het doelbewuste handelen van) [verdachte] (en [medeverdachte 1]) en dat het causale verband daarmee vaststaat.
Het hof acht de feiten 1, 3, 5 en 7, telkens primair, bewezen. Hetzelfde geldt voor feit 12.
Feit 4
Ten aanzien van aangever [aangever 3] is aan verdachte ten laste gelegd dat hij samen met een ander of anderen - kort gezegd - in de periode 15 februari 2006 tot en met 31 maart 2006 die [aangever 3] opzettelijk heeft besmet met het hiv-virus. Dit zou zijn gebeurd door een (onbeschermde) dubbele anale penetratie van aangever. Op 28 juni 2006 kreeg aangever de uitslag dat hij besmet was met het hiv-virus.
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 4 en 9 betoogd dat een dubbele anale penetratie niet, althans niet zonder meer, een bijzondere risicoverhogende omstandigheid oplevert.
De vraag die het hof eerst moet beantwoorden is of er wel sprake is geweest van een dergelijke penetratie.
Volgens aangever [aangever 3] is hij in voornoemde periode door [medeverdachte 1] anaal gepenetreerd, niet door [verdachte]. [verdachte] zou dat overigens wel hebben geprobeerd. Alles gebeurde achter aangever, zodat hij geen zicht had op die gebeurtenissen. Wel voelde hij op een gegeven moment pijn aan zijn anus, waarna hij naar voren is gekropen.
Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] bleken geen heel duidelijke herinneringen te hebben aan de bezoeken van aangever [aangever 3], toen de politie hun daarover ongeveer anderhalf jaar later vragen stelde. Overigens heeft [aangever 3] pas meer dan een jaar na de gebeurtenissen aangifte gedaan. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben een dubbele anale penetratie van [aangever 3] niet uitgesloten. Aangever heeft dat nadrukkelijk wel gedaan. Daarom is het hof het met de advocaat-generaal eens, dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat vrijspraak moet volgen.
Het hof acht echter - anders dan de advocaat-generaal - ook de subsidiair ten laste gelegde poging niet bewezen. Onvoldoende duidelijk is geworden wat [verdachte] bij de bedoelde gelegenheid heeft gedaan. Volgens hem had hij zijn penis mogelijk "in die buurt" toen [medeverdachte 1] [aangever 3] anaal penetreerde, maar hij kon zich niet voorstellen dat hij [aangever 3] toen "dubbel wilde gaan fucken". Het hof heeft niet kunnen vaststellen wat er zich - achter [aangever 3] - heeft afgespeeld en wat het aandeel van [verdachte] daarin was. Duidelijke verklaringen ontbreken.
De opvatting van de advocaat-generaal dat er een begin van uitvoering van een dubbele penetratie was omdat [aangever 3] op een gegeven moment pijn aan zijn anus voelde, deelt het hof niet. Dat enkele feit is daartoe onvoldoende specifiek. Daarom moet ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak volgen.
Feit 9
(Ook) bij aangever [aangever 6] zou sprake zijn geweest van een dubbele anale penetratie, eind 2006. Op 3 januari 2007 bleek aangever hiv-besmet te zijn.
Aangever [aangever 6] wist zeker dat hij door twee mannen tegelijk was gepenetreerd. De ene was [verdachte]. Over de andere was hij minder duidelijk. In zijn aangifte beschreef hij een man, die deed denken aan [medeverdachte 1]. In zijn latere verklaring wist hij echter zeker dat het [medeverdachte 2] was geweest. Aangever had die avond XTC en Viagra of Kamagra geslikt. Verder vermoedde hij dat hem heimelijk GHB was toegediend. Hij was namelijk een heel stuk van die avond "kwijt".
Volgens [verdachte] heeft er onbeschermde seks plaatsgevonden tussen [aangever 6] en hemzelf, maar van een dubbele penetratie was geen sprake. Ook [medeverdachte 2] heeft ontkend dat er toen een dubbele penetratie is geweest; hij was er volgens hem in ieder geval niet bij betrokken.
Uit later opsporingsonderzoek kwam de naam van (weer) een andere man naar voren. Deze man verklaarde bij de politie niet te weten van een dubbele penetratie waarbij [aangever 6] betrokken was geweest.
Het lijkt er op dat het voor [aangever 6] om welke reden dan ook niet (meer) duidelijk is geweest welke personen op de bewuste avond ten opzichte van hem seksueel actief zijn geweest. Voorts heeft hij gedurende het politieonderzoek verschillende lezingen gegeven over de posities die hij en de twee anderen bij de dubbele penetratie hebben ingenomen.
Alles overziende acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om vast te kunnen stellen dat toen sprake is geweest van een dubbele anale penetratie, dan wel een poging daartoe, door [verdachte] en [medeverdachte 2], dan wel door een van hen samen met een ander. Vrijspraak moet dan ook volgen van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Feit 11
Onder 11 is aan verdachte ten laste gelegd - zakelijk weergegeven - het - al dan niet in vereniging met een ander - aan [aangever 7] toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (een hiv-besmetting) door schuld. Dit zou zijn gebeurd in de periode van 7 tot en met 8 februari 2007 in de woning van [aangever 7] in [gemeente a], door onbeschermd (anaal) seksueel contact met die [aangever 7] te hebben, terwijl [verdachte] drager was van het hiv-virus.
(On)beschermde seks?
Verdachte [verdachte] en aangever [aangever 7] zijn het er (in meer of minder duidelijke bewoordingen) over eens dat ze anale seks met elkaar hebben gehad. Over de vraag of dit veilig of onveilig is gebeurd, verschillen de verklaringen.
Aangever is kort na het bezoek dat [verdachte] en [medeverdachte 2] aan zijn woning hebben gebracht naar de politie gestapt. Hij gaf toen aan het gevoel te hebben te zijn verkracht terwijl hij gedrogeerd was door de mannen of een van hen. Hij kon zich slecht herinneren wat er was gebeurd. Hij had vrijwillig XTC gebruikt. In het intake gesprek met de politie de volgende dag had hij het over zijn "enorme schuldgevoel", omdat hij door zijn lichamelijke toestand die avond niet wist of hij wel of niet had "meegewerkt met de mannen". In zijn aangifte op 20 februari 2007 gaf hij aan geen toestemming te hebben gegeven voor seksuele handelingen terwijl hij onder invloed was van een verdovend middel. Hij zei aan te nemen dat er onbeschermde seks was geweest.
Kort na het gebeuren in februari 2007 heeft [aangever 7] zich (opnieuw) laten testen op het hiv-virus. In maart 2007 bleek dat hij besmet was.
Op 11 juni 2007 trad de politie uit eigen beweging opnieuw in contact met [aangever 7]. Er werd een aanvullende verklaring van hem opgenomen. In die verklaring zei aangever inmiddels te weten dat [verdachte] hem anaal had gepenetreerd, zonder condoom. Hij wist dat zeker omdat hij zich die nacht had moeten douchen van [verdachte], omdat er tijdens de penetratie ontlasting van hem op de penis van [verdachte] terecht was gekomen. [verdachte] stond zijn penis schoon te wassen bij de wasbak in de badkamer.
Aangever merkte verder op dat de condooms waarover hij beschikte nog ongebruikt in het kastje lagen.
In zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris op 18 mei 2009 herhaalde aangever dat hij zich het moment van penetratie niet goed kon herinneren, maar voegde daaraan toe dat hij wel had gezien dat de penis van verdachte - die niet was voorzien van een condoom - vies was. Op grond van deze herinnering staat voor [aangever 7] vast dat de seks tussen [verdachte] en hem onbeschermd heeft plaatsgevonden.
[verdachte] heeft steeds volgehouden dat hij [aangever 7] met condoom anaal heeft gepenetreerd. Over de vraag van wie die condooms waren heeft [verdachte] wisselend verklaard. Waar die gebruikte condooms uiteindelijk zijn gebleven is niet duidelijk geworden. [verdachte] heeft ze niet meegenomen en aangever heeft ze (de volgende ochtend) niet aangetroffen.
[medeverdachte 2] ondersteunde de verklaring van [verdachte] in zoverre dat hij, toen hij later ook bij [aangever 7] in de woning kwam, twee gebruikte condooms zei te hebben zien liggen in de kamer van [aangever 7].
Uit het fylogenetisch onderzoek van de deskundigen Vandamme en Berkhout is gebleken dat de variant van het hiv-virus die bij [aangever 7] is aangetroffen gerelateerd is aan de variant van het hiv-virus die gevonden is in het bloedmonster van verdachte [verdachte], hetgeen opmerkelijk, maar niet doorslaggevend is.
