Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3410, 200.150.287_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3410, 200.150.287_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 augustus 2018
- Datum publicatie
- 5 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:3410
- Zaaknummer
- 200.150.287_01
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:HR:2013:BZ1721. Schilder overlijdt aan blaaskanker.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.150.287/01
arrest van 14 augustus 2018
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L.E.M. Charlier te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam.
22 Het geding verder
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 10 oktober 2017;
- het deskundigenbericht van 20 december 2017 van ir. C. Boeckhout;
- de memorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde] van 27 maart 2018;
- de memorie na deskundigenbericht van [appellante] van 26 juni 2018 met een productie.
Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
23 De verdere beoordeling
Bij tussenarrest van 17 januari 2017 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in rov. 17.4 van dat arrest omschreven onderzoeksopdracht en heeft het Boeckhout voornoemd benoemd tot deskundige om dit onderzoek te verrichten. Zoals hiervoor bij het procesverloop is aangegeven, heeft ir. Boeckhout zijn deskundigenbericht uitgebracht, waarna partijen gebruik hebben gemaakt van de geboden gelegenheid om bij memorie hierover standpunten in te nemen.
In rov. 17.3.4 van het tussenarrest van 17 januari 2017 heeft het hof reeds meegedeeld voornemens te zijn om, nadat ir. Boeckhout zijn onderzoek heeft verricht, een comparitie van partijen te houden teneinde prof. Van der Laan een nadere mondelinge toelichting te vragen naar aanleiding van het door hem uitgebrachte deskundigenbericht en de reacties van partijen daarop. Het hof zal bij dit arrest overgaan tot het bepalen van deze comparitie.
Zoals aldaar ook is vermeld, heeft de comparitie in het bijzonder tot doel prof. Van der Laan nadere vragen te stellen over de bepaaldheid en zekerheid van de grootte van de door hem bepaalde kans dat de gezondheidsklachten van [de overleden vader van appellante] kunnen zijn veroorzaakt door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij [geïntimeerde] . Het hof zal prof. Van der Laan dit arrest alsook het deskundigenbericht van ir. Boeckhout doen toekomen, opdat hij de inhoud daarvan in zijn nadere toelichting kan betrekken.
Ten behoeve van de comparitie zal het hof de volgende bevindingen van ir. Boeckhout zoals neergelegd in zijn deskundigenbericht kort samengevat weergeven.
(i) Bij [geïntimeerde] mocht het al in 1977, bij het begin van het dienstverband van [de overleden vader van appellante] , bekend worden verondersteld, dat verf en verfproducten gevaren voor de gezondheid inhielden. Begin 1984 kwam er veel aandacht voor de ernst van de mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen). Als maatregelen werden toen genoemd optimale ventilatie, het vermijden van piekconcentraties en de blootstelling zo laag mogelijk houden. Zeker vanaf 1989 mag in de Nederlandse schilderswereld bekendheid worden verondersteld met de relatie tussen het schildersberoep en de (licht) verhoogde kans op het optreden van kanker.
(ii) Er was bij [geïntimeerde] onvoldoende voorlichting en instructie over de gezondheidsrisico’s en beheersmaatregelen. Dit had in elk geval al vanaf 1985 dienen plaats te vinden. Verder was er bij [geïntimeerde] te weinig aandacht voor het voldoende ventileren van werkruimten. Ook was er voor het zoveel mogelijk voorkomen van het wassen van handen met terpentine bij [geïntimeerde] tot begin jaren ’90 te weinig aandacht. Tenslotte kan het beperkte gebruik van adembescherming (koolstofmaskers) in combinatie met de beperkte aandacht voor voldoende ventilatie, nu en dan hebben geleid tot een te hoge blootstelling aan oplosmiddelen en lijkt de aandacht voor het tegengaan van huidcontact bij het werken met epoxycoatings onvoldoende te zijn geweest.
Tijdens de te houden comparitie zal het hof deze bevindingen van ir. Boeckhout aan de orde stellen. In haar memorie na deskundigenbericht van 27 maart 2018 heeft [geïntimeerde] (onder meer) het standpunt ingenomen dat de deskundige (fors) de kennis overschat die daadwerkelijk aanwezig was bij bedrijven als [geïntimeerde] in de bewuste periode waar het de gevaren betreft van de blootstelling en de hiertegen te treffen maatregelen. Hierover zal het hof met partijen nader van gedachten wisselen. In afwachting van de comparitie zal het hof in dit arrest nog niet beoordelen of [geïntimeerde] terzake een veiligheidsnorm heeft geschonden en of zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
24 De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat partijen vergezeld van hun advocaten (en hun eventueel mee te nemen partijdeskundigen) zullen verschijnen voor mr. M. van Ham, J.P. de Haan en I. Giesen, die daartoe zitting zullen houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder rov. 23.2 en 23.4 vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 11 september 2018 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, (hun eventueel mee te brengen deskundigen) en hun advocaten over de maanden november en december 2018 en januari 2019;
bepaalt dat de advocaat van [appellