Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-09-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:1852, 05/1404
Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-09-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:1852, 05/1404
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 6 september 2007
- Datum publicatie
- 4 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2007:1852
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BJ7834, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 05/1404
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Hebben arbiters onrechtmatig gehandeld door zich, ondanks beroep op ontbreken arbitrageovereenkomst, ten onrechte bevoegd te achten? Als na instelling van een rechtsmiddel een uitspraak onjuist wordt bevonden geldt – evenals voor overheidsrechtspraak – dat slechts in uitzonderlijke gevallen dit kan leiden tot aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. Arbiters kunnen slechts persoonlijk aansprakelijk worden gesteld indien zij met betrekking tot de vernietigde beslissing opzettelijk of bewust roekeloos hebben gehandeld dan wel met kennelijke grove miskenning van hetgeen een behoorlijke taakvervulling meebrengt.
Uitspraak
Uitspraak: 6 september 2007
Rolnummer: 05/1404
Rolnummer rechtbank: 04/2417
HET GERECHTSHOF TE ‘S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
ASB GREENWORLD B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
appellante,
hierna te noemen: ASB,
procureur: mr. E. Grabandt,
tegen
1. [geïntimeerde 1] ,
kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
2. [geïntimeerde 2] ,
kantoorhoudende te Rotterdam,
3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen (gezamenlijk) de arbiters
procureur: mr H C Grootveld,
4. de stichting NEDERLANDS ARBITRAGE INSTITUUT,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen het NAI
procureur: mr. M. Ynzonides,
geïntimeerden
Het geding
Bij een tweetal exploten van 9 september 2005 is ASB in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 juni 2005, door de rechtbank te ‘s-Gravenhage gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven (met productie) heeft ASB acht grieven opgeworpen die door de arbiters en het NAI bij afzonderlijke memories van antwoord zijn bestreden Nadat ASB nog een akte overlegging productie had genomen, hebben partijen tot slot hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd
Beoordeling van het hoger beroep
1 Partijen zijn niet opgekomen tegen de onder het kopje “1 Feiten” in het bestreden vonnis vastgestelde feiten en hierover bestaat tussen partijen verder ook geen geschil. Het hof zal daarom eveneens van deze feiten uitgaan. Met in achtneming van deze feiten en gelet op hetgeen in hoger beroep is gebleken gaat het in deze zaak, kort gezegd om het volgende
Nadat tussen Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland B.V. (verder Sagro) enerzijds en de Duitse vennootschap Grünland […] Gmbh & Co (verder Grünland) en ASB anderzijds een geschil was ontstaan over de betaling van een aantal in het kader van de uitvoering van een aanneemingsovereenkomst door Sagro verzonden facturen is door Sagro bij het NAI arbitrage aangevraagdtegen zowel Grünland als ASB.
De administrateur van het NAI heeft, met toepassing van de zogeheten “lijstprocedure”, geïntimeerden sub 1, 2 en 3 tot arbiters benoemd.
In de arbitrageprocedure heeft ASB bij incidentele memorie beroep gedaan op de onbevoegdheid van de arbiters. Bij beslissing van 11 februari 2000 hebben de arbiters een scheidsrechterlijk tussenvonnis, tevens gedeeltelijk eindvonnis, gewezen en, onder meer, zich bevoegd verklaard tot beslechting van het geschil.
ASB en Grünland hebben een kort geding tegen Sagro geëntameerd waarin zij onder meer een verbod tot (verdere) tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis vorderden, welke vordering bij vonnis van de voorzieningenrechter in de recht bank Middelburg van 5 juni 2000 is afgewezen.
De door ASB en Grünland bij de rechtbank Middelburg ingestelde vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis van 11 februari 2000 is bij vonnis van 24 januari 2001 afgewezen.
In het door ASB en Grünland tegen voormeld vonnis van de rechtbank Middelburg van 24 januari 2001 ingestelde hoger beroep heeft dit hof bij arrest van 18 februari 2004 dat vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het arbitrale vonnis van 11 februari 2001 vernietigd voor zover gewezen tussen Sagro enerzijds en ASB anderzijds.
In het door Grünland en ASB tegen voormeld arrest van dit hof ingestelde beroep in cassatie is ASB bij arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2006 niet-ontvankelijk verklaard en is het cassatieberoep van Grünland verworpen.
In dit geding stelt ASB zich, kort gezegd, op het standpunt dat de arbiters onrechtmatig hebben gehandeld door, ondanks het door haar gevoerde verweer dat een arbitrageovereenkomst ontbrak, welbewust hun bevoegdheid aan te nemen in de door Sagro geëntameerde arbitrageprocedure en veroordelende vonnissen jegens ASB te wijzen, waardoor zij inbreuk hebben gemaakt op haar recht om geschilbeslechting door de gewone burgerlijke rechter te laten plaatsvinden. Het NAI heeft zelfstandig onrechtmatig jegens ASB gehandeld, nu de processtukken aan het NAI zijn toegezonden en zij derhalve wist dat een arbitrageovereenkomst ontbrak aldus ASB Voorts heeft het NAI volgens ASB onvoldoende toezicht gehouden op de arbiters. ASB vordert een verklaring voor recht dat de arbiters en het NAI hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die ASB heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van hun onrechtmatig handelen en gehouden zijn tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat.
