Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 29-02-2008, BC5496, 20-000634-07

Gerechtshof 's-Gravenhage, 29-02-2008, BC5496, 20-000634-07

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
29 februari 2008
Datum publicatie
3 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC5496
Formele relaties
Zaaknummer
20-000634-07

Inhoudsindicatie

Fiscale fraude horecabedrijven

1. Veroordeling wegens medeplegen van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften, meermalen gepleegd.

Het hof stelt voorop dat een natuurlijk persoon als pleger zoals bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt, ook al zou op grond van artikel 51 SR vervolging van die natuurlijke persoon als feitelijk leidinggevende of opdrachtgever mogelijk zijn geweest en/of vervolging van een rechtspersoon mogelijk zijn geweest. Voorts wordt overwogen dat een persoon zeer wel als medepleger van een kwaliteitsdelict kan worden aangemerkt, niettegenstaande de omstandigheid dat die persoon zelf die bedoelde kwaliteit ontbeert. Aan verdachte is onder 1 primair en 2 primair verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen het aldaar verwoordde verwijt heeft gepleegd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat onder een “ander” een rechtspersoon wordt begrepen. Het hof leest de tenlastelegging aldus dat als één van de medeplegers telkens is bedoeld de in de tenlastelegging onderscheiden rechtspersoon op wiens naam een aangifte was gesteld. Op die onderscheiden rechtspersoon rustte steeds de plicht tot het doen van aangifte. Die rechtspersoon heeft in een bewuste en nauwe samenwerking met onder meer verdachte deze aangiften onjuist c.q. onvolledig gedaan, een en ander zoals hiervoor bewezen verklaard. Verdachte en de onderscheiden rechtspersonen zijn ten opzichte van elkaar te duiden als medepleger. Deze uitleg van de tenlastelegging is niet in strijd met haar bewoordingen noch met de strekking van de tenlastelegging.

2. Criminele organisatie

Vooropgesteld moet worden dat de criminele organisatie, zoals omschreven in de tenlastelegging, niet vereenzelvigd kan worden met [naam geheel vennootschappen]. De criminele organisatie ziet op een conglomeraat van natuurlijke personen en een aantal rechtspersonen. Het doel van de verdachte en de medeverdachten was het succesvol drijven van horecaondernemingen. In hun eigen opvatting kon dat alleen door het afromen van de omzet en het uitbetalen van zwart loon, hetgeen vanaf het begin van de oprichting van het zogenaamde [naam geheel vennootschappen] structureel werd toegepast en onderdeel uitmaakte van de vaste bedrijfsvoering binnen de vennootschappen. Naar het oordeel van het hof is er sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband van natuurlijke en rechtspersonen, waarbij hiërarchie (gezagsverhouding) en het (doen) geven van aanwijzingen en instructies aan de medewerkers bij aanvang van hun dienstverband duidelijk zichtbaar waren. Er werd naar het oordeel van het hof weliswaar een oorbaar doel nagestreefd, echter men trachtte dit te verwezenlijken door middel van onder andere het plegen van strafbare feiten zoals het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift. Hiermee is het plegen van misdrijven een nevendoel, niet zozeer van [naam geheel vennootschappen] zelf, maar van het hiervoor genoemde conglomeraat van natuurlijke en rechtspersonen verworden. Binnen dit kader hadden verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk op het plegen van misdrijven.

3. administratie en bewaarplicht artikel 52 AWR

Het hof overweegt dat de reikwijdte van dit artikel dient te worden afgeleid uit de wetsgeschiedenis van dat artikel, alsmede uit de jurisprudentie die zich op dit punt heeft ontwikkeld. Naar het oordeel van het hof heeft de wetgever met artikel 52 AWR het oog gehad op het vastleggen en bewaren van gegevens betreffende de vermogenstoestand van de administratieplichtige en van al hetgeen zijn bedrijf, beroep of werkzaamheid betreft, voorzover daaruit van het bestaan van rechten en verplichtingen van de administratieplichtige alsmede voor de belastingheffing overigens van belang zijnde feiten kan blijken. De bewaarplicht strekt zich niet alleen uit tot gegevens die voor de belastingheffing van de administratieplichtige zelf van belang kunnen zijn maar ook tot gegevens die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van derden. Gelet hierop en daarbij in aanmerking nemende het feit dat zonder die stukken voor de belastingdienst geen effectieve controle mogelijk is, is het hof van oordeel dat krachtens artikel 52 van de AWR de klad kasadministratie, (kassa)bonnen, personeels- en urenlijsten en werkroosters dienen te worden bewaard.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000634-07

Uitspraak : 29 februari 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken,

zittinghoudende te 's-Hertogenbosch

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, nevenzittingsplaats Maastricht, van 2 juni 2006 in de strafzaak met parketnummer 10-993127-05 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1955],

wonende te [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

2. Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De raadsman van verdachte heeft zich uitdrukkelijk aangesloten bij de door de raadslieden van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunten en de daaraan verbonden conclusies (tenzij hierna wordt aangegeven dat dit op onderdelen anders is). Dit betekent dat het hof in beginsel in de onderhavige zaak tevens acht slaat op al hetgeen door de mrs. De Jong, Van Eijck en Van Russen Groen bij pleidooi en dupliek naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:

- de dagvaarding partieel nietig zal verklaren ten aanzien van het onder 1 en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde;

- verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair ten laste is gelegd;

- bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste is gelegd;

- hem deswege zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht,

- alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en

- een geldboete van EUR 50.000,--, subsidiair 280 dagen vervangende hechtenis.

3. Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal reeds worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Voorts kan het hof zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter en het hof kan zich voorts niet verenigen met de motivering van de rechtbank omtrent de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

4. Nietigheid dagvaarding

A.1.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de feiten onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair, zoals weergegeven op de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging, partieel nietig dienen te worden verklaard, waar het betreft de woorden "meermalen" (telkens in regel drie van het onder 1 en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde) en "(onder meer)" (telkens voor de opsomming van het onder 1 en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde). Nu voornoemde ten laste gelegde feiten ten gevolge van de wijziging nader geconcretiseerd zijn door het opnemen van de afzonderlijke desbetreffende aangiften, leiden genoemde bestanddelen tot verwarring.

A.2.

Het hof overweegt dienaangaande dat de door de advocaat-generaal bedoelde termen geen onduidelijkheden met zich brengen en dat de bedoeling van de tenlastelegger, bezien tegen de achtergrond van het dossier, voldoende duidelijk is. Het hof is van oordeel dat de dagvaarding op dit punt derhalve geldig is en overweegt ten overvloede dat de door de advocaat-generaal opgeworpen stelling de bewijsvraag raakt.

A.3.

Zijdens verdachte is het verweer gevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 partieel nietig dient te worden verklaard, aangezien voor wat betreft het bestanddeel "dag- en weekstaten" niet duidelijk is wat daarmee wordt bedoeld, zeker niet in combinatie met de documenten D-07 en D-086 waar in de tenlastelegging naar wordt verwezen en de vele soorten dag- en weekstaten die zich in het dossier bevinden.

A.4.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Allereerst merkt het hof op dat bij wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, welke wijziging door de eerste rechter is toegelaten, de verwijzing naar de door de verdediging genoemde documenten reeds is losgelaten.

Voorts is het hof van oordeel dat uit de toelichting bij het verweer, zoals dat in eerste aanleg is gevoerd en welk verweer in hoger beroep is gehandhaafd, volgt dat het verdachte en zijn raadsman zeer wel bekend is welke stukken door de tenlastelegger worden bedoeld met de ten laste gelegde valse dag- en weekstaten. Immers, met de toelichting "In het dossier is sprake van vele soorten dag- en weekstaten, waarbij op een groot aantal van die dag- en weekstaten (bijv. de MISbestanden en de bijlagen bij D/081) ook de afgeroomde omzet wordt verantwoord." geeft de verdediging naar het oordeel van het hof aan dat ze precies weten op welke staten de omzet niet wordt verantwoord.

Bezien tegen de achtergrond van het dossier, is er aldus geen sprake van enige onduidelijkheid aan de zijde van de verdediging over het strafbare handelen waartegen verdachte zich moet verdedigen. Het verweer wordt verworpen.

Ook overigens is niet gebleken dat verdachte niet wist waartegen hij zich moest verdedigen. Het hof is derhalve van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen.

5. Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 februari 2000 tot en met

23 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, op een of meer tijdstip(pen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in de bijlagen: D/047, D/049, D/051 en D/053),

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/049), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-5) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-6) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/049-M) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/049-11) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-26a+27b) en/of december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-N),

ten name van [bedrijf 1]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/051), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/051-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/051-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/051-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/051-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/051-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/051-O),

ten name van [bedrijf 2]

en/of

over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/053), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/053-13) en/of

maart 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-14) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-15) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-16) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/053-21) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/053-22) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-37a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-K),

ten name van [bedrijf 3]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-01) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-O),

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid]

([bedrijf 5])

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-34) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/047-35) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-43) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-44) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-DD) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-EE) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-LL) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-MM),

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid]

([bedrijf 4]),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven;

subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april 2000 tot en met 23 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/049), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/049), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-5) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-6) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/049-M) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/049-11) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-26a+27b) en/of december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-N),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van

25 februari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/051), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/051), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/051-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/051-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/051-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/051-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/051-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/051-O),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 3] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2001 tot en met 23 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/053), over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/053), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/053-13) en/of

maart 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-14) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-15) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-16) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/053-21) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/053-22) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-37a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-K),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 6] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of een of meer vennootschappen, die allen deel uitmaakten van de fiscale eenheid in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 "[naam fiscale eenheid]", op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 februari 2000 tot en met 23 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/047),

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-01) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-O),

(inzake [bedrijf 5])

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-34) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/047-35) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-43) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-44) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-DD) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-EE) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-LL) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-MM),

(inzake [bedrijf 4]),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of de mededader(s) van genoemde rechtsperso(o)n(en) (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 februari 2000 tot en met

23 januari 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) aangifteformulier(en)/biljet(ten) voor de omzetbelasting (zoals opgesomd in de bijlagen: D/047, D/049, D/51 en D/053),

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/049), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/049-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-5) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/049-6) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/049-M) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/049-11) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-26a+27b) en/of december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/049-N),

ten name van [bedrijf 1]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/051), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/051-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/051-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/051-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/051-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/051-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/051-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/051 -0),

ten name van [bedrijf 2]

en/of

over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/053), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/053-13) en/of

maart 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-14) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-15) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/053-16) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/053-21) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer], (bijlage D/053-22) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-37a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/053-K),

ten name van [bedrijf 3]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-01) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-11) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-12) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-17) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-18) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-33a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-0),

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid] ([bedrijf 5])

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/047), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/047-34) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/047-35) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-43) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/047-44) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-DD) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/047-EE) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/047-LL) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/047-MM),

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid] ([bedrijf 4]),

zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die/dat aangifteformulier(en)/biljet(ten) omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting vermeld en/of geschreven, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 februari 2000 tot en met

21 januari 2004 te Rotterdam en/of te Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in de bijlagen: D/048, D/050, D/052, D/54 en D/055),

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/050), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-A) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-B)en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/050-P) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/050-Q) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-5) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-6) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/050-21a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/050-AA),

ten name van [bedrijf 1]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/052), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-2) en/of

3E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-4) en/of

4E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-5) en/of

2E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-E) en/of

3E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-6) en/of

3E kwartaal 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/052-10a+b) en/of

4E kwartaal 2003, [aangiftenummer](bijlage D/052-F),

ten name van [bedrijf 2]

en/of

over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/054), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/054-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/054-B) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-6) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-7) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-22a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-N),

ten name van [bedrijf 3]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/048), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/048-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/048-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-16) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-17) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/048-31a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/048-P),

ten name van [bedrijf 5]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/055), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/055-01) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/055-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/055-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/055-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-J) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-K) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/055-R) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/055-S),

ten name van [bedrijf 4],

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)

(telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven;

subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2000 tot en met 21 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/050), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/050), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-A) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-B) en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/050-P) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/050-Q) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-5) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-6) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/050-21a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/050-AA),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon(telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 april 2000 tot en met 19 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/052), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/052), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-2) en/of

3E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-4) en/of

4E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-5) en/of

2E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-E) en/of

3E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-6) en/of

3E kwartaal 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/052-10a+b) en/of

4E kwartaal 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/052-F),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon(telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/ premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 3] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 2001 tot en met 21 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/054), over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/054), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/054-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/054-B) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-6) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-7) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-22a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-N),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 5] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 februari 2000 tot en met 21 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/048), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/048), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/048-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/048-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-16) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-17) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/048-31a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/048-P),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

en/of

[bedrijf 4] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 april 2000 tot en met 19 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte(n) (zoals opgesomd in bijlage D/055), over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/055), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/055-01) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/055-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/055-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/055-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-J) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-K) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/055-R) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/055-S),

onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of de mededader(s) van genoemde rechtspersoon (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 februari 2000 tot en met

21 januari 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) aangifteformulier(en)/biljet(ten) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (zoals opgesomd in de bijlagen: D/048, D/050, D/052, D/54 en D/055),

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/050), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-A) en/of

februari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/050-B) en/of

april 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/050-P) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/050-Q) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-5) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/050-6) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/050-21a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/050-AA),

ten name van [bedrijf 1]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/052), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-1) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/052-2) en/of

3E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-4) en/of

4E kwartaal 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/052-5) en/of

2E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-E) en/of

3E kwartaal 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/052-6) en/of

3E kwartaal 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/052-10a+b) en/of

4E kwartaal 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/052-F),

ten name van [bedrijf 2]

en/of

over de periode van januari 2001 tot en met december 2003 (bijlage D/054), te weten (onder meer):

januari 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/054-A) en/of

februari 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/054-B) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-6) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/054-7) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-22a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/054-N),

ten name van [bedrijf 3] en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/048), te weten (onder meer):

januari 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/048-1) en/of

februari 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/048-2) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/048-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-16) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/048-17) en/of

november 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/048-31a+b) en/of

december 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/048-P),

ten name van [bedrijf 5]

en/of

over de periode van januari 2000 tot en met december 2003 (bijlage D/055), te weten (onder meer):

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], (bijlage D/055-01) en/of

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] (bijlage D/055-02) en/of

april 2001, [aangiftenummer] (bijlage D/055-F) en/of

mei 2001, [aangiftenummer], (bijlage D/055-G) en/of

juli 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-J) en/of

augustus 2002, [aangiftenummer] (bijlage D/055-K) en/of

november 2003, [aangiftenummer] (bijlage D/055-R) en/of

december 2003, [aangiftenummer], (bijlage D/055-S),

ten name van [bedrijf 4],

zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die/dat aangifteformulier(en)/biljet(ten) loonbelasting/premie volksverzekeringen (telkens) (een) te laag bedrag aan loon en/of totaal (te betalen) loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belastingen, vermeld en/of geschreven, en/althans door die ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.

[bedrijf 5] en/of

[bedrijf 1] en/of

[bedrijf 2] en/of

[bedrijf 3] en/of

[bedrijf 4] en/of

[bedrijf 6]

in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en/of

's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of (een) ander(en), althans (telkens) alleen, (telkens) als degene(n) die ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot

a. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen voeren,

en/of

b. het bewaren van boeken, bescheiden en/of andere (primaire) gegevensdragers, (telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard en/of doen bewaren,

immers heeft/hebben genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk onjuiste (te lage) (afgeroomde) omzetgegevens in de administratie van genoemde rechtsperso(o)n(en) opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen en/of omzetgegevens en/of contante betalingen en/of leveranties aan klanten/gasten en/of (digitale) gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touch (kassa)systeem verwijderd en/of gewist en/of gegumd en/of (andere) (digitale) gegevens verwijderd en/of vernietigd en/of (andere) administratie bescheiden (waaronder (kassa)bonnen en/of personeels- en/of urenlijsten en/of werkrooster(s) en/of (klad-)kasboeken en/of andere gegevens) niet bewaard, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

4.

[bedrijf 5] en/of

[bedrijf 1] en/of

[bedrijf 2] en/of

[bedrijf 3] en/of

[bedrijf 4] en/of

[bedrijf 6]

in of omstreeks de periode van 24 februari 2003 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en/of

's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of (een) ander(en), althans (telkens) alleen, (telkens) urenlijsten en/of dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en/of dag- en/of weekstaten en/of kassabestanden, (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen op maken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), immers hebben/heeft genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of die rechtsperso(o)n(en) haar/hun mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die urenlijsten en/of dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en/of dag- en/of weekstaten niet alle personeelsleden en/of niet alle door personeelsleden gewerkte uren verantwoord en/of opgenomen en/of geschreven, en/of althans doen verantwoorden en/of opnemen en/of schrijven,

en/of

op/in die (digitale) kassabestanden (onder meer beschreven in AH/121 en/of AH/121a en/of AH/122 en/of AH122a en/of AH/123 en/of AH/123a en/of AH/127) niet de gehele omzet en/of alle ontvangen en/of gedane betalingen verantwoord en/of opgenomen en/of geschreven en/of ingebracht, en/of althans doen verantwoorden en/of opnemen en/of schrijven en/of inbrengen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);

5.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en/of

's-Gravenhage en/of te Druten en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of een of meer andere natuurlijke pers(o)n(en) (-al dan niet- in dienstbetrekking bij één of meer van de hierna genoemde rechtsperso(o)n(en)) en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of een of meerdere andere rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk

het opzettelijk niet, niet juist of niet volledig nakomen van de in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichtingen

en/of

het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en/of

het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van bij de belastingdienst voorziene aangifte(n) voor de omzetbelasting en/of loonbelasting, als bedoeld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

en/of

het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan of bij de krachtens de belastingwet gestelde eisen, en het opzettelijk niet voeren van een zodanige administratie als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

en/of

het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van welke organisatie hij, verdachte, leider en/of bestuurder was;

6.

[bedrijf 5] en/of

[bedrijf 1] en/of

[bedrijf 2] en/of

[bedrijf 3] en/of

[bedrijf 4]

op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 januari 2004 te Rotterdam en/of te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als werkgeefster(s) in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (telkens) opzettelijk niet en/of niet juist en/of niet volledig heeft/hebben voldaan aan genoemde rechtsperso(o)n(en) haar/hun verplichting om met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28 december 1987) opgave te doen van (al) het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK), immers heeft/hebben genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of genoemde rechtsperso(o)n(en) haar/hun mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk geen en/of geen volledige opgave gedaan van het totaal (aan) genoten loon van (een of meer van) bij genoemde rechtsperso(o)n(en) in dienst zijnde werkne(e)m(st)er(s) en/of niet (al) het genoten loon (waaronder betaalde en/of uitgekeerde tipgeld(en) en/of fooien en/of andere gelden (zwarte (uur)verloning)) op/middels de bij GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) ingeleverde jaaropgavekaart(en) als bedoeld in het Loonadministratiebesluit vermeld en/of opgegeven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en).

Het hof leest de tenlastelegging verbeterd in dier voege dat onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair bij de aangifte voor de loonbelasting over de maand november 2003, [aangiftenummer] ten name van [bedrijf 5] in plaats van "(bijlage D/047-31a+b)" wordt ingelezen "(bijlage D/047-32a+b)". Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze eveneens verbeterd. De verdachte is door deze verbeteringen niet geschaad in de verdediging.

6. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

B.1.

Op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnotities vervat, waarbij tevens zijn herhaald verweren met de onderbouwing daarvan zoals die zijn gevoerd in eerste aanleg, heeft de raadsman bepleit dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard.

Dit verweer valt uiteen in twee delen welke delen hierna kort en zakelijk worden weergegeven onder B.2. (met de daarbij behorende onderdelen) en B.3.

B.2.

De raadsman voert aan dat [naam geheel vennootschappen] (het hof begrijpt: de in de tenlastelegging genoemde [naam geheel vennootschappen] vennootschappen te weten [bedrijf 5], [bedrijf 1], [bedrijf 2], [bedrijf 3], [bedrijf 4] en [bedrijf 6]: hierna [naam geheel vennootschappen]) tijdens de controlefase als verdachte had moeten worden aangemerkt. Doordat dit is verzuimd zijn de waarborgen die aan een verdachte toekomen ten tijde van de uitoefening van controlebevoegdheden geschonden.

De onregelmatigheden die aldus hebben plaatsgevonden hadden voor het openbaar ministerie aanleiding moeten zijn om niet tot vervolging over te gaan en dienen thans, zo begrijpt het hof, voor het hof aanleiding te zijn om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging. In het verlengde daarvan dient het oordeel van het openbaar ministerie om wél tot vervolging over te gaan, zo begrijpt het hof, eveneens bij de beoordeling van de ontvankelijkheid in de vervolging te worden betrokken.

Het hof merkt op dat - nu in de pleitnotities meermalen wordt gesteld dat [naam geheel vennootschappen] door de ambtenaren van de belastingdienst als verdachte had moeten worden aangemerkt dat [naam geheel vennootschappen] niet de gedagvaarde verdachte is. Het hof begrijpt het betoog van de raadsman aldus dat hij betoogt dat (ook) zijn cliënt destijds reeds als verdachte had moeten worden aangemerkt en dat ook waarborgen die hem toekwamen zijn geschonden bij de uitoefening van controlebevoegdheden door de ambtenaren van de belastingdienst.

Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman een aantal (deel-)aspecten naar voren gebracht, te weten - kort en zakelijk weergegeven - (B.2.1. tot en met B.2.6.):

B.2.1.

De ambtenaren van de belastingdienst hebben onrechtmatig gehandeld omdat zij verdachte reeds bij de start van het preplanningsonderzoek, te weten op 10 februari 2003, hadden dienen aan te merken als verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (verder te noemen: SV) en hem dientengevolge de cautie hadden moeten geven.

Immers, reeds op dat moment was er sprake van een vermoeden dat fiscale regels niet werden nageleefd, gelet op een melding van [getuige 1] in november 2002. Deze melding werd betrouwbaar geacht en kreeg in december 2002 en januari 2003 een vervolg door diverse gesprekken die toen met [getuige 1] zijn gevoerd.

Vervolgens zijn op 12 februari 2003 papiersnippers aangetroffen naast een vuilcontainer, hetgeen zou wijzen op vernietiging van de administratie. Het preplanningsonderzoek is echter eerst na een melding van [getuige 2] in maart 2003 stopgezet.

B.2.2.

De belastingdienst heeft voorts, doordat verdachte niet tijdig als verdachte is aangemerkt gevolghandelingen teweeg gebracht, bestaande uit het weggooien van de administratie en het aanwenden van de gumregel (het hof: de verborgen optie in het programma Tickview van het kassasysteem Finishing Touch), of althans aanvang van het gebruik van die gumregel en voortzetting van het gebruik teweeggebracht.

B.2.3.

De belastingdienst heeft voorts misbruik gemaakt van haar controlebevoegdheden en het preplanningsonderzoek heeft in strijd met de beginselen van een goede procesorde plaatsgevonden. De controlehandelingen die tijdens het preplanningsonderzoek werden uitgeoefend hadden niet tot doel om inzicht te krijgen in de administratie van de betreffende[naam geheel vennootschappen] maar zagen op het verifiëren en controleren van hetgeen [getuige 1] tegenover de ambtenaren van de belastingdienst had verklaard, zodat er sprake is van détournement de pouvoir.

B.2.4.

Alle tijdens het preplanningsonderzoek verkregen informatie, welke gelet op het vorenstaande als onrechtmatig verkregen moet worden bestempeld, is het strafrechtelijk onderzoek ingestroomd en houdt rechtstreeks verband met beslissingen die zijn genomen in het selectieoverleg en het tripartite-overleg (verder te noemen: TPO), alsmede met de definitieve beslissing van het openbaar ministerie tot vervolging.

Zo is door de mededeling van de directie, dat het loon uitsluitend per bank/giro wordt betaald,

- naast de verdenking dat er fiscale delicten waren gepleegd (waaraan twee punten zijn toegekend gelet op het fiscale nadeel) - tevens de verdenking ontstaan dat er sprake was van andere strafbare feiten dan fiscale delicten en is daaraan tijdens het TPO een derde punt toegekend in het kader van de Aanmelding, Transactie en Vervolgingsrichtlijnen (verder te noemen ATV).

Vervolgens is besloten om over te gaan tot strafvervolging, terwijl voornoemde mededeling, gelet op het cautieverzuim, niet in de ATV-melding opgenomen had mogen worden.

B.2.5.

Voorts zijn tijdens het preplanningsonderzoek diverse kassabestanden verkregen, welke enerzijds in het strafrechtelijk onderzoek zijn gebruikt, terwijl anderzijds deze kassabestanden actief en afhankelijk van de wil van de belastingplichtige zijn opgeslagen - omdat de ambtenaren van de belastingdienst de belastingplichtige daartoe hebben verplicht - en verstrekt.

B.2.6.

De conclusie van de raadsman met betrekking tot de hiervoor weergegeven deelaspecten luidt dat het openbaar ministerie niet tot vervolging had mogen overgaan. De officier van justitie die bij het TPO aanwezig is geweest, had moeten concluderen dat de tijdens het preplanningsonderzoek vergaarde informatie op onrechtmatige wijze was verkregen, nu het bepaalde van artikel 27 SV niet in acht is genomen. Door die informatie toch te gebruiken bij het TPO maar ook daarna heeft het openbaar ministerie gehandeld in strijd met het beginsel van fair trial en heeft het artikel 6 EVRM geschonden.

B.3.

Naast het onder B2 weergegeven standpunt is voorts naar voren gebracht dat het openbaar ministerie, aldus de raadsman, een kwalijke rol heeft gespeeld bij het verhullen van stukken.

Ten aanzien van dit standpunt merkt het hof op dat de pleitnota van de raadsman (pleitnotitie in hoger beroep, randnummers beginnend met 2.6.) op dit punt, gelet op de opbouw van de pleitnota, in dier voege zal worden gelezen dat de raadsman met dit standpunt eveneens heeft bedoeld de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te bepleiten, een en ander niettegenstaande de toch heldere bewoordingen gebezigd in randnummer 2.7.3. van de pleitnotitie van de raadsman van verdachte.

Zowel de belastingdienst als het openbaar ministerie hebben jegens verdachte geen transparantie betracht en hebben de gang van zaken tijdens de (aanloop tot de) controle door ambtenaren van de belastingdienst in februari 2003 willen verhullen. Zo is tijdens het preplanningsonderzoek niet aan verdachte gemeld dat er een tipgever was en dat er zodoende sprake was van een ernstige verdenking jegens [naam geheel vennootschappen]. Voorts werden de ATV-melding en andere stukken, waaronder de gespreksverslagen met [getuige 1], niet aan het dossier toegevoegd.

Hierbij heeft de officier van justitie een actieve rol gespeeld door de ambtenaren van de belastingdienst opdracht te geven geen stukken te verstrekken, hetgeen onder meer volgt uit het gevoerde e-mailverkeer tussen de officier van justitie en de toenmalige voorzitter van de rechtbank Rotterdam, nevenzittingsplaats Maastricht. Pas in hoger beroep zijn de ATV-melding en een aantal andere stukken in het dossier gevoegd en daarmee ter beschikking van de verdediging gekomen (pleitnotitie mr. Sijbers, randnummers beginnend met 2.6.).

Verdachte heeft door de handelwijze van de belastingdienst en het openbaar ministerie ernstig nadeel ondervonden, aldus de raadsman.

C.

Het hof overweegt ten aanzien van deze verweren als volgt.

C.1.

Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.

- [medeverdachte 2], [medeverdachte 1]l, [verdachte] en [medeverdachte 3] maakten in de ten laste gelegde periode deel uit van de directie van een of meer vennootschappen van [naam geheel vennootschappen]. Het hof slaat daarbij acht op het feit dat [bedrijf 1] per 19 december 2003 is verkocht.

- In 2000 en 2001 hebben zogenaamde waarnemingen ter plaatse (verder te noemen: WTP) plaatsgevonden bij [bedrijf 2], [bedrijf 1] en [bedrijf 5] Eind 2002 is het belastingdossier van de tot het [naam geheel vennootschappen] behorende vennootschappen overgedragen aan een andere eenheid binnen de Belastingdienst, te weten de eenheid Grote Ondernemingen Rotterdam (verklaring [belastingambtenaar 1] bij de rechter-commissaris d.d. 22 september 2005).

- Vervolgens is een zogenoemd preplanningsonderzoek (verder te noemen: (preplannings)onderzoek) opgezet, teneinde de organisatie en administratie van het concern in kaart te brengen. De reden daarvoor was gelegen in het feit dat de vorige eenheid daar niet aan was toegekomen.

- Tijdens de voorbereiding van het (preplannings)onderzoek is op 11 november 2002 bij de belastingdienst een brief van [getuige 1] binnengekomen over [bedrijf 5] en hebben een aantal gesprekken met haar plaatsgevonden.