Gelet op de tekst van de tenlastelegging zal in ieder geval vast moeten staan dat sprake is geweest van een onbeschermde anale penetratie. Dat acht het hof - al het voorgaande tegen elkaar afwegende, in het bijzonder de vage verklaringen van aangever tegenover de stellige verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] - niet wettig en overtuigend bewezen. Aan een verdere beoordeling van dit feit komt het hof dan ook niet toe.
Het hof zal verdachte vrijspreken van feit 11.
Feiten 13A t/m J
Verdachte wordt voorts verweten dat hij zich samen met een ander of anderen aan een aantal zedendelicten heeft schuldig gemaakt. Het gaat om seksuele handelingen gepleegd met iemand van wie hij weet dat die zich in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht bevindt. De minst vergaande staat van deze drie situaties is het verminderd bewustzijn. Volgens de wetgever betreft dit "situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander". (7)
Het hof heeft zich allereerst de vraag gesteld of uit de zich in het dossier bevindende gegevens (voldoende) duidelijk blijkt dat bij de aangevers van een dergelijk verminderd bewustzijn sprake is geweest. Beantwoording van die vraag is niet eenvoudig. Dat heeft te maken met verschillende omstandigheden, die ook door de raadsman zijn aangestipt.
In vrijwel alle gevallen is er eerst na verloop van vele maanden aangifte gedaan en zijn verdachten als gevolg daarvan ook pas maanden - of in één geval pas jaren - na de vermeende gedragingen gehoord. Het is een feit van algemene bekendheid dat het moeilijker wordt de herinnering zuiver te houden en details te onthouden naarmate de tijd verstrijkt. Bovendien bezochten sommige aangevers de seksparty's van verdachten, waar een en ander (in de meeste gevallen) zou hebben plaatsgevonden, meermalen, hoewel de verklaringen over de frequentie van de bezoeken nogal uiteen lopen. Verdachten komen vaak tot een groter aantal dan (sommige) aangevers. Daarnaast speelden op die party's zowel alcohol als XTC een rol. Ook was er sprake van GHB-gebruik, al dan niet vrijwillig. Door het drugsgebruik zijn sommige aangevers hele stukken van de betreffende tijd kwijt, van andere stukken blijken zij nog goed op de hoogte te zijn.
Het hof zal hierna per aangever beoordelen of (wettig en overtuigend bewijsbaar) sprake is geweest van (voor verdachte kenbaar) "verminderd bewustzijn".
feit 13A
Aangever [aangever 1] is opzettelijk met het hiv-virus besmet door [medeverdachte 1] en [verdachte]. Zij hebben besmet bloed in diens anus gespoten. [aangever 1] heeft het naar eigen zeggen niet gemerkt en weet ook niet wanneer het is gebeurd. Hij is wel eens op de bank in slaap gevallen en volgens [medeverdachte 1] was hij ook wel eens "suffig". Volgens [medeverdachte 1] en [verdachte] was [aangever 1] op het moment van inspuiten evenwel actief bezig met seks. Uit de verklaringen valt niet af te leiden dat op het moment waarop de tenlastelegging is toegespitst (namelijk het moment van het inspuiten) sprake was van verminderd bewustzijn bij [aangever 1], zodat reeds daarom vrijspraak moet volgen.
feiten 13B, 13C en 13E
Aangevers [aangever 2], [aangever 4] en [aangever 5] zijn opzettelijk besmet met het hiv-virus door middel van een injectie in hun bil. De steller van de tenlastelegging ziet die injectie als een seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel als ontuchtige handeling. In deze gevallen zou het gaan om personen die in een voor verdachte kenbare staat van verminderd bewustzijn waren.
Of zij zich op het moment van injecteren in een dergelijke staat bevonden is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen. [aangever 2] heeft iets prikkends bij zijn anus/kringspier gevoeld en een tweede prik bij een volgend bezoek. [aangever 4], die meerdere bezoeken aan de [straat a] heeft gebracht, verklaarde over een stijve bil als na een injectie. [aangever 5] weet zich weinig te herinneren; hij heeft echter vijf bezoeken gebracht aan de woning van [medeverdachte 1] aan de [straat a], hetgeen de vaststelling van het moment mede bemoeilijkt.
Ofschoon er in de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] wel aanwijzingen zijn te vinden dat er momenten zijn geweest waarop voor hen duidelijk was dat aangevers niet meer helder van geest waren, zijn die momenten niet te koppelen aan het injecteren met besmet bloed. Op welk moment die injectie precies heeft plaatsgevonden en of aangevers toen in een staat van verminderd bewustzijn waren, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht, is niet vast te stellen. Vrijspraak is daarom het gevolg. In het midden kan hier blijven of het injecteren in de bil als seksueel binnendringen dan wel een ontuchtige handeling kan worden aangemerkt.
feit 13I
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van het zedendelict voor zover het aangever [aangever 8] betreft, omdat uit diens reactie op de injectie (hij sprong op) duidelijk blijkt dat hij nog voldoende bij bewustzijn was om zich aan het door hem niet gewenste injecteren te onttrekken. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat vrijspraak moet volgen ter zake van dit verwijt.
feiten 13J, 13F en 13G
Was er bij de aangevers [aangever 11], [aangever 6] en [aangever 10] sprake van verminderd bewustzijn? [aangever 11] is naar eigen zeggen "out" gegaan, hetgeen (kennelijk) door niemand is opgemerkt. [aangever 11] staat alleen in zijn bewering, hetgeen overigens niet betekent dat die niet waar is. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet volgen. Niet wettig en overtuigend is bewezen dat bij [aangever 11] tijdens de seksuele handelingen sprake is geweest van een (voor anderen kenbaar) verminderd bewustzijn, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht.
De advocaat-generaal acht onvoldoende bewijs aanwezig voor verminderd bewustzijn bij [aangever 6]. Het hof sluit zich hierbij aan en zal van dit feit vrijspreken.
Aangever [aangever 10] gaf aan niets meer te weten en sprak over een zwart gat in zijn geheugen. [aangever 10] werd door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achtereenvolgens goed dronken, erg bezopen en behoorlijk aangeschoten genoemd. Aannemelijk is dat aangever in een staat van verminderd bewustzijn was, kenbaar voor de anderen. Of er echter op dat moment sprake is geweest van de seksuele handelingen waarover de tenlastelegging het heeft, blijkt niet. Op welk moment die ten laste gelegde handelingen precies hebben plaatsgevonden en of [aangever 10] toen in een staat van verminderd bewustzijn was, waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht, is niet vast te stellen. Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde is daarom het gevolg.
feit 13D
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat (ook) voor aangever [aangever 9] geldt dat niet kan worden bewezen dat hij tijdens het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele gedragingen verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. Voorts heeft de raadsman in algemene zin aangevoerd dat iemand die actief seksuele handelingen verricht of ondergaat - normaal gesproken - ook wanneer hij onder invloed is van drank en/of drugs, in staat is zijn wil te bepalen en te uiten. Door naar de bijeenkomsten te gaan en mee te doen aan de seksuele activiteiten gaven de deelnemers volgens de raadsman bovendien reeds uiting aan hun wil. Zij kwamen daar met het enkele doel om seks (in de meeste gevallen onbeschermde seks) te hebben.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
[aangever 9] heeft in de periode november - december 2005 samen met zijn vriend [vriend] een seksparty bezocht van [verdachte] en [medeverdachte 2] in een woning aan de [straat b] in [gemeente a]. Hij heeft daar tweemaal seksueel contact gehad met [verdachte], bestaande uit anale penetratie door [verdachte]. Bij de tweede penetratie stond er een aantal mannen om hen heen. [aangever 9] beschreef de toestand waarin hij zich op dat moment bevond als "dromen". Hij dacht later dat er iets in zijn wijn was gedaan, waardoor hij in die situatie was beland. Hij is kort na de tweede penetratie door [verdachte] door zijn vriend [vriend] uit de woning gehaald. [vriend] omschreef de toestand van [aangever 9] op dat moment als: "Hij was loom en hij leek steeds weg te vallen. Hij tolde op zijn benen. Ik heb hem in de kleren gekregen en heb hem meegenomen".
[verdachte] heeft erkend dat hij [aangever 9] die bewuste avond/nacht heeft gepenetreerd, mogelijk ook terwijl er andere mannen toekeken. De hiervoor beschreven toestand waarin [aangever 9] zich bevond moet ook voor [verdachte] kenbaar zijn geweest. Dat dat ook het geval is geweest, blijkt uit zijn aanbod aan [aangever 9] en [vriend] om in de woning te blijven slapen. Ze konden - vanwege hun toestand - zo niet naar huis, volgens [verdachte]. (8)
Anders dan door de raadsman is betoogd is het hof van oordeel dat uit het enkele feit dat [aangever 9] een seksparty bezocht en daar deelnam aan seksuele activiteiten, niet kan worden geconcludeerd dat hij daarmee een (soort) vrijbrief had afgegeven voor het ondergaan van (willekeurig welke) seksuele activiteiten op die bijeenkomst. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat bij [aangever 9] sprake was van verminderd bewustzijn waarbij weerstand bieden in redelijkheid niet kon worden verwacht, op het moment dat hij door verdachte [verdachte] voor de tweede keer die avond/nacht werd gepenetreerd. Het primair ten laste gelegde zal bewezen worden verklaard.
Dat [aangever 9] bij die gelegenheid aan het eind van 2005 besmet is geraakt met het hiv-virus (de besmetting werd geconstateerd in juni 2006) acht het hof echter niet wettig en overtuigend bewezen. [verdachte] is zelf pas besmet geraakt in de periode van december 2005 tot mei 2006. Bovendien is er sprake geweest van meerdere ontmoetingen. Van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
feit 13H
Tot slot aangever [aangever 7]. Zoals hiervoor reeds gemeld bij feit 11 heeft het hof onvoldoende inzicht kunnen krijgen in wat er die bewuste avond/nacht precies is gebeurd tussen aangever [aangever 7] en [verdachte]. [aangever 7] herinnering is beperkt, volgens [verdachte] was er geen sprake van seks met iemand met een verminderd bewustzijn. [verdachte] heeft daarvan toen hij seks met [aangever 7] had naar zijn zeggen in ieder geval niets gemerkt. Het hof acht - anders dan de advocaat-generaal - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen. Het enkele feit dat aangever beperkte herinneringen heeft aan de betreffende avond/nacht, hoeft immers niet te betekenen dat hij tijdens de (anale) seks met [verdachte] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 4, 9, 11, 13A, 13B, 13C, 13E, 13F, 13G, 13 H, 13I en 13J aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 3 primair, 5 primair, 7 primair, 12, 13D primair, 14, 15 en 16 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [aangever 1], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de anus te spuiten, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
3.
hij in de periode van 27 januari 2006 tot en met 31 maart 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 2], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [aangever 2], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
5.
hij in de periode van 1 februari 2006 tot en met 30 april 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 4], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [aangever 4], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
7.
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 december 2006, in de gemeente [gemeente a], tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [aangever 5], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (HIV besmetting) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [aangever 5], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met HIV besmet bloed in de bil te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
12.
hij in de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 mei 2006, aan de [straat a] te [gemeente a], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, aan een persoon, te weten [aangever 8], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met een ander, na kalm beraad en rustig overleg, die [aangever 8] met HIV besmet bloed in zijn bil heeft getracht te injecteren, zijnde dat met HIV besmet bloed een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
13D:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2006, aan de [straat b] te [gemeente a], met [aangever 9] van wie hij, verdachte, wist dat die [aangever 9] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 9], hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [aangever 9] geduwd/gedrukt/gestoten/gebracht;
14.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a], opzettelijk injectiespuiten en naalden die toebehoorden aan verpleeghuis [verpleeghuis] of [stichting], en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als verpleegkundige/oproepkracht werkzaam in dat verpleeg-huis onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
15.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a], meermalen, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij omstreeks 12 mei 2007 (te weten op 13 mei 2007) in de gemeente [gemeente a] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
16.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 mei 2007 in de gemeente [gemeente a], meermalen, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij omstreeks 12 mei 2007 (te weten op 13 mei 2007) in de gemeente [gemeente a] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair,
3 primair, 5 primair, 7 primair, 12, 13D primair, 14, 15 en 16 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feiten 1 primair, 3 primair, 5 primair en 7 primair, telkens:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
feit 12:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van een voor het leven of de gezondheid schadelijke stof;
feit 13D primair:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 14:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
feit 15:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 16:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door G. de Bruijn, klinisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, op 25 januari 2008 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht.
Voorts is omtrent verdachte door B.T. Takkenkamp, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, op 21 juni 2007 en op 15 januari 2008 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een tweetal psychiatrische rapporten uitgebracht.
