Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2002, AE9620, 99/30246
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2002, AE9620, 99/30246
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2002
- Datum publicatie
- 1 november 2002
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2002:AE9620
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AP1951
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AP1951
- Zaaknummer
- 99/30246
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 99/30246
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X, te Y, tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Heel (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde nota leges van 18 augustus 1999, notanummer 1, in verband met het verstrekken van een paspoort.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De nota bedraagt fl. 102,30.
Belanghebbende is tijdig in bezwaar gekomen. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de ambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen bij het Hof. Voor dit beroep heeft belanghebbende een griffierecht gestort van fl. 60,=. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 27 juni 2002 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de ambtenaar.
Belanghebbende heeft op 10 juni 2002 nadere stukken ingediend bij het Hof, welke stukken tot de stukken van het geding zijn gerekend en waarvan kopieën zijn doorgezonden aan de ambtenaar.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Verordening
Ten tijde van het opleggen van de onderwerpelijke aanslag leges was in de gemeente Heel van kracht de "Legesverordening 1995", vastgesteld door de raad op 20 december 1994, goedgekeurd bij KB van 15 februari 1995, no. FBA95/7/U6, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de raad van 23 maart 1999 (hierna: de Verordening).
In tegenstelling tot hetgeen in het verweerschrift staat, is de verordening gepubliceerd.
3. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet dan wel onvoldoende betwist de volgende feiten vast.
3.1. Op 16 augustus 1999 is aan belanghebbende een paspoort verstrekt tegen betaling van fl. 102,30. Een kopie van een handgeschreven kwitantie en een kassabon is bij het beroepschrift gevoegd.
3.2. De ambtenaar schrijft onder meer in zijn verweerschrift:
"Uit functie 003 "Burgerzaken" van de begroting 1999 voor zover betrekking hebbende op legesheffing, dient vastgesteld te worden dat de kosten de opbrengsten overtreffen, als volgt berekend:
Lasten Baten
Burgerlijke stand f 24.707,-- f 13.000,--
Bevolkingsregisters f 13.183,-- f 11.000,--
Rijbewijzen f 25.730,-- f 36.000,--
Reispapieren f 89.644,-- f 118.200,--
Bijzondere wetten f 61.768,-- f 17.000,--
Totaal funktie 003 f 315.032,-- f 195.200,--
Het dekkingspercentage bedraagt derhalve 62%; bij de behandeling van het bezwaarschrift was de uitkomst 53,3% omdat in de daaraan ten grondslag liggende berekening ten onrechte, zoals reclamant ook opmerkt, kosten van huisnummering/straatnaamgeving en verkiezingen waren meegeteld. Op basis van bovenstaande financiële gegevens heeft de gemeenteraad de tarieventabel inzake onderhavige leges vastgesteld, zijnde een bijlage van de legesverordening.".
3.3. In hoofdstuk 10 van de bij de voornoemde verordening behorende tarieventabel is onder meer opgenomen:
"10.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling
nemen van een aanvraag:
10.2.1 tot het verstrekken van een nationaal
paspoort, een reisdocument voor
vluchtelingen of een reisdocument voor
vreemdelingen f 102,30".
3.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de totale lasten van alle in de verordening genoemde diensten hoger zijn dan de totale opbrengsten van alle in de verordening genoemde diensten. Tevens is niet in geschil dat de lasten van de groep diensten bestaande uit het verstrekken van paspoorten, rijbewijzen en reispapieren lager zijn dan de opbrengsten van deze groep diensten.
4. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1.1. Tussen partijen is in geschil of het bepaalde in artikel 229b, eerste lid, van toepassing is op de legesverordening in haar geheel of op afzonderlijke dan wel samenhangende groepen van diensten.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
4.3. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de verordening onverbindend dan wel gedeeltelijk onverbindend is omdat bij de afzonderlijke dienst bestaande uit het verstrekken van paspoorten de geraamde baten boven de geraamde lasten uitgaan en omdat de geraamde baten van de verstrekking van reispapieren uitgaan boven de geraamde lasten terzake van deze reispapieren. De ambtenaar betwist de juistheid van dit standpunt.
4.4. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep alsmede tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar alsmede van de nota leges. De ambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. Belanghebbende stelt dat artikel 229b van de Gemeentewet in het geval van een legesverordening als hier aan de orde, per door de gemeente geleverde dienst of per een samenhangende groep van diensten moet worden toegepast, terwijl de ambtenaar verdedigt dat de vraag of aan het bepaalde in genoemd artikel is voldaan dient te worden beoordeeld naar het totaal van de diensten die in de legesverordening worden genoemd.
5.2. Het standpunt van belanghebbende maakt toepassing van artikel 229b van de Gemeentewet bij kleine gemeenten sterk afhankelijk van de interne organisatie van die gemeenten, eventueel van de toerekening van kosten en van de vraag wat onder een samenhangende groep van diensten moet worden verstaan. Dit bezwaar geldt niet, of in mindere mate, bij gemeenten met een grotere omvang.
5.3. Nu de tekst van artikel 229b niet dwingt tot een uitleg die belanghebbende of de ambtenaar aan dat artikel hebben gegeven, is het oordeel van het Hof, mede gelet op het onder 5.2 overwogene dat beide mogelijkheden, dus zowel per dienst of per samenhangende groep van diensten als per het totaal van de in de verordening genoemde diensten toelaatbaar is , zij het dat een gemeente in dit opzicht een consequente lijn dient te volgen.
5.4. Het gelijk is aan de zijde van de ambtenaar, zodat moet worden beslist als hierna vermeld.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door J.Th. Simons, plaatsvervangend-lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing op 3 oktober 2002 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.J. Koopmans, griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
Op: 3 oktober 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen
van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden
uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten
in de proceskosten.