- De voorbereiding is voortgezet en uiteindelijk is per brief van 4 februari 2003 bij [naam geheel vennootschappen] het (preplannings)onderzoek, in het kader waarvan het eerste bezoek zou plaatsvinden op 10 februari 2003, aangekondigd. Laatstgenoemde datum is in overleg met [naam adviseur], de adviseur van de directie van [naam geheel vennootschappen], bepaald.

- De bezoeken aan [naam geheel vennootschappen] hebben plaatsgevonden op 10, 11 en 12 februari 2003 (zie onder meer [belastingambtenaar 2], gespreksaantekeningen gevoegd bij de brief van de advocaat-generaal d.d. 9 januari 2008). Bij die bezoeken zijn de bedrijven van verschillende vennootschappen van [naam geheel vennootschappen] bezocht waaronder die van vennootschappen die niet in de tenlastelegging zijn genoemd. Bij een deel van die bezoeken waren steeds [medeverdachte 2] en [verdachte] aanwezig.

- Tijdens die bezoeken hebben ambtenaren van de belastingdienst gesproken met medewerkers van de bezochte bedrijven.

- Na de vorenbedoelde bezoeken van ambtenaren van de belastingdienst zijn op 12 februari 2003 naast een vuilcontainer diverse restanten papier gevonden die kennelijk afkomstig waren uit een papierversnipperaar.

- Op 13 maart 2003 heeft [getuige 2], floormanager bij [bedrijf 5] zich bij de belastingdienst gemeld met een tip over het betalen van zwarte lonen bij [bedrijf 5] Vervolgens is het (preplannings)onderzoek stopgezet en is op 1 april 2003 een ATV-melding opgesteld, omdat naar aanleiding van de melding van [getuige 2] bij de ambtenaren van de belastingdienst een redelijk vermoeden was ontstaan dat er binnen [naam geheel vennootschappen] strafbare feiten werden gepleegd.

C.2.1.

Het hof stelt voorop dat het in de artikelen 47 en 49 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder te noemen AWR), melding maakt van verplichtingen van een ieder. Uit deze verplichtingen vloeien bevoegdheden van de ambtenaren van de belastingdienst voort. De uitoefening van deze bevoegdheden zullen in de regel plaatsvinden in het kader van een controle bij een belastingplichtige.

Naar het oordeel van het hof heeft de in de praktijk gegroeide typering van facetten van een onderzoek - waaronder de typering preplanningsonderzoek) - niet tot gevolg dat er dan sprake zou zijn van een ander onderzoek dan als bedoeld in de artikelen 47 en 49 AWR.

Het hof merkt voorts op dat - ingeval er een verdenking bestaat zoals bedoeld in artikel 27 SV - controlebevoegdheden mede ten behoeve van de opsporing mogen worden ingezet. Daarbij dienen dan de waarborgen die aan een verdachte toekomen in acht te worden genomen.

Dit betekent onder meer dat, als aan een persoon - indien hij als verdachte dient te worden aangemerkt - vragen worden gesteld tegen de achtergrond van een controlebevoegdheid, aan die persoon de cautie zal moeten worden gegeven.

Controlebevoegdheden mogen - ingeval er een verdenking bestaat als bedoeld in artikel 27 SV - niet louter ten behoeve van de opsporing mogen worden ingezet. Dat zou kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van misbruik van die bevoegdheid (détournement de pouvoir).

C.2.2.

Het hof is van oordeel - tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor onder C.1. is weergegeven - dat de aanwezigheid van informatie van slechts één tipgever voorafgaand aan de bezoeken aan [naam geheel vennootschappen] in februari 2003, wellicht de vraag heeft doen rijzen bij de ambtenaren van de belastingdienst of mogelijk bij [bedrijf 5] strafbare feiten werden gepleegd, doch zeker niet dwong tot de conclusie dat er sprake was van een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 27 SV ten aanzien van [bedrijf 5] of verdachte, laat staan ten aanzien van de overige [naam geheel vennootschappen] of verdachte.

Ook overigens is niet gebleken van aanwijzingen dat er reeds voorafgaande aan het (preplannings)onderzoek sprake was van een redelijk vermoeden in de zin van artikel 27 SV ten aanzien van [naam geheel vennootschappen] of verdachte. Ten overvloede merkt het hof nog op dat de ambtenaren van de belastingdienst bereid waren om in overleg met [naam adviseur] tot een datum te komen voor wat betreft de bezoeken. Gelet op de risico's die kunnen voortvloeien uit zo'n "afspraak op termijn" is deze opstelling van de belastingdienst een contra-indicatie voor de stelling dat er op dat moment bij de belastingdienst reeds een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 27 SV zou bestaan.

Het vorenstaande in ogenschouw nemend is er derhalve geen aanleiding te concluderen dat de ambtenaren van de belastingdienst tijdens het (preplannings)onderzoek op onrechtmatige wijze jegens [naam geheel vennootschappen] en verdachte gebruik hebben gemaakt van de hen toekomende controlebevoegdheden. De ambtenaren waren niet gehouden verdachte de cautie te geven.

Nu in het verweer tevens is opgemerkt dat ook aan anderen dan verdachte met wie tijdens die bezoeken is gesproken, de cautie had moeten worden gegeven, overweegt het hof enerzijds dat niet is gebleken dat die anderen in die fase als verdachte werden c.q. hadden moeten worden aangemerkt als verdachte en anderzijds dat - zelfs indien daar anders over zou moeten worden geoordeeld - een eventuele schending van het bepaalde in artikel 27 SV niet leidt tot het oordeel dat daardoor verdachte in enig rechtens te beschermen belang is getroffen. Ook onder die omstandigheden zijn derhalve verklaringen van anderen bruikbaar voor het bewijs voor zover het de zaak van verdachte betreft.

Het feit dat op 12 februari 2003 papiersnippers zijn aangetroffen dwingt naar het oordeel van het hof niet tot de conclusie dat er vanaf dat moment sprake zou zijn van een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 27 SV.

Nu er naar het oordeel van het hof geen sprake is van een verdenking zoals bedoeld in artikel 27 SV jegens [naam geheel vennootschappen] of verdachte, ook niet wanneer de onderdelen van het verweer in onderlinge samenhang worden bezien, zijn de door de ambtenaren gehanteerde controlebevoegdheden dus niet ingezet mede ten behoeve van de opsporing, laat staan louter ten behoeve van opsporing.

Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de belastingambtenaren niet onrechtmatig hebben gehandeld en dat er geen misbruik is gemaakt van de controlebevoegdheden.

Er zijn geen gronden waarop geoordeeld zou moeten worden dat de informatie die tijdens het (preplannings)onderzoek is verkregen, op onrechtmatige wijze is verkregen.

C.2.3.

Hetgeen overigens in dit verband nog door de verdediging is aangevoerd ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie behoeft, gelet op het vorenstaande, geen verdere bespreking.

C.2.4.

Dit onderdeel van het verweer wordt in al zijn facetten verworpen.

C.3.1.

Het hof begrijpt het verweer van de verdediging, zoals weergegeven onder B.3., in dier voege dat de verdachte en zijn raadsman door het handelen van de officier van justitie, dat onrechtmatig zou zijn, op ontoelaatbare wijze in zijn rechten zijn beknot.

Door het optreden van de officier van justitie is er geen sprake meer van een fair trial c.q. is het beginsel van equality of arms geschonden.

Het hof overweegt daaromtrent als volgt. Vaststaat dat de officier van justitie zich tot ambtenaren van de belastingdienst (inclusief de FIOD) heeft gericht met de mededeling dat het toevoegen van stukken aan het dossier via haar dient te geschieden en niet rechtstreeks door toezending van ambtenaren.

Uit de verhoren door de rechter-commissaris van de belastingambtenaren als getuige blijkt niet dat de rechter-commissaris de belastingambtenaren de uitdrukkelijke opdracht heeft gegeven om de door de verdediging verzochte stukken te overleggen dan wel om andere stukken te overleggen. Blijkens de desbetreffende processen-verbaal hebben de getuigen (veelal op vragen van de raadsman) aangegeven dat ze zullen bekijken of ze de verzochte stukken nog in hun bezit hebben en of zij deze kunnen overleggen.

Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen aan zijn recht op een behoorlijke behandeling van de zaak te kort is gedaan door voormelde mededeling van de officier van justitie, voor zover daaraan al gehoor is gegeven door de bedoelde ambtenaren.

Het door de raadsman aangevoerde leidt derhalve niet tot het oordeel dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde noch tot het oordeel dat er geen sprake zou zijn van een fair trial. In het zijdens de verdachte aangevoerde kan derhalve geen grond worden gevonden te komen tot het oordeel dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging.

Het hof betrekt hierbij voorts dat de verdediging zowel bij de rechtbank, als bij het gerechtshof in de gelegenheid is geweest om de toevoeging aan het dossier van stukken te verzoeken, van welke bevoegdheid ook gebruik is gemaakt. Deze verzoeken zijn door de respectievelijke rechterlijke instanties beoordeeld en zijn deels toegewezen, soms onder de toevoeging "voor zover deze bescheiden (nog) bestaan", en deels afgewezen.

Voor zover toevoeging van bescheiden aan het dossier is gelast, is aan dat bevel naar het oordeel van het hof ook voldaan, waarbij het hof in aanmerking neemt de mededeling van de advocaat-generaal dat hij de bescheiden waarvan voeging in het dossier was gelast bij de ambtenaren van de belastingdienst heeft opgevraagd en de bescheiden die hij in reactie op zijn verzoek heeft ontvangen heeft overgelegd.

Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze mededeling van de advocaat-generaal.

C.3.2.

Ook dit aspect van het verweer wordt in al zijn facetten verworpen.

D.

Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging in de weg zou staan, is het Openbaar Ministerie derhalve ontvankelijk in zijn strafvervolging.

7. Vrijspraak

E.1.

Voor wat betreft de feiten onder 3 en onder 6 zal - voor zover het gedragingen betreft met betrekking tot [bedrijf 3] - vrijspraak volgen voor de ten laste gelegde periode tot januari 2001, aangezien deze vennootschap in 2000 nog niet in bedrijf was.

Er werd toen derhalve nog geen omzet gemaakt en evenmin is gebleken dat in die periode personeel in dienst was dat zwart werd uitbetaald.

E.2.

Nu in het dossier ten aanzien van [bedrijf 4] en [bedrijf 6] (AH/125) geen enkel stuk is opgenomen dat tot bewijs kan dienen dat er valse urenlijsten en/of dienstroosters en/of dag- en/of weekstaten en/of kassabestanden zijn opgemaakt, dient verdachte bij gebrek aan wettig bewijs ten aanzien van feit 4 in zoverre te worden vrijgesproken.

E.3.

Ten aanzien van de onder 6 ten laste gelegde betaalde en/of uitgekeerde tipgeld(en) en/of fooien wordt verdachte vrijgesproken, nu uit het verhandelde in hoger beroep naar voren is gekomen dat deze bedragen niet tot het loon behoren waarvoor opgave dient te worden gedaan op grond van de Coördinatiewet sociale verzekeringen.

8. Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op tijdstippen in de periode van 25 februari 2000 tot en met 23 januari 2004 te Rotterdam en/of Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk een bij de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene aangifte, te weten:

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], en

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer], en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer], en

november 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 1]

en

januari 2000, [aangiftenummer], en

februari 2000, [aangiftenummer], en

april 2001, [aangiftenummer], en

mei 2001, [aangiftenummer], en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer], en

november 2003, [aangiftenummer] en

december 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 2]

en

januari 2001, [aangiftenummer] en

februari 2001, [aangiftenummer], en

maart 2001, [aangiftenummer] en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer], en

november 2003, [aangiftenummer], en

december 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 3],

en

januari 2000, [aangiftenummer] en

februari 2000, [aangiftenummer] en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer], en

december 2003, [aangiftenummer]

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid]

([bedrijf 5])

en

januari 2000, [aangiftenummer] en

februari 2000, [aangiftenummer], en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer], en

december 2003, [aangiftenummer]

ten name van (de fiscale eenheid) [naam fiscale eenheid]

([bedrijf 4]),

onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting telkens een te laag bedrag aan omzet en te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven;

2.

hij op tijdstippen in de periode van 23 februari 2000 tot en met 21 januari 2004 te Rotterdam en/of te Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk een bij de Wet op de loonbelasting 1964 voorziene aangifte, te weten:

januari 2000, [aangiftenummer] en

februari 2000, [aangiftenummer] en

april 2001, [aangiftenummer], en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer] en

december 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 1]

en

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], en

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer], en

3E kwartaal 2001, [aangiftenummer], en

4E kwartaal 2001, [aangiftenummer], en

2E kwartaal 2002, [aangiftenummer], en

3E kwartaal 2002, [aangiftenummer], en

3E kwartaal 2003, [aangiftenummer], en

4E kwartaal 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 2]

en

januari 2001, [aangiftenummer] en

februari 2001, [aangiftenummer], en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer] en

december 2003, [aangiftenummer]

ten name van [bedrijf 3]

en

januari 2000, [aangiftenummer] en

februari 2000, [aangiftenummer], en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer] en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer], en

december 2003, [aangiftenummer]

ten name van [bedrijf 5]

en

1E kwartaal 2000, [aangiftenummer], en

2E kwartaal 2000, [aangiftenummer] en

april 2001, [aangiftenummer] en

mei 2001, [aangiftenummer], en

juli 2002, [aangiftenummer] en

augustus 2002, [aangiftenummer] en

november 2003, [aangiftenummer] en

december 2003, [aangiftenummer],

ten name van [bedrijf 4],

onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Rotterdam en/of Heerlen ingeleverde aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen telkens een te laag bedrag aan loon en/of totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgegeven, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven;

3.A.

[bedrijf 5] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] in de periode van 1 januari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot

a. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd,

immers hebben genoemde rechtspersonen toen en daar telkens opzettelijk onjuiste (te lage) omzetgegevens in de administratie van genoemde rechtspersonen opgenomen en omzetgegevens en contante betalingen en leveranties aan klanten/gasten en digitale gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touch kassasysteem verwijderd en andere digitale gegevens verwijderd

en

b. het bewaren van boeken, bescheiden en andere primaire gegevensdragers, telkens opzettelijk deze niet heeft bewaard, immers hebben genoemde rechtspersonen toen en daar telkens opzettelijk administratie bescheiden (waaronder (kassa)bonnen en personeels- en urenlijsten en werkroosters en (klad-)kasboeken en andere gegevens) niet bewaard,

terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;

3.B.

[bedrijf 3] in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2004 te

's-Gravenhage, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot

a. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar telkens opzettelijk onjuiste (te lage) omzetgegevens in de administratie van genoemde rechtspersonen opgenomen en omzetgegevens en contante betalingen en leveranties aan klanten/gasten en digitale gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touch kassasysteem verwijderd en andere digitale gegevens verwijderd

en

b. het bewaren van boeken, bescheiden en andere primaire gegevensdragers telkens opzettelijk deze niet volledig heeft bewaard, immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar telkens opzettelijk administratie bescheiden (waaronder (kassa)bonnen en personeels- en urenlijsten en werkroosters en (klad-)kasboeken) niet bewaard,

terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging;

3.C.

[bedrijf 4] in de periode van 1 januari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere primaire gegevensdragers, telkens opzettelijk deze niet heeft bewaard, immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar telkens opzettelijk administratie bescheiden (waaronder personeels- en urenlijsten en werkroosters) niet bewaard, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;

4.A.

[bedrijf 5] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in de periode van 24 februari 2003 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en 's-Gravenhage, telkens urenlijsten en dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en dag- en weekstaten en kassabestanden, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben opgemaakt, immers hebben genoemde rechtspersonen toen en daar telkens valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die urenlijsten en dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en dag- en weekstaten niet alle personeelsleden en/of niet alle door personeelsleden gewerkte uren verantwoord en in die digitale kassabestanden niet de gehele omzet verantwoord, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;

4.B.

[bedrijf 4] in de periode van 24 februari 2003 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam, telkens urenlijsten en dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en dag- en weekstaten, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben opgemaakt, immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar telkens valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die urenlijsten en dienstroosters (met betrekking tot de personele bezetting) en dag- en weekstaten niet alle personeelsleden en/of niet alle door personeelsleden gewerkte uren verantwoord, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;

5.

hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 20 januari 2004 te Rotterdam en

's-Gravenhage, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en

[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 14] en [medeverdachte 16] en [bedrijf 5] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en [bedrijf 6] en [bedrijf 7], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk

het opzettelijk niet, niet juist of niet volledig nakomen van de in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichtingen

en

het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en

het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van bij de belastingdienst voorziene aangiften voor de omzetbelasting en loonbelasting, als bedoeld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

en

het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan of bij de krachtens de belastingwet gestelde eisen, en het opzettelijk niet voeren van een zodanige administratie als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

en

het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

6.A.

[bedrijf 5] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 4] in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 januari 2004 te Rotterdam, als werkgeefsters in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering telkens opzettelijk niet juist hebben voldaan aan genoemde rechtspersonen hun verplichting om met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28 december 1987) opgave te doen van al het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK), immers hebben genoemde rechtspersonen toen en daar telkens opzettelijk geen volledige opgave gedaan van het totaal genoten loon van bij genoemde rechtspersonen in dienst zijnde werkne(e)m(st)er(s) en niet al het genoten loon op de bij GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) ingeleverde jaaropgavekaarten als bedoeld in het Loonadministratiebesluit vermeld, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;

6.B.

[bedrijf 3] in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2004 te

's-Gravenhage, als werkgeefster in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering telkens opzettelijk niet juist heeft voldaan aan genoemde rechtspersoon zijn verplichting om met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28 december 1987) opgave te doen van al het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK), immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar telkens opzettelijk geen volledige opgave gedaan van het totaal genoten loon van bij genoemde rechtspersoon in dienst zijnde werkne(e)m(st)er(s) en niet al het genoten loon op de bij GAK Nederland B.V. en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) ingeleverde jaaropgavekaarten als bedoeld in het Loonadministratiebesluit vermeld, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, telkens feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.

9. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

10. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

F.1.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

F.2.

De raadsman van verdachte heeft - geheel subsidiair - aangevoerd dat de argumenten als hiervoor onder B.2. tot en met B.3. genoemd, dienen te leiden tot bewijsuitsluiting met als gevolg dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Het hof overweegt dienaangaande dat deze subsidiair gevoerde verweren op dezelfde gronden als hiervoor weergegeven onder C.2. tot en met C.3. worden verworpen.

F.3. Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair.

F.3.1.

Ten aanzien van de feiten onder 1 primair en onder 2 primair heeft de advocaat-generaal vrijspraak gevorderd en heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de aldaar ten laste gelegde verwijten kwaliteitsdelicten betreffen en dat de verdachte de bedoelde kwaliteit mist. De raadsman stelt in dat verband dat de enkele verwijzing naar de tenaamstelling van de onderscheiden aangiften niet toereikend is.

Het hof is op na te melden gronden - anders dan de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen op de wijze zoals hiervoor weergegeven.

Het hof stelt voorop dat een natuurlijk persoon als pleger zoals bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: SR) kan worden aangemerkt, mits er voldoende bewijs voorhanden is, ook al zou op grond van artikel 51 SR vervolging van die natuurlijke persoon als feitelijk leidinggevende of opdrachtgever mogelijk zijn geweest en/of vervolging van een rechtspersoon mogelijk zijn geweest.