Beide deskundigen zijn tot de conclusie gekomen dat verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Nu is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde volledig valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 juli 2005 t/m 31 december 2006 een viertal mannen opzettelijk en met voorbedachten rade met het hiv-virus besmet door hen in te spuiten dan wel te injecteren met besmet bloed. Bij een vijfde man hebben zij dat geprobeerd, maar is het mislukt.
Verdachte is er samen met [medeverdachte 1] verantwoordelijk voor dat vier relatief jonge mannen verder door het leven moeten gaan in de wetenschap dat zij lijden aan een chronische ziekte, waarvoor tegenwoordig weliswaar een - zeer zware - therapie voorhanden is, maar waarbij ook nog steeds een redelijke kans op overlijden bestaat. Ook bij een succesvolle behandeling zal, aldus de deskundige Danner, de levensverwachting waarschijnlijk (iets) korter zijn dan die van een gezond persoon. Het hof beschikt niet over slachtofferverklaringen van alle aangevers in deze zaak, maar wel over informatie van de deskundige Danner die zich al ruim 25 jaar intensief met hiv-patiënten bezighoudt. Die informatie houdt in dat het over het algemeen als een zware psychische last wordt ervaren om van een klachtenvrij persoon in een (pillenslikkende) patiënt te veranderen. Meermalen per jaar maakt men een periode van grote onzekerheid door, wanneer bloedonderzoek uit moet wijzen hoe ver de ziekte is gevorderd en - daarmee samenhangend - of met de zware behandeling begonnen moet worden. Patiënten die het stadium van de ziekte hebben bereikt waarin inname van medicatie noodzakelijk is om te overleven, kunnen te maken krijgen met de soms zeer ernstige bijwerkingen van deze medicatie, zoals derealisatie- of depersonalisatieverschijnselen (je vervreemd voelen van je omgeving of van jezelf en/of je eigen lichaam) of lipodystrofie (een herverdeling van het vetweefsel over het lichaam). Deze laatste aandoening is vooral gevreesd vanwege de mogelijkheid van het krijgen van het "doodshoofduiterlijk", waarover door Danner is gerapporteerd.
Los van de medische consequenties zullen de slachtoffers ook te maken krijgen met de maatschappelijke consequenties die het zijn van hiv-patiënt met zich brengt. Er bestaan nog steeds vooroordelen in de samenleving omtrent hiv, hetgeen ertoe leidt dat hiv-patiënten worden gestigmatiseerd en gediscrimineerd. Bij het aangaan van nieuwe (seksuele) relaties is de kans op afwijzing aanzienlijk groter dan bij een gezond persoon. Bovendien krijgt een hiv-patiënt te maken met een aantal praktische nadelen. Zo hanteren verschillende landen inreisverboden voor hiv-patiënten, kunnen bepaalde verzekeringen niet worden afgesloten of alleen tegen een (veel) hogere premie en kunnen hiv-patiënten problemen ondervinden bij het afsluiten van hypotheken of andere leningen.
Een aantal van de zojuist genoemde gevolgen kan als feit van algemene bekendheid worden aangemerkt. Andere gevolgen moeten de verdachte bekend zijn geweest op grond van het feit dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] - de partner van verdachte - met het hiv-virus zijn besmet - en dit ook al waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten - waardoor verdachte van dichtbij met de gevolgen van het hebben van een hiv-infectie is geconfronteerd. Deze kennis heeft hem er niet van weerhouden om samen met [medeverdachte 1] over te gaan tot het injecteren van met hiv besmet bloed bij aangevers. Uit het dossier blijkt zelfs dat verdachte in alle gevallen de initiatiefnemer is geweest. Dit handelen geeft blijk van een immense minachting voor het welzijn van anderen.
Verdachte heeft er ook bij het hof meermalen op gewezen dat de aangevers vrijwillig naar de seksbijeenkomsten zijn gekomen en zich daar vrijwillig - door het hebben van onbeschermde seks met meerdere mannen - bloot hebben gesteld aan het risico om met hiv besmet te raken. Het hof stelt evenwel vast dat uit de aangiftes blijkt dat dit risicovolle gedrag (mede) werd ingegeven door mededelingen van verdachte die erop neerkwamen dat hij een medisch beroep uitoefende en dus wist waar hij mee bezig was, alsmede mededelingen die inhielden dat verdachte zelf, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich regelmatig lieten testen op hiv en dat zij 100% gezond waren, welke laatste mededeling in ieder geval niet volledig op waarheid berustte. Hiermee werd de indruk gewekt dat aangevers zich veilig konden voelen omdat alles erop gericht was zo weinig mogelijk risico's te lopen op ziektes.
