Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2008, BG5712, BK-08/00018

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2008, BG5712, BK-08/00018

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 oktober 2008
Datum publicatie
1 december 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5712
Formele relaties
Zaaknummer
BK-08/00018

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is gemoedsbezwaarde. Hij heeft grote uitgaven gedaan in verband met de ziekte van zijn zoon.

In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

Naar het oordeel van het Hof bestaat tussen de door belanghebbende ontvangen anonieme giften en de uitgaven ter zake van de ziekte van de zoon een rechtstreeks verband.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 17 oktober 2008

op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/[P], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 december 2007, nr. AWB/06/6367, betreffende na te noemen aan [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende), opgelegde navorderingsaanslag.

Navorderingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting en premievervangende belasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Vervolgens heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.975.

1.2. Tegelijk met de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur bij beschikking op de voet van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende een boete opgelegd ten belope van 50 percent van de nagevorderde belasting.

1.3. Het aanslagbiljet waaruit van de navorderingsaanslag en de boetebeschikking blijkt, is gedagtekend 24 december 2004.

1.4. Bij twee in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot nihil.

1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur ter zake van de nagevorderde belasting beroep ingesteld. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten, groot € 644, en gelast dat de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan hem vergoedt.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 4 september 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende heeft aangifte in de inkomstenbelasting en premievervangende belasting voor het jaar 2001 gedaan. Hij is een zogenoemde gemoedsbezwaarde hetgeen - voor zover hier van belang - meebrengt dat hij niet is verzekerd voor de door hem en zijn gezin gedane uitgaven ter zake van ziektekosten.

3.2. De papieren aangifte is ingediend met bijlagen. De bijlagen hebben onder meer betrekking op de in het onderhavige jaar gedane investeringen en de daarover geclaimde investeringsaftrek. Tevens is als bijlage de jaarrekening van belanghebbendes onderneming overgelegd.

3.3. De aangifte is onder verantwoordelijkheid van drs. [A] FB opgesteld en door hem ondertekend.

3.4. Op bladzijde 16 van het zogenoemde fiscaal rapport, dat onderdeel uitmaakt van de jaarrekening, is een overzicht van de rekening eigen vermogen van belanghebbende overgelegd. Daarin is onder meer vermeld het totale beloop van de gedane uitgaven, de behaalde winst en de ontvangen giften tot een bedrag van € 37.555. Ook is daarin verwerkt het totaalbedrag van de in dat jaar gedane uitgaven ter zake van ziektekosten van € 29.768, welke nagenoeg geheel betrekking hebben op de ziekte van [B] (hierna: de zoon), een van de zes kinderen van belanghebbende en diens echtgenote.

3.5. In de onderhavige aangifte is op aangifteblad 7, vraag 27a, een bedrag van € 27.608 aan ziektekosten en andere buitengewone uitgaven vermeld. Dit bedrag komt overeen met het bruto bedrag van de ziektekosten verminderd met de wettelijke drempel. Op de ziektekosten is geen bedrag in mindering gebracht voor van derden ontvangen vergoedingen onder welke naam of titel dan ook. De aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd. Daarbij is een nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek van € 13.633 vastgesteld.

3.6. In de ingediende aangiften in de inkomstenbelasting en premievervangende belasting voor de jaren 2000 tot en met 2002 zijn ter zake van de ziektekosten of andere buitengewone uitgaven de volgende bedragen vermeld:

- 2000: € 4.733

- 2001: - 29.768

- 2002: - 31.000.

In het bedrag van € 4.733 is een bedrag van € 2.268 begrepen voor de ziekenhuisopname van de zoon op 28 december 2000.

3.7. In de onder 3.6 vermelde aangiften zijn in de bijlage, het verloop van de rekening eigen vermogen van belanghebbendes onderneming ter zake van ontvangen giften de navolgende bedragen vermeld:

- 2000: € 453

- 2001: - 37.555

- 2002: - 29.210.

3.8. De uitgaven in verband met de ziektekosten ten behoeve van de zoon zijn gedaan over de periode december 2000 tot en met 2002. Het totaalbedrag aan ontvangen giften houdt zowel in de tijd als qua omvang gelijke tred met de voormelde uitgaven.

3.9. De Inspecteur heeft in het kader van een zogenoemde doelgroepactie vragen gesteld over de in de aangifte opgenomen uitgaven ter zake van buitengewone uitgaven waaronder de ziektekosten. Dat heeft geleid tot de bestreden navorderingsaanslag waarbij het volledige bedrag van de ziektekosten is gecorrigeerd tot nihil.

3.10. De rechtbank heeft in de in hoger beroep aangevallen uitspraak geoordeeld dat de Inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan, zodat bij gebrek aan een nieuw feit de navorderingsaanslag moet worden vernietigd.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van de Inspecteur strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot handhaving van de uitspraak op bezwaar en handhaving van de navorderingsaanslag.

5.2. Belanghebbende is van mening dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

Overwegingen omtrent het geschil

Nieuw feit; ambtelijk verzuim

6.1. De Inspecteur mag in beginsel afgaan op de juistheid en volledigheid van de door een belastingplichtige gedane aangifte, indien en voor zover deze een verzorgde indruk maakt. Dat heeft ook hier te gelden nu de aangifte is verzorgd en ondertekend door een belastingadviseur van een gerenommeerd belastingadvieskantoor. De Inspecteur behoefde er in beginsel niet op bedacht te zijn dat het in de aangifte vermelde bedrag aan uitgaven ter zake van ziektekosten een brutobedrag weergeeft.

6.2. Naar 's Hofs oordeel kan de Inspecteur niet worden tegengeworpen dat hij bij het vaststellen van de (primitieve) aanslag onvoldoende aandacht heeft besteed aan het beoordelen van de onderwerpelijke aangifte, namelijk door de bij de aangifte gevoegde bijlagen niet tot in detail te beoordelen.

Belanghebbende heeft weliswaar in het overzicht van het verloop van het in de onderneming gestoken vermogen een opstelling van de door hem ontvangen respectievelijk gedane uitgaven opgenomen, maar het Hof acht dat op zichzelf onvoldoende, nu belanghebbende de kwestie van de door hem ontvangen giften niet in de aangifte bij het desbetreffende onderdeel van de aangifte noch op andere wijze uitdrukkelijk onder de aandacht van de Inspecteur heeft gebracht, en een afzonderlijke bijlage waarop de ziektekosten zijn gespecificeerd ontbreekt. Het vermelden van de giften in het verloop van de rekening eigen vermogen van de onderneming van belanghebbende kan niet als een zodanig aan de orde stellen worden geduid. Ter zitting heeft belanghebbende overigens ook bevestigd dat de in geding zijnde kwestie als zodanig niet aan de Inspecteur is voorgelegd.

6.3. Aan het hiervoor onder 6.1 en 6.2 vermelde doet niet af de door de Inspecteur gevolgde werkwijze. Het Hof wijst in dit verband naar HR van 7 december 2007, nr. 43.489. Gegeven de wijze waarop belanghebbende onder deskundige fiscale begeleiding de aangifte heeft ingericht en ingediend, komt de werkwijze van de Inspecteur ter zake van het in het concrete geval beoordelen van de ingediende aangifte(n) niet voor zijn risico. De Inspecteur behoefde in redelijkheid niet aan de juistheid van de ingediende aangifte te twijfelen, zodat het nalaten van het instellen van een onderzoek naar een of meer bijzondere vergoedingen niet als een ambtsverzuim kan worden geduid. Vergelijk HR 11 april 2001, nr. 36.088.

6.4. Zo belanghebbende al heeft beoogd te stellen dat het vermelden van de ontvangen giften in het fiscaal rapport van de ontvangen giften een uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde stellen van de onderhavige aangelegenheid vormt, waaromtrent de Inspecteur zich in voldoende mate een oordeel heeft kunnen en redelijkerwijs heeft moeten vormen, hetgeen het Hof begrijpt als een beroep op in rechte te honoreren vertrouwen, wijst het Hof deze stelling af en overweegt daartoe het volgende. Het op deze wijze presenteren in de aangifte van enerzijds het brutobedrag aan ziektekosten en anderzijds het verwerken van de ontvangen giften in het voormelde fiscaal rapport in samenhang met hetgeen het Hof hiervoor onder 6.2 heeft overwogen schieten wezenlijk tekort voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel. Ook in zoverre dient het standpunt van belanghebbende te worden verworpen.

6.5. Het Hof merkt nog op dat het enkele gegeven dat het ondernemingsvermogen met circa

€ 10.000 is toegenomen, alsook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, niet leiden tot een andersluidend oordeel.

Drukkende uitgaven; ontvangen giften; bijzondere vergoedingen

6.6. Naar 's Hofs oordeel bestaat een rechtstreeks verband tussen de ontvangen anonieme giften over de jaren 2002, 2001 en 2002 en de uitgaven voor de ziektekosten van de zoon. De ontvangst, het beloop en het einde van de anonieme giftenstroom komen nagenoeg overeen met de periode waarover de ziektekosten van de zoon zijn opgekomen en de omvang van de ziektekosten. Met hetgeen belanghebbende daartegenover heeft aangevoerd heeft hij het tegendeel - namelijk dat sprake is van een ondersteuning in de huishoudelijke kosten in algemene zin en dat geen sprake is van bijzondere vergoeding(en) - niet aannemelijk gemaakt.

6.7. Gelet op het hiervoor onder 6.6 overwogene alsmede op de vaststaande feiten, in het bijzonder de punten 3.4 tot en met 3.8, kan naar het oordeel van het Hof niet anders worden geoordeeld dan dat de ziektekosten niet op belanghebbende hebben gedrukt. Daartoe overweegt het Hof dat belanghebbende redelijkerwijs kon verwachten dat van de kant van het kerkgenootschap waarvan hij actief lid is de ontvangen giften op anonieme basis zouden worden gedaan. Vergelijk HR 18 september 1985, nr. 23.191. Hetgeen belanghebbende daartegenover heeft aangevoerd - namelijk dat de ontvangen giften ter delging van de huishoudelijke kosten in algemene zin strekten en met die intentie zijn verstrekt - acht het Hof niet aannemelijk gemaakt. Bijgevolg dient te worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank; en

- handhaaft de uitspraak op bezwaar.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.T. Sanders, U.E. Tromp en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 17 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

5

nummer BK-08/00018

uitspraak