Voorts wordt overwogen dat een persoon zeer wel als medepleger van een kwaliteitsdelict kan worden aangemerkt, niettegenstaande de omstandigheid dat die persoon zelf die bedoelde kwaliteit ontbeert.

Aan verdachte is onder 1 primair en 2 primair verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen het aldaar verwoordde verwijt heeft gepleegd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat onder een "ander" een rechtspersoon wordt begrepen. Het hof leest de tenlastelegging aldus dat als één van de medeplegers telkens is bedoeld de in de tenlastelegging onderscheiden rechtspersoon op wiens naam een aangifte was gesteld. Op die onderscheiden rechtspersoon rustte steeds de plicht tot het doen van aangifte. Die rechtspersoon heeft in een bewuste en nauwe samenwerking met onder meer verdachte deze aangiften onjuist c.q. onvolledig gedaan, een en ander zoals hiervoor bewezen verklaard. Verdachte en de onderscheiden rechtspersonen zijn ten opzichte van elkaar te duiden als medepleger. Deze uitleg van de tenlastelegging is niet in strijd met haar bewoordingen noch met de strekking van de tenlastelegging.

F.3.2.1.

Zijdens verdachte is het verweer gevoerd dat een aantal van de in de tenlastelegging opgenomen aangiften ziet op periodes waarover geen kasboeken zijn aangetroffen. Ten aanzien van deze aangiften dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken, nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de gegevens zoals die zijn opgenomen in deze aangiften onjuist zijn.

Het hof overweegt dat uit bovenstaande bewijsmiddelen (waaronder de bekennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, alsmede de verklaringen van de floormanagers van de vennootschappen) volgt dat het afromen van de omzet ten behoeve van de zwarte loonbetalingen een gangbare praktijk was binnen de afzonderlijke [naam geheel vennootschappen] en deel uitmaakte van de dagelijkse bedrijfsvoering.

Hiermee wordt derhalve de stelling van de verdediging dat er onzekerheid bestaat ten aanzien van de onjuistheid van alle ten laste gelegde aangiften, weerlegd.

F.3.3.1.

Voorts is zijdens verdachte aangevoerd dat [bedrijf 4] nauwelijks de beschikking had over contant geld en dat ten behoeve van deze vennootschap gelden werden onttrokken aan de omzet van [bedrijf 5]. Het afromen van de omzet blijkt niet uit een kasboek of enig ander stuk. Dientengevolge zou verdachte moeten worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde voor zover dit [bedrijf 4] betreft.

F.3.3.2.

Het hof overweegt allereerst dat het hof het verweer zoals weergegeven in de pleitnota d.d.

30 januari 2008 van de raadslieden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (pagina 7 en 8 van de pleitnota, onder 12 tweede gedachtebolletje, welk verweer de raadsman van verdachte eveneens heeft bepleit) verstaat als aangiften loonbelasting in plaats van aangiften omzetbelasting, gezien de verwijzing naar de pagina's 24 tot en met 26 van de pleitnota in eerste aanleg.

F.3.3.3.

Voorts overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam naar voren komt dat ook bij [bedrijf 4] omzet werd afgeroomd en dat er lonen zwart werden uitbetaald (verklaring [medeverdachte 7] en [getuige 3]). Ook verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de aangiften zoals opgenomen in de gewijzigde tenlastelegging onjuist waren. Het hof acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.

F.4.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

F.4.1.

Zijdens verdachte is het volgende naar voren gebracht.

1. Er is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Verdachte en zijn medeverdachten zijn immers niet gewezen op het feit dat bij de belastingdienst het vermoeden bestond dat artikel 52 van de AWR werd overtreden en evenmin is verdachte de cautie medegedeeld.

2. Voorts valt de kladadministratie niet onder de administratieplicht en bewaarplicht van artikel 52 van de AWR. Dit artikel kent geen absoluut karakter maar moet worden ingekleurd naar wat in het desbetreffende bedrijf gebruikelijk en benodigd is.

De bedoeling van deze wetsbepaling is dat gegevens duidelijk moeten blijken en als daar aan wordt voldaan dan is er geen sprake van overtreding van de wet.

3. Voor wat betreft een aantal in de tenlastelegging opgenomen bescheiden, zoals de werkroosters, is niet voldaan aan het strekkingsvereiste van artikel 69 van de AWR. Immers, deze bescheiden worden niet gebruikt bij het bepalen van de aan te geven belasting.

4. Zijdens verdachte is ten slotte nog betoogd dat verdachte en zijn medeverdachten vanuit een panieksituatie, welke was ontstaan door de handelwijze van de belastingdienst tijdens het (preplannings)onderzoek, administratie heeft weggegooid.

F.4.2.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Ad 1.

Zoals hiervoor onder C.2. reeds overwogen is het hof van oordeel dat er in het onderhavige geval geen sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de belastingdienst tijdens het (preplannings)onderzoek. Nu er in die fase geen sprake was van een verdenking krachtens artikel 27 SV, bestond er geen verplichting tot het geven van de cautie op grond van artikel 29 SV. Het verweer wordt verworpen.

Ad. 2.

Het hof overweegt allereerst dat de Wet op de omzetbelasting in artikel 34, 34a en 35 van de Wet op de omzetbelasting 1968 juncto de artikelen 31 en 32 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 afzonderlijke regels bevat met betrekking tot de administratieve verplichtingen van een ondernemer ten aanzien van de omzetbelasting. De wet op de loonbelasting 1964 bevat dienovereenkomstig in artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 juncto de artikelen 23 e.v. van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 en (met ingang van 1 januari 2001) de artikelen 65 e.v. van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 afzonderlijke regels. Deze regels vormen een aanvulling op de algemene bepaling inzake de administratie- en bewaarplicht, genoemd in hoofdstuk VII, afdeling 2 van de AWR, in het bijzonder artikel 52 AWR. Voornoemd artikel 52 AWR wordt door de regeling in de Wet op de omzetbelasting en in de Wet op de loonbelasting niet opzij gezet.

Het hof zoekt derhalve aansluiting bij artikel 52 AWR en overweegt dat de reikwijdte van dit artikel dient te worden afgeleid uit de wetsgeschiedenis van dat artikel, alsmede uit de jurisprudentie die zich op dit punt heeft ontwikkeld. Naar het oordeel van het hof heeft de wetgever met artikel 52 AWR het oog gehad op het vastleggen en bewaren van gegevens betreffende de vermogenstoestand van de administratieplichtige en van al hetgeen zijn bedrijf, beroep of werkzaamheid betreft, voorzover daaruit van het bestaan van rechten en verplichtingen van de administratieplichtige alsmede voor de belastingheffing overigens van belang zijnde feiten kan blijken. De bewaarplicht strekt zich niet alleen uit tot gegevens die voor de belastingheffing van de administratieplichtige zelf van belang kunnen zijn maar ook tot gegevens die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van derden.

Gelet hierop en daarbij in aanmerking nemende het feit dat zonder die stukken voor de belastingdienst geen effectieve controle mogelijk is, is het hof van oordeel dat krachtens artikel 52 van de AWR de klad kasadministratie, (kassa)bonnen, personeels- en urenlijsten en werkroosters dienen te worden bewaard. Het verweer wordt verworpen.

Ad 3.

Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof dat blijkens de wetsgeschiedenis artikel 52 AWR een zelfstandig karakter kent en dat de strekking van de administratie- en bewaarplicht van dit artikel niet bij uitsluiting is gekoppeld aan de belastingheffing van de desbetreffende belastingplichtige, maar dat deze eveneens geldt ten aanzien van de belastingheffing ten aanzien van een derde. De strekking ziet hier op de door de belastingdienst uit te oefenen controle of de belastingaanslagen juist zijn vastgesteld.

Naar het oordeel van het hof is derhalve het strekkingsvereiste van artikel 52 AWR van een geheel andere orde dan het strekkingsvereiste van artikel 69 AWR, dat ziet op het gevolg dat te weinig belasting is geheven. Het verweer wordt verworpen.

Ad 4.

Het hof ziet in deze stelling - nu er geen conclusie aan is verbonden - geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat deze stelling geen verdere bespreking behoeft.

F.5.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4

F.5.1.

Het hof overweegt dat op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van de bedrijfsleiders van de vennootschappen, voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat vanaf 24 februari 2003 op urenlijsten, dienstroosters en dag- en weekstaten niet alle personeelsleden en/of niet alle door personeelsleden gewerkte uren werden verantwoord en dat in de digitale kassabestanden niet de gehele omzet werd verantwoord.

F.5.2.

Zijdens verdachte is betoogd dat verdachte en zijn medeverdachten vanuit een panieksituatie, welke was ontstaan door de handelwijze van de belastingdienst tijdens het (preplannings)onderzoek, voornoemde stukken heeft vervalst. Het hof ziet in deze stelling - nu er geen conclusie aan is verbonden - geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat deze stelling geen verdere bespreking behoeft.

F.6.

Ten aanzien van het bewezen verklaarde feitelijk leidinggeven (feiten 3, 4 en 6) overweegt het hof als volgt.

Verdachte was via zijn bedrijf [bedrijf verdachte] bestuurder van [bedrijf 3], [bedrijf 5], [bedrijf 4], [bedrijf 2] en [bedrijf 1]. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat binnen genoemde vennootschappen omzet werd afgeroomd ten behoeve van de zwart uit te betalen lonen. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er sprake was van een zogenaamde berispelijke wetenschap aan de zijde van verdachte. Verdachte was op de hoogte van de strafbare gedragingen en het lag mede in zijn macht, gelet op zijn positie binnen de vennootschappen, om in te grijpen. Door zulks na te laten en de situatie te laten voortduren heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan feitelijk leidinggeven van de verboden gedragingen als weergegeven onder 3, onder 4 en onder 6.

