Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-08-2006, AZ8213, 04/02881
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-08-2006, AZ8213, 04/02881
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 augustus 2006
- Datum publicatie
- 12 februari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8213
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA9393, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA9393
- Zaaknummer
- 04/02881
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat hij tot dan toe gedurende vele jaren een klein bedrag aan aftrekbare hypotheekrente heeft vermeld in zijn aangifte. Het onverklaarbaar grote verschil van de hypotheekrente in de aangifte over het jaar 2001 in vergelijking met die van de jaren daarvoor, mede de overige feiten en omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, zoals inkomenspositie en leeftijd van belanghebbende, had, naar het oordeel van het hof, de Inspecteur dienen te nopen de aangifte aan een nader onderzoek te onderwerpen. Het gegeven dat de belastingdienst om haar moverende redenen er voor heeft gekozen grote aantallen aangiften geautomatiseerd te regelen, zonder een geval als het onderhavige voor handmatige beoordeling te selecteren, kan belanghebbende niet worden tegengeworpen. De gevolgen van het bewust toepassen van deze werkwijze, in het onderhavige geval leidend tot het opleggen van een onjuiste aanslag, moeten voor de rekening van de Inspecteur komen.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 04/02881
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zesde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden (navorderings)aanslagen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 0000.00.000.H17 over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 27.764,=. Onder aanslagnummer 0000.00.000.H27 is aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd berekend naar een te betalen belasting van € 2.913,=. Daarnaast is aan belanghebbende een nadere voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2003 opgelegd, berekend naar een te betalen belasting van € 3.384,=. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 23 november 2004 uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001. Ten aanzien van het bezwaar tegen de overige bovengenoemde aanslagen heeft de Inspecteur tot op heden geen uitspraak gedaan.
1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof. Het beroep is gericht tegen alle onder 1.1. genoemde aanslagen.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37,=.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 mei 2006 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur.
1.4. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Het hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.5. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van het biljet "voorlopige teruggaaf 2001". De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een schermprint met gegevens van de aangifte van belanghebbende over 2001.
1.6. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1. Belanghebbende, geboren op 28-02-1934, heeft ter zake van de aangifte inkomstenbelasting over het in geschil zijnde jaar 2001 een aangifte gedaan door middel van een hem door de belastingdienst daartoe ter beschikking gestelde diskette. Van deze aangifte heeft belanghebbende een print overgelegd bij zijn beroepschrift (productie 9) met vermelding van de datum 10-03-2002. Blijkens een schrijven van de belastingdienst van 27-03-2002 "bevatte de diskette geen leesbaar bestand". De tweede op 3 juli 2002 door de belastingdienst ontvangen diskette bevatte evenmin een in het systeem in te lezen bestand. Na een op 17 juli 2004 ontvangen aanmaning heeft belanghebbende opnieuw aangifte gedaan per diskette. Op 28 augustus 2002 ontving belanghebbende een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2001.
2.2. Op de voormelde print welke als productie 9 gevoegd was bij het beroepschrift staat vermeld bij de rubriek eigen woning:
"...
Periode WOZ-waarde Forfait
01-01 t/m 31-12 € 164.722 € 1.317
Bij: inkomsten uit kapitaalverzekering eigen woning € 0
Bij: inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning € 0
€ 1.317
Af: rente en kosten van (hypothecaire) geldleningen € 3.419
Aftrekbaar bedrag € 2.102
Bedrag (hypotheek) schuld voor de eigen woning € 63.502
Op 31 december 2001"
2.3. Blijkens de ter zitting door de inspecteur overgelegde schermprint met gegevens van de aangifte staat vermeld:
"...
b Eigen woningforfait b 1317
c Belast deel uit kapitaalverzekering eigen woning c
d Inkomsten uit tijdelijke verhuur d
-------
e Bereken: b t/m d e 1317
f Bedrag schuld op 31 december f 63502
g Kapitaalverzek. aanmerken als kapitaalverzekering eigen woning: ja
h Bet. Rente en kosten van geldleningen h 3419635.00
i Erfpacht of opstal eigen woning i
+ ----------
j Bereken h + i j 3419635.00
-------------
k Bereken e - j k -3418318.00
l Toedeling saldo eigen woning aan belastingplichtige l -3418318.00"
2.4. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2001 is opgelegd uitgaande van een belastbaar inkomen van
negatief € 3.390.453. Bij het vaststellen van de aanslag over het jaar 2002 en de voorlopige aanslag van het jaar 2003 werd met het door middel van verliesverrekening te compenseren negatieve belastbaar inkomen over het jaar 2001 rekening gehouden.
2.5. Bij schrijven van 5 juli 2004 werd belanghebbende door de Inspecteur geïnformeerd over het voornemen de aanslag te herzien door middel van een op te leggen navorderingsaanslag.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I Is belanghebbende ontvankelijk in het beroep voor wat betreft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 alsmede de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003?
II Heeft de inspecteur (voor de jaren 2001 en 2002) een navordering rechtvaardigend nieuw feit in de zin van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelasting.
III Is de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een juist berekend bedrag aan belanghebbende opgelegd?