2. De rechtbank wees de vorderingen van ASB af. Tegen die afwijzing keren zich de grieven, die het geschil, afgezien van de vaststelling van de feiten in volle omvang ter beoordeling aan het hof voorleggen. Het hof overweegt als volgt.
3. Het hof verwerpt het standpunt van ASB dat geïntimeerden sub 1 2 en 3 in relatie tot ASB nimmer arbiters in de zin van Boek 4 Rv zijn geweest. Blijkens hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 1.6 van het vonnis a quo onbestreden, heeft overwogen staat vast, dat in de door Sagro aanhangig gemaakte arbitrageprocedure de zogeheten “lijstprocedure” is gevolgd, waaraan ook ASB haar medewerking heeft verleend De raadsman van ASB heeft namens ASB laten weten dat de voorkeur werd gegeven aan de benoeming van drie arbiters en aangegeven welke van de voorgestelde arbiters haar voorkeur had. Het resultaat is geweest dat geïntimeerden sub 1 2 en 3 zijn uitgenodigd om als arbiters de tussen enerzijds Sagro en anderzijds ASB en Grünland gerezen geschillen te beslechten. De aanvaarding door geïntimeerden sub 1, 2 en 3 van het verzoek om als arbiter te fungeren gold ook jegens ASB. Ingevolge artikel 1052 lid 1, Rv waren zij gerechtigd over hun bevoegdheid te oordelen Hun beslissing van 11 februari 2000 waarbij zij zich bevoegd hebben verklaard de geschillen te beslechten (alsmede de daarna door hen genomen beslissingen), hebben zij derhalve als arbiter in de zin van Boek 4 Rv genomen. Dat nadien, nadat door ASB het in artikel 1064, leden 1 en 2, Rv bedoelde rechtsmiddel was ingesteld in rechte onherroepelijk is komen vast te staan dat zij zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben betekent niet dat zij hun beslissingen, ook jegens ASB, niet als arbiters in de zin van Boek 4 Rv hebben genomen.
4. Het voorgaande houdt tevens in dat beantwoording van de vraag of geïntimeerden sub 1, 2 en 3 onrechtmatig jegens ASB gehandeld hebben, neerkomt op beantwoording van de vraag of zij zich als arbiters (in de zin van Boek 4 Rv) onrechtmatig jegens ASB gedragen hebben. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er voor arbiters, bij de beoordeling van de vraag of zij aansprakelijk zijn voor de gevolgen van hun beslissing(en), eenzelfde maatstaf moet worden gehanteerd als voor overheidsrechters, met betrekking waartoe de Hoge Raad uitgangspunten heeft geformuleerd in zijn arrest van 3 december 1971, NJ 1972, 137
5. Nu voor een onbevoegd genomen beslissing van een overheidsrechter, bij de beoordeling van de vraag of deze aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn beslissing, geen andere maatstaf geldt dan voor een bevoegd genomen beslissing, houdt het onder 4 overwogene mede in, dat zulks mutatis mutandis ook voor beslissingen van arbiters geldt. Noch het feit dat de arbiters zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben, noch hetgeen ASB overigens met betrekking tot de instructie van de arbitrale procedure en de door de arbiters genomen beslissingen heeft doen zeggen, kan de conclusie wettigen dat sprake is geweest van veronachtzaming van zodanig fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank dienaangaande in rechtsoverweging 3.4 en 3.5 van het bestreden vonnis heeft overwogen.
6. Ook van hetgeen ASB het NAI verwijt kan niet gezegd worden dat zulks als onrechtmatig handelen van het NAI jegens ASB is te kwalificeren. Uit het voorgaande volgt dat de arbiters niet onrechtmatig jegens ASB gehandeld hebben. De vraag of, zoals ASB stelt, het handelen van de arbiters het NAI kan worden toegerekend, behoeft derhalve geen bespreking. De stelling van ASB dat het NAI, los van het handelen van de arbiters, onrechtmatig jegens ASB gehandeld heeft, is door haar onvoldoende geadstrueerd. Het in ontvangst nemen van de processtukken en het doen van overige administratief werk door het NAI is niet onrechtmatig jegens ASB, in tegendeel zelfs. Niet valt in te zien dat het NAI een instructiebevoegdheid jegens de arbiters ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van het arbitrale beding had, zodat van schending van enige toezichthoudersnorm reeds om die reden geen sprake kan zijn geweest.
7. De slotsom is dat de rechtbank de vorderingen van ASB terecht heeft afgewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Bij deze uitslag past een kostenveroordeling ten laste van ASB.
Beslissing
Het hof:
-bekrachtigt het vonnis van 22 juni 2005 van de rechtbank ‘s-Gravenhage, gewezen tussen partijen;
-veroordeelt ASB in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van de arbiters bepaald op € 1.100,00 voor griffierecht en op € 1.631,00 voor salaris van de procureur en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad, aan de zijde van het NAI bepaald op € 1.100,00 voor griffierecht en op € 1631,00 voor salaris van de procureur, met bepaling dat deze kosten binnen twee weken na heden dienen te worden voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, A.H. de Wild en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2007 in aanwezigheid van de griffier.