Bovendien hecht het hof eraan op te merken dat het risico waar de verdachten de aangevers aan hebben blootgesteld door middel van de injecties vele malen groter is dan het risico waaraan de aangevers zichzelf hebben blootgesteld en dat de aangevers hier nimmer - impliciet dan wel expliciet - mee hebben ingestemd. Evenmin hadden zij hiervoor - gezien de hiervoor beschreven gecreëerde sfeer - beducht hoeven zijn. Hetgeen door verdachte naar voren is gebracht doet dan ook geenszins af aan de ernst van de door hem gepleegde feiten.
Naast de zojuist besproken geweldsdelicten heeft verdachte zich in dezelfde periode ook schuldig gemaakt aan een zedendelict. Verdachte heeft seks gehad met aangever [aangever 9] terwijl deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en niet in staat was aan te geven of hij wel of niet instemde met de handelingen van verdachte op dat moment. Dit feit heeft bovendien plaatsgevonden terwijl meerdere mannen om verdachte en [aangever 9] heen stonden en toekeken. Aldus heeft verdachte inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van [aangever 9].
Tot slot heeft verdachte zich in de periode van 1 januari 2005 t/m 12 mei 2007 schuldig gemaakt aan verduistering van goederen die aan zijn werkgever toebehoorden als ook aan overtredingen van de Opiumwet door XTC (bevattende MDMA) en GHB te verkopen, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. Aldus heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van zijn werkgever en heeft hij het gebruik bevorderd van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op de ernst van met name de geweldsdelicten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte bij deze feiten als initiatiefnemer dient te worden aangemerkt. Tevens heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte tot op de laatste zittingsdag bij het hof het grootste deel van de delicten is blijven ontkennen en derhalve geen verantwoordelijk-heid neemt voor deze door hem gepleegde feiten. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
Deze straf is aanmerkelijk zwaarder dan de straf die in eerste aanleg is opgelegd, omdat het hof (kennelijk) veel zwaarder tilt aan de ernst van met name de doelbewuste hiv-besmettingen en de hiervoor beschreven gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Bovendien acht het hof - anders dan de rechtbank, die in deze gevallen steeds tot een strafbare poging kwam - de voltooide delicten bewezen, hetgeen in belangrijke mate heeft meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 243, 302, 303, 304, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2, 4, 6, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 4, 9, 11, 13A, 13B, 13C, 13E, 13F, 13G, 13H, 13I en 13J ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair, 3 primair, 5 primair, 7 primair, 12, 13D primair, 14, 15 en 16 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 3 primair,
5 primair, 7 primair, 12, 13D primair, 14, 15 en 16 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris- Tebbenhoff Rijnenberg en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.
(1) Verklaring verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaal van verhoor nr. PL01KN/07-018679, d.d. 6 september 2007 op ambtsbelofte/-eed opgemaakt door [verbalisant 1 en verbalisant 2], respectievelijk brigadier en hoofdagent van regiopolitie Groningen (pagina 141 van ordner 3 van een dossier met nr. 07-004256).
(2) Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 13 oktober 2008, opgenomen op pagina 5 van het proces-verbaal ter terechtzitting.
(3) Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 13 oktober 2008, opgenomen op pagina 5 van het proces-verbaal ter terechtzitting.
(4) Poz-bloed is met het hiv-virus besmet bloed.
(5) (Aanvullend) rapport van prof. dr. S.A. Danner van 23 oktober 2007 respectievelijk 1 november 2007.
(6) Verklaring prof. dr. A-M. Vandamme ter terechtzitting van het hof op 8 juni 2009.
(7) Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Gemeentewet (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving), Nota n.a.v. het verslag, Kamerstuk 2001-2002, 27745, nr. 6, p. 22.
(8) Verklaring [verklaring], proces-verbaal van aangifte, nr. PL01TN/07-087992, d.d. 10 juli 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van regiopolitie Groningen (ordner 2, p. 257 van een dossier met nr. 07-004256).