Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2003, AF8342, 20.001393.02

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2003, AF8342, 20.001393.02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 mei 2003
Datum publicatie
8 mei 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AF8342
Zaaknummer
20.001393.02

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

parketnummer : 20.001393.02 - 1 -

uitspraakdatum : 2 mei 2003

tegenspraak

GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

meervoudige kamer voor strafzaken

A R R E S T

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Tilburg van 31 mei 2000 in de strafzaak onder parketnummer 401508-00 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],

wonende te [adres].

Het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de kantonrechter te Tilburg van 31 mei 2000 in de strafzaak onder parketnummer 401508-00 veroordeeld terzake van overtreding van artikel 8, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de gemeente Tilburg 1997. Tegen dit vonnis heeft verdachte tijdig hoger beroep ingesteld.

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda van 26 maart 2001 is verdachte -na vernietiging van het beroepen vonnis- opnieuw veroordeeld.

Bij arrest van 28 mei 2002, nr. 01550/01 heeft de Hoge Raad der Nederlanden vervolgens het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda vernietigd en de strafzaak verwezen naar dit hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring door de eerste rechter.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd: PRO MEMORIE.

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging

De raadsman heeft op de gronden als nader verwoord in zijn in eerste aanleg overgelegde pleitaantekeningen -waarnaar de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk heeft verwezen- betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn strafvervolging.

Hij heeft daartoe -kort samengevat- het volgende aangevoerd:

1. door een grote groep voetbalsupporters -waaronder verdachte- "strafvorderlijk" aan te houden ter handhaving van de openbare orde hebben de politie en het Openbaar Ministerie deze bevoegdheid voor een ander doel gebruikt dan waarvoor zij is gegeven ("détournement de pouvoir");

2. in het onderhavige geval was sprake van een betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, zodat de uitzonderingsbepaling van artikel 8, vijfde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Tilburg 1997 van toepassing was.

Het hof verwerpt dit verweer op de gronden als verwoord in het beroepen vonnis van de kantonrechter te Tilburg van 31 mei 2000, kort gezegd inhoudende:

ad 1. dat de aanhouding is geschied als strafvorderlijk sluitstuk van hetgeen reeds was voorgevallen en

ad 2. dat de vrijheid om te demonstreren niet onbeperkt is.

Het hof merkt overigens op dat de verdediging de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de verwerping door de kantonrechter en de rechtbank van de in dat kader gevoerde verweren in cassatie niet aan de orde heeft gesteld.

Motivering van de vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als bovenvermeld is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Aan verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij op [pleegdatum] bij gelegenheid van de voetbalwedstrijd Willem II - Feijenoord in Tilburg heeft samengeschoold, zich onnodig heeft opgedrongen en door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot wanordelijkheden, een en ander als bedoeld in artikel 8, eerste lid (oud) APV Tilburg 1997.

Blijkens de toelichting op genoemde APV dient onder “samenscholing” te worden verstaan “het groepsgewijs bij elkaar komen van mensen, die een dreigende houding aannemen of kwade bedoelingen hebben”.

Vast is komen te staan dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een grote groep [supporters] die zich vanaf het stadion naar het centrum van Tilburg heeft begeven. Naar het oordeel van het hof is echter niet gebleken dat deze groep toen een dreigende houding aannam of kwade bedoelingen had. Het enkele feit dat de groep, bestaande uit een zeer groot aantal mensen (ca. 300) over de gehele breedte van de straat liep en daardoor het verkeer ter plaatse hinderde is onvoldoende om een dreigende houding of kwade bedoelingen aan te nemen. Weliswaar meldt verbalisant Van Herwaarden in zijn proces-verbaal van 25 februari 2000 het omvergooien van fietsen, het uitjouwen van niet tot de supportersgroep behorende mensen en het slaan tegen ramen en deuren van winkels en woningen, maar het hof acht het, gelet op de omvang van de groep en op de verklaringen van verdachte en van de overige, gelijk met verdachte aangehouden en ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2003 terecht staande verdachten, niet onaannemelijk dat de door Van Herwaarden gerelateerde onregelmatigheden incidenten betroffen die bij vorenbedoelde verdachten onopgemerkt zijn gebleven.

Voorts is komen vast te staan dat de sfeer in de groep vanaf de confrontatie met de Mobiele Eenheid bij de schouwburg veranderde en grimmig werd. Verdachte heeft aangevoerd dat hij zich toen aan de groep heeft willen onttrekken, maar dat zulks door de aanwezige Mobiele Eenheid onmogelijk werd gemaakt. Volgens verdachte en de overige ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2003 terecht staande supporters werd iedereen die via zijstraten de groep wilde verlaten tegengehouden door de Mobiele Eenheid en terug naar de groep gestuurd/geslagen. Allen hebben aangevoerd dat zij “geen kant op konden”. Dit zijn in de kern genomen consistente en -kort na de aanhouding- onafhankelijk van elkaar afgelegde verklaringen. Voorts neemt het hof in dit verband in aanmerking het door verbalisant Eichhorn opgemaakte proces-verbaal (dd. 21 maart 2000, met name p. 3), onder meer inhoudende:

i) dat een sectie van de Mobiele Eenheid zich achter aan de groep heeft aangesloten en de groep is blijven volgen in de richting van de schouwburg;

ii) dat alle politie eenheden hebben geprobeerd om de supporters richting station te sturen;

iii) dat door de politie omtrekkende bewegingen zijn gemaakt om de weg voor de supporters in verschillende richtingen af te sluiten.

Gelet hierop, alsmede op het feit dat het dossier geen bewijsmateriaal bevat waaruit verdachtes betrokkenheid bij de tenlastegelegde onregelmatigheden (hetzij door het zelf plegen daarvan hetzij door het anderszins leveren van een bijdrage daaraan) kan blijken, dient verdachte van de hem verweten samenscholing te worden vrijgesproken. Op dezelfde gronden geldt hetzelfde oordeel ten aanzien van het tenlastegelegde “onnodig opdringen” en “het door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden".

Gelet op het vorenstaande, behoeven de overige van de zijde van de verdediging gevoerde verweren geen nadere bespreking.

B E S L I S S I N G:

Het hof:

Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit arrest is gewezen door Mr. Van Schaik-Veltman, als voorzitter

Mrs. Lo-Sin-Sjoe en Wabeke, als raadsheren

in tegenwoordigheid van Mr. Kroes, als griffier.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 mei 2003.

U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G

zaaknr.: 01

tijd : 09.30

rolnummer: 20.001393.02

verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],

wonende te [adres],

Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 26 maart 2001 ter zake van:

"Overtreding van het bepaalde bij artikel 8 lid 1 van de APV van de gemeente Tilburg 1997",

veroordeeld tot:

vijfhonderd gulden boete, subsidiair tien dagen hechtenis, met vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard;