Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:289, 200.150.287_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:289, 200.150.287_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 februari 2016
- Datum publicatie
- 5 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:289
- Zaaknummer
- 200.150.287_01
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:HR:2013:BZ1721. Schilder overlijdt aan blaaskanker. ECLI:NL:GHARN:2012:BW0025
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.150.287/01
arrest van 2 februari 2016
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. L.E.M. Charlier te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. D. Knottenbelt te Rotterdam,
10 Het geding verder
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 17 november 2015;
- de aktes van [appellante] en [geïntimeerde] van 29 december 2015.
Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
11 De verdere beoordeling
Blootstelling
Bij voormeld tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich (tegelijkertijd) bij akte uit te laten over de voorgenomen benoeming van prof. Van der Laan als deskundige. Ook konden partijen zich daarbij desgewenst (nader) uitlaten over de aan deze deskundige te stellen vragen.
[appellante] heeft in haar akte te kennen gegeven de deskundigheid van prof. Van der Laan te erkennen en zich in zijn benoeming te kunnen vinden. Zij heeft daarbij wel de volgende kanttekening geplaatst: hoewel op het gebied van beroepsziekten deskundig, is voorshands niet duidelijk of Van der Laan voor de beantwoording van de vragen voldoende thuis is op het gebied van de forensische statistiek/epidemiologie. Derhalve stelt [appellante] een aanvulling in de vraagstelling voor in haar akte van 29 december 2015, onder 4. Ook onder 6 in haar akte heeft zij een aanvullende vraag opgenomen.
[geïntimeerde] refereert zich waar het de beoordeling van de veronderstelde onafhankelijkheid van prof. Van der Laan betreft aan het oordeel van het hof. Waar het de aan deze deskundige te stellen vragen betreft, volstaat [geïntimeerde] met een verwijzing naar de reeds door haar in de akte van 18 augustus 2015 geformuleerde vragen.
Mede gelet op voormelde inhoud van de aktes gaat het hof bij dit arrest over tot benoeming van prof. Van der Laan als deskundige. Het hof zal de deskundige opdragen onderzoek te doen naar de grootte van de kans dat de gezondheidsklachten van [de overleden vader van appellante] kunnen zijn veroorzaakt door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Daarbij verdient, zoals in rov. 5.10 van het tussenarrest van 7 juli 2015 is overwogen, bijzondere aandacht het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden. Dit nu de Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het vermoeden dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht, geen plaats is in het geval dit verband te onzeker of te onbepaald is. Ook zal de deskundige de door partijen geformuleerde vragen dienen te beantwoorden (zie de akte van [appellante] van 18 augustus 2015, productie 1, de akte van [appellante] van 29 december 2015, onder 4 en 6, en de akte van [geïntimeerde] van 18 augustus 2015, onder 1.7).
In overeenstemming met hetgeen in rov. 5.12 van het tussenarrest van 7 juli 2015 is overwogen, zal het hof bepalen dat [appellante] het voorschot op de kosten van de deskundige dient te betalen. [appellante] heeft in haar akte van 18 augustus 2015 aangegeven bereid te zijn het voorschot voor het deskundigenbericht te voldoen. Op verzoek van het hof heeft prof. Van der Laan een kostenbegroting opgesteld. Deze luidt als volgt: bestudering stukken (4 uur), bestudering arbeids-epidemiologische literatuur (8 uur), opstellen concept rapport (5 uur), verwerking commentaar partijen (3 uur), in totaal 20 uur à € 125,00 per uur = € 2.500,00 + 21% BTW.
Zorgplicht
Bij voormeld tussenarrest van 17 november 2015 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om het hof te informeren over de mogelijkheden om een geschikte deskundige te vinden ten aanzien van de zorgplicht.
Beide partijen hebben zich hierover in hun akte van 29 december 2015 uitgelaten. [appellante] heeft uiteengezet welke deskundigheid volgens haar nodig is voor de beantwoording van de vraag naar het voldoen aan de zorgplicht. [geïntimeerde] heeft een voorstel voor een deskundige gedaan, namelijk om de heer ir. [partijdeskundige] als deskundige te benoemen. [geïntimeerde] heeft daarbij toegelicht dat [partijdeskundige] gecertificeerd arbeidshygiënist is en inmiddels 30 jaar werkzaam is in het betreffende vakgebied bij ingenieursbureau Tauw en gespecialiseerd is in het beoordelen van (eventuele) arbeidsrisico’s en blootstellingsrisico’s.
[partijdeskundige] heeft desgevraagd door het hof geantwoord bereid te zijn als deskundige in deze zaak op te treden. Het hof ziet aanleiding om de zaak opnieuw naar de rol te verwijzen voor een aktewisseling. [appellante] moet zich nog kunnen uitlaten over de benoeming van [partijdeskundige] als deskundige. Voorts kunnen partijen (nadere) suggesties doen over de aan de deskundige te stellen vragen ( [geïntimeerde] heeft al vragen geformuleerd in haar akte van 18 augustus 2015 onder 2.4). Partijen zullen beide ook een antwoordakte kunnen nemen (zie rov. 12.8 hierna).
Het hof houdt in afwachting van de aktewisseling iedere verdere beslissing aan.
12 De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de grootte van de kans dat de gezondheidsklachten van [de overleden vader van appellante] kunnen zijn veroorzaakt door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen alsmede naar de door partijen geformuleerde vragen zoals hiervoor in rov. 11.4 van dit arrest is vermeld;
benoemt tot deskundige om dit deskundigenonderzoek te verrichten:
prof. Gert van der Laan, klinisch arbeidsgeneeskundige
[adres]
[postcode] [woonplaats] ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.025,- inclusief BTW, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellante] genoemd voorschot – en een eventueel aanvullend voorschot - zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.P. de Haan tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
verwijst de zaak naar de rol van 16 februari 2016 voor akte aan de zijde van beide partijen als bedoeld in rov. 11.8, waarna partijen bij antwoordakte op elkaars akte kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, J.P. de Haan en I. Giesen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 februari 2016.
griffier rolraadsheer