F.7.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5

F.7.1.

Door de verdediging zijn de volgende verweren gevoerd.

1. Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, aangezien er geen sprake is geweest van oogmerk op het plegen van misdrijven. Het plegen van misdrijven is nooit het naaste doel geweest van [naam geheel vennootschappen].

De feitelijke werkzaamheden binnen [naam geheel vennootschappen] waren meer dan hoofdzakelijk gericht op het verrichten van diensten in de horeca en de vermeende strafbare feiten hebben slechts een klein deel van bedrijfsvoering uitgemaakt. Voorts kan niet bewezen worden dat de vermeende misdrijven structureel en georganiseerd hebben plaatsvonden.

2. Ten slotte bevat het dossier geen bewijs dat er een georganiseerd samenwerkingsverband heeft bestaan tussen [naam geheel vennootschappen] en [bedrijf 7] dan wel tussen [naam geheel vennootschappen] en de natuurlijke personen [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] Er was geen sprake van gemeenschappelijke regels noch van een gemeenschappelijke doelstelling.

F.7.2.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Ad. 1.

Vooropgesteld moet worden dat de criminele organisatie, zoals omschreven in de tenlastelegging, niet vereenzelvigd kan worden met [naam geheel vennootschappen]. De criminele organisatie ziet op een conglomeraat van natuurlijke personen en een aantal rechtspersonen.

Het doel van de meergenoemde broers [verdachte en medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], alsmede van hun (assistent)floormanagers voor zover genoemd in de bewezenverklaring, was het succesvol drijven van horecaondernemingen. In hun eigen opvatting kon dat alleen door het afromen van de omzet en het uitbetalen van zwart loon, hetgeen vanaf het begin van de oprichting van het zogenaamde [naam geheel vennootschappen] structureel werd toegepast en onderdeel uitmaakte van de vaste bedrijfsvoering binnen de vennootschappen. Naar het oordeel van het hof is er sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband van natuurlijke en rechtspersonen, waarbij hiërarchie (gezagsverhouding) en het (doen) geven van aanwijzingen en instructies aan de medewerkers bij aanvang van hun dienstverband duidelijk zichtbaar waren. Dat verdachte, naar hij verklaard heeft, niet exact wist wat er werd afgeroomd en hoeveel er zwart werd uitbetaald, doet hier niet aan af. Er werd naar het oordeel van het hof weliswaar een oorbaar doel nagestreefd, echter men trachtte dit te verwezenlijken door middel van onder andere het plegen van strafbare feiten zoals het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift.

Hiermee is het plegen van misdrijven een nevendoel, niet zozeer van [naam geheel vennootschappen] zelf, maar van het hiervoor genoemde conglomeraat van natuurlijke en rechtspersonen verworden. Binnen dit kader hadden verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk op het plegen van misdrijven. Het verweer wordt verworpen.

Ad. 2.

Het hof is van oordeel dat [bedrijf 7] en de natuurlijke personen [medeverdachte 14] en

[medeverdachte 16] vanaf 2003 wel degelijk hebben deelgenomen aan de criminele organisatie zoals bewezen verklaard, aangezien [bedrijf 7] - en wel in de persoon van [medeverdachte 14] (mededirecteur van [bedrijf 7] en verantwoordelijk voor het commerciële gedeelte van het bedrijf, te weten de verkoop en levering van kassasystemen en het onderhoud met de klanten die gebruik maken van een door verdachte geleverd kassasysteem) - de gumregel als middel voor het afromen van de omzet heeft geïntroduceerd bij [medeverdachte 2] (proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris op 2 mei 2006, welk proces-verbaal blijkens het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg eveneens in de onderhavige zaak is voorgehouden). [medeverdachte 16] heeft vervolgens blijkens de verklaring van [medeverdachte 3] (proces-verbaal verhoor bij de rechter-commissaris op 25 april 2006, welk proces-verbaal blijkens het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg eveneens in de onderhavige zaak is voorgehouden) de gumregel uitgelegd dan wel gedemonstreerd bij [naam geheel vennootschappen]. Deze gumregel stond niet in de officiële handleiding vermeld maar betrof een verborgen instructie in het kassasysteem, waarvan [naam geheel vennootschappen] gebruik maakte.

De gedragingen van [medeverdachte 14], in het bijzonder het aangeven wel een oplossing te hebben voor de problemen van [naam geheel vennootschappen] met de Belastingdienst en vervolgens het verstrekken van een instrument aan [naam geheel vennootschappen] om bonnen uit het systeem te laten verdwijnen (de gumregel), kunnen in redelijkheid aan [bedrijf 7] kunnen worden toegerekend. [medeverdachte 14] is immers de commerciële directeur van verdachte en volledig verantwoordelijk voor de contacten met de cliënten van verdachte met betrekking tot de verkoop, levering en het onderhoud van de door verdachte geleverde kassasystemen. Ook daarna had [bedrijf 7] een ondersteunende rol aangezien zij beschikbaar was voor vragen en informatie met betrekking tot het kassasysteem (inclusief de gumregel). [bedrijf 7] was aldus op de hoogte van het feit dat bij [naam geheel vennootschappen] de omzet werd afgeroomd en dat binnen [naam geheel vennootschappen] strafbare feiten werden gepleegd.

[bedrijf 7] is door het bij [naam geheel vennootschappen] kenbaar maken van de mogelijkheid (gumregel) tot het verwijderen van volledige kassabonnen uit het kassasysteem dat gebruikt werd door [naam geheel vennootschappen] met als direct gevolg corrumperen van de kassabestanden en manipulatie van de omzetgegevens van [naam geheel vennootschappen] en vervolgens het doen van valse aangiften omzetbelasting door [naam geheel vennootschappen] waarop, gelet op de achtergrond waartegen de gumregel is verstrekt, de opzet van [bedrijf 7] evenzeer was gericht, medeplichtig geweest aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het plegen van valsheid in geschrift door de onder [naam geheel vennootschappen] vallende rechtspersonen.

Voor deelneming in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is overigens voldoende dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven.

11. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

G.1.

Het bewezen verklaarde onder 1 primair en 2 primair is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, juncto artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het ten laste gelegde.

Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 68, tweede lid, aanhef en respectievelijk onder d en onder e, juncto artikel 69, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1, juncto artikel 51, tweede lid, aanhef en onder 2, juncto artikel 57, eerste lid,van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het ten laste gelegde.

Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1, juncto artikel 51, tweede lid, aanhef en onder 2, en juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het ten laste gelegde.

Het bewezen verklaarde onder 5 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het ten laste gelegde.

Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien bij artikel 10, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, artikel 51, tweede lid, aanhef en onder 2, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar gesteld bij artikel 17a, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het ten laste gelegde.

G.2.

Ten aanzien van de strafbaarheid van het onder 6 bewezen verklaarde overweegt het hof als volgt.

Met ingang van 1 januari 2006 is de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (verder te noemen Wfsv) in werking getreden. Blijkens artikel 48 van de Invoeringswet Wfsv is de Coördinatiewet sociale verzekering (verder te noemen CSV) ingetrokken.

Artikel 42 van de Invoeringswet Wfsv luidt, voor zover thans van belang, als volgt:

"2. Met betrekking tot de financiering van de Werkeloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziekenfondswet over de kalenderjaren, gelegen voor de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van deze wet, blijft het recht zoals dit gold voor die datum, van toepassing."

Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat, gelet op het geldende overgangsrecht, het recht zoals dit gold vóór 1 januari 2006, zijnde de datum van inwerkingtreding van de Wfsv, van toepassing blijft met betrekking tot de financiering van de sociale verzekeringen over de kalenderjaren gelegen vóór voornoemde datum. Deze bepaling verschaft een formele basis voor afwikkeling van de verstreken jaren met toepassing van de toen geldende regelgeving. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om voorschriften gesteld bij en krachtens de CSV.

In casu heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte in de periode vanaf 1 januari 2000 (ten aanzien van [bedrijf 3] vanaf 1 januari 2001) tot en met 31 januari 2004 tezamen en in vereniging leiding heeft gegegeven aan opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bedoelde verplichtingen, niet juist nakomen, meermalen gepleegd. Gelet op het overgangsrecht zijn de artikelen 10 en 17a CSV van toepassing, hetgeen betekent dat ook het onder 6 bewezen verklaarde een misdrijf betreft en niet, zoals de eerste rechter heeft geoordeeld, een overtreding.

G.3.

Zijdens verdachte is aangevoerd dat:

1. de onder 3 verweten normovertredingen, te weten het niet voldoen aan de

administratieverplichting en het niet voldoen aan de bewaarplicht, als één feit dienen te worden beschouwd;

2. gelet op de gelijksoortigheid van de handelingen, voortvloeiend uit één ongeoorloofd wilsbesluit, het bepaalde van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van:

- primair: alle ten laste gelegde feiten gezamenlijk en

- subsidiair: de feiten onder 2, onder 3 en onder 6 gezamenlijk.

G.4.1.

Het hof overweegt met betrekking tot het gestelde onder G.3 als volgt.

Voor zover de raadsman met het onder G.3 onder 1 weergegevene een beroep doet op het bepaalde in art. 55, eerste lid, SR, faalt het. Terzake de bewezen verklaarde feiten, bij feit 3A en 3B, is sprake van afzonderlijke gedragingen die - gegroepeerd zoals hiervoor in de bewezenverklaring aangegeven - afzonderlijke strafrechtelijke verwijten opleveren. Met de onderscheiden bewezen verklaarde strafrechtelijke handelingen (het niet voeren van een administratie conform de daaraan bij artikel 52 AWR gestelde eisen enerzijds en het handelen in strijd met de bewaarplicht anderzijds) worden andere rechtsbelangen (normen) geschonden. Er is evenwel geen sprake van feiten die vallen onder meer dan één strafbepaling. Het is niet zo dat wanneer - kort gezegd - de administratie niet goed wordt gevoerd daarmee (automatisch) ook de primaire gegevensdragers niet worden bewaard en omgedraaid.

Het één impliceert niet het ander. Mitsdien is er geen sprake van eendaadse samenloop.

G.4.2.

Voorzover de raadsman met het onder G.3 onder 1 weergegevene bedoelt te betogen dat er sprake is van een voortgezette handeling voor wat betreft het niet voeren van een administratie conform de daaraan bij de belangwet gestelde eisen enerzijds en het handelen in strijd met de bewaarplicht anderzijds, faalt het evenzeer.

Vooropgesteld wordt dat er geen sprake is van gelijksoortigheid van handelingen daar waar het de afzonderlijke strafrechtelijke verwijten betreft. Reeds op die grond faalt het verweer. Daarenboven wordt nog opgemerkt dat de bewezen verklaarde gedragingen zich hebben uitgestrekt over een (lange) periode waarin telkens opnieuw het besluit is genomen om bepaalde gedragingen te verrichten. Ook daarom faalt het verweer.

G.4.3.

Het verweer van de raadsman zoals weergegeven onder G.3 onder 2 wordt eveneens verworpen. Voor de motivering daarvan sluit het hof aan bij de motivering die hiervoor onder G.4.2. is verwoord.

G.5.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.

12. Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

13. Op te leggen straffen

H.1.

De advocaat-generaal heeft gevorderd - kort weergegeven - verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uur en een geldboete van EUR 50.000,--.

Hij heeft daarbij, als verwoord in zijn schriftelijk requisitoir en repliek, rekening gehouden met een fiscaal nadeel van 2 miljoen euro, inclusief het geleden nadeel met betrekking tot de werknemersverzekeringen.

Voorts heeft de advocaat-generaal gelet op het stelselmatig en duurzaam karakter van de gepleegde fraude, de wijze waarop het personeel werd gecorrumpeerd en op de strafoplegging in vergelijkbare zaken.

De advocaat-generaal heeft daarbij nog aangevoerd dat het niet zo is dat [naam geheel vennootschappen], als horecaonderneming met een bepaalde naamsbekendheid in het kader van de generale preventie er is "uitgelicht". De advocaat-generaal heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een vrijwillige inkeer en medewerking aan het onderzoek van de FIOD. Ten aanzien van dit laatste heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat de bedrijfsvoering pas is aangepast toen het onderzoek van de FIOD reeds was aangevangen en de verdachte en zijn medeverdachten eerst een beroep hebben gedaan op het hen toekomende zwijgrecht.

Anderzijds heeft de advocaat-generaal in strafmatigende zin acht geslagen op de omstandigheid dat binnen [naam geheel vennootschappen]inmiddels maatregelen zijn genomen ter voorkoming van herhaling, dat het nadeel aan de belastingdienst is voldaan, dat verdachte niet eerder soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd en dat er sprake is van een geringe draagkracht.

H.2.

De raadsman van verdachte heeft allereerst - meer subsidiair - aangevoerd dat de elementen als hiervoor onder B.2. tot en met B.3. genoemd, dienen te leiden tot strafvermindering met als gevolg dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Het hof overweegt dienaangaande dat deze meer subsidiair gevoerde verweren op dezelfde gronden als hiervoor overwogen onder C. tot en met C.3.1. worden verworpen.

H.3.

Voorts is zijdens verdachte bepleit, als op de gronden in de pleitnota weergegeven, dat bij de bepaling van de op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de volgende strafverminderende factoren:

- de kans op herhaling is drastisch afgenomen, nu de bedrijfsvoering van de [naam geheel vennootschappen] integraal is gewijzigd. Overigens bestond binnen het bedrijf al langer de intentie om de laakbare handelwijze af te bouwen maar dit diende, uit oogpunt van het bedrijfsbelang, geleidelijk te geschieden;

- middels een vaststellingsovereenkomst met de belastingdienst is het geleden fiscale nadeel vastgesteld op een bedrag van 2 miljoen euro (welk bedrag mede omvatte de onjuiste belastingaangiften in 1999, welke gedragingen niet zijn ten laste gelegd), welk bedrag door verdachte en zijn medeverdachten is voldaan;

- er is geen sprake geweest van zelfverrijking, doch het zwart verlonen en afromen van de omzet is het gevolg geweest van wat verdachte en zijn medeverdachten eerder in de horeca hadden geleerd. Bovendien is het personeel niet gecorrumpeerd omdat veel werknemers de voorkeur hadden voor een zwarte loonbetaling;

- aan [naam geheel vennootschappen] is ten gevolge van de strafrechtelijke vervolging meer leed en nadeel toegebracht dan aan andere horeca-bedrijven, die ondanks een vergelijkbaar fiscaal nadeel, niet vervolgd zijn, alsmede ten gevolge van de tegen [naam geheel vennootschappen] aangespannen Bibob-procedure, hetgeen nog altijd op de achtergrond een rol speelt. Bovendien heeft de [naam geheel vennootschappen] grote reputatieschade ondervonden ten gevolge van de media-aandacht.

Vervolgens heeft de verdediging aangevoerd dat het handelen van het openbaar ministerie in de onderhavige zaak, onder meer bestaande uit het niet (tijdig) verstrekken dan wel achterhouden van stukken, het benaderen van getuigen om niet te voldoen aan verzoeken van de rechter-commissaris in combinatie met het citeren uit een vertrouwelijke pleitnota, het schenden van de gedragscode door inhoudelijk overleg te voeren met de voorzitter van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam, nevenzittingsplaats Maastricht, en het incrimineren en publicitair benadelen van de [naam geheel vennootschappen] door het doen uitgaan van een persbericht voorafgaande aan de regiezitting waarbij vervolgens middels een prérequisitoir beschuldigend inhoudelijk op de zaak werd ingegaan, dient te leiden tot strafvermindering.

Gelet op het vorenstaande zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, als door de advocaat-generaal gevorderd, niet op zijn plaats zijn. Daarbij dient tevens acht te worden geslagen op het feit dat, als verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, de [naam geheel vennootschappen] daarvan schade zullen ondervinden doordat er dan geen leiding meer is binnen de bedrijven.

Ten slotte merkt de verdediging nog op dat verdachte een zware tijd achter de rug heeft en dat de onderhavige strafzaak de nodige gevolgen voor het privé leven van verdachte en zijn gezin heeft gehad. Bovendien heeft de onderhavige zaak grote gevolgen gehad voor de gehele horecabranche, terwijl, bij gebreke van tastbare gegevens, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van concurrentievervalsing.

Met betrekking tot een eventueel op te leggen geldboete, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, voert de raadsman van verdachte aan dat er sprake is van een geringe draagkracht.

H.4.

Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.

Voorts kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een gevangenisstraf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Het hof betrekt daarbij tevens de hoogte van het financiële nadeel dat verdachte en zijn drie meergenoemde medeverdachten ([medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) in aanvang de Staat hebben berokkend. Het hof gaat daarbij uit - tegen de achtergrond van het door [naam geheel vennootschappen] met de fiscus gesloten compromis - van EUR 1,6 miljoen terzake van de onjuiste belastingaangiften, vermeerderd met EUR 400.000,-- terzake van het onder 6 bewezen verklaarde gedrag. Gelet op de hoogte van deze benadeling, in onderling verband gezien met de omstandigheden dat de bewezen verklaarde gedragingen zich uit strekken over meerdere jaren en dat verdachte en zijn medeverdachten na de controle in februari 2003 zijn doorgegaan met het plegen van strafbare feiten, ligt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van meer dan één jaar in de rede, waarbij het hof acht heeft geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in andere zaken waarbij sprake is van een substantiële benadeling van de Staat, waaronder uitkeringsfraude.

Rekening houdend met:

a. de omstandigheid dat niet is gebleken dat het benadelingsbedrag in het privévermogen van verdachte is gevloeid;

b. de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachten - uiteindelijk - openheid van zaken hebben gegeven;

c. de omstandigheid dat er door [naam geheel vennootschappen] een compromis met de belastingdienst is gesloten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen door [naam geheel vennootschappen] (zullen) worden nageleefd,

komt het hof tot een beduidend lagere gevangenisstraf.

Het hof merkt voorts op dat een vrijheidsbenemende straf in de regel ongemak en verdriet bij verdachte en zijn naasten met zich zal brengen. Daarnaast zullen er ook risico's zijn met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering binnen [naam geheel vennootschappen], indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Dit is inherent aan het karakter van deze strafsoort. Niet is gebleken dat verdachte ten opzichte van anderen in een vergelijkbare situatie onevenredig wordt getroffen in zijn belangen.

Met oplegging van daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Voorts acht het hof het opleggen van een geldboete passend. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Het opleggen van eveneens een taakstraf, als door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof niet geboden.

H.5.

Hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht met betrekking tot het elektronisch toezicht als strafmodaliteit, wordt verworpen, nu het hof deze modaliteit, gelet op de ernst van de strafbare feiten, geen passende reaktie acht.

14. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.

Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 bewezen verklaarde oplevert:

1. en 2. telkens:

Medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

3.A.:

Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

en

Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

3.B.:

Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

en

Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

3.C:

Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

4.A en 4.B. telkens:

Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

5. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.A. en 6.B. telkens:

Medeplegen van opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bedoelde verplichtingen, niet juist nakomen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

Verklaart verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 155 (honderdvijfenvijftig) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door

mr. H. Harmsen, voorzitter,

mr. J.W.J. Huige en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,

in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,

en op 29 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.