Belanghebbende is van oordeel dat de eerste vraag bevestigend en de tweede en derde vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende
Desgevraagd deel ik mede dat ik niet heb gezien welk bedrag als belastbaar inkomen door de inspecteur is vastgesteld. Evenmin heb ik de aanslag vergeleken met mijn aangifte. Ik kreeg nooit iets terug van de belasting. Ik vond het niet vreemd dat ik nu wel iets terug kreeg van de belasting. De wet was immers veranderd in 2001. Ik heb een juiste aangifte gedaan. De belastingdienst heeft een fout gemaakt. De belastingdienst heeft mij medegedeeld dat men bij de belastingdienst softwareproblemen had.
De Inspecteur
De gegevens van de bij het beroepschrift gevoegde productie 9 zijn niet in de uiteindelijke aangifte terecht gekomen. Het inlezen van de diskette door het systeem van de belastingdienst geschiedt geautomatiseerd. Hierbij wordt niet door menselijk handelen ingegrepen in die zin dat de inhoud van de diskette door een mens wordt ingetoetst. De gegevens van de diskette worden altijd ongewijzigd ingelezen. Ik concludeer hieruit, in afwijking van het verweerschrift, dat het niet anders kan dan dat belanghebbende bij het overnemen van de gegevens van de eerste diskette, zoals vermeld in zijn productie 9 bij het beroepschrift, een overname fout moet hebben gemaakt. Ik vermoed dat hij de gegevens van voormelde productie 9 foutief heeft overgetypt. Hij heeft aan het bedrag van de hypotheekrente de eerste drie cijfers van de hypothecaire schuld toegevoegd, hetgeen resulteerde in een hypotheekrente van
€ 3.419.635 in plaats van € 3.419. Ik ga er thans van uit dat er geen sprake is van kwade trouw, hoogstens van slordigheid.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Vaststaat dat de Inspecteur enkel ten aanzien van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 uitspraak heeft gedaan. Er is geen uitspraak op bezwaar gedaan ten aanzien van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 en de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003. Eén en ander leidt tot de conclusie dat belanghebbende enkel voor wat betreft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 kan worden ontvangen in zijn beroep. Het beroep voor zover gericht tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 en de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003 dient niet-ontvankelijk verklaard te worden. Het gelijk is voor wat betreft de eerste in geschil zijnde vraag aan de zijde van de Inspecteur.
4.2. Het vorenoverwogene brengt mee dat de tweede in geschil zijnde vraag enkel beantwoord hoeft te worden ten aanzien van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 en dat de derde in geschil zijnde vraag geen verdere beantwoording behoeft.
4.3. Ingevolge artikel 16, lid 1, eerste volzin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen behelst de hoofdregel dat indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gebleven of tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting dan wel tot een te hoog bedrag verrekende heffingskorting kan navorderen. Op deze hoofdregel wordt in de tweede volzin van dit artikellid een uitzondering gemaakt: een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige te kwader trouw is.
4.4. Het hof hecht geloof aan de verklaring van de Inspecteur dat de inhoud van de diskette geautomatiseerd wordt overgenomen zonder enig ingrijpen van menselijk handelen. Het hof leidt hieruit af dat de opgave van de aftrekbare hypotheekrente ad € 3.419.635 in plaats van € 3.419 niet als een schrijf- of tikfout zijdens de inspecteur kan worden aangemerkt, doch voortvloeit uit een door belanghebbende op dit punt foutief gedane opgave. Er is sprake van een schrijf- of tikfout in de aangifte die door belanghebbende, naar de Inspecteur ter zitting heeft toegegeven, abusievelijk moet zijn begaan.
4.5. Het hof begrijpt het beroep van belanghebbende aldus dat de Inspecteur wist dan wel redelijkerwijs had kunnen weten dat de hypotheekrente foutief was opgegeven. Door na te laten bij het regelen van de aangifte hier een correctie op aan te brengen, heeft de Inspecteur een fout begaan waarop hij niet meer door middel van de navorderingsaanslag op kan terug komen.
4.6. Deze grief treft doel. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat hij tot dan toe gedurende vele jaren een klein bedrag aan aftrekbare hypotheekrente heeft vermeld in zijn aangifte. Het onverklaarbaar grote verschil van de hypotheekrente in de aangifte over het jaar 2001 in vergelijking met die van de jaren daarvoor, mede de overige feiten en omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, zoals inkomenspositie en leeftijd van belanghebbende, had, naar het oordeel van het hof, de Inspecteur dienen te nopen de aangifte aan een nader onderzoek te onderwerpen. Het gegeven dat de belastingdienst om haar moverende redenen er voor heeft gekozen grote aantallen aangiften geautomatiseerd te regelen, zonder een geval als het onderhavige voor handmatige beoordeling te selecteren, kan belanghebbende niet worden tegengeworpen. De gevolgen van het bewust toepassen van deze werkwijze, in het onderhavige geval leidend tot het opleggen van een onjuiste aanslag, moeten voor de rekening van de Inspecteur komen.
4.7. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende.
5. Het griffierecht
Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te worden vergoed.
6. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht het hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 644,=, vermeerderd met een bedrag aan reiskosten van belanghebbende zelf ad € 11,50, is in totaal € 655,50.
7. Beslissing
Het hof:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 en de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003,
- verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001,
- vernietigt de bestreden uitspraak,
- vernietigt de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001,
- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 37,=,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 655,50, en
- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op: 25 augustus 2006 door J.W.J. Huige, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 25 augustus 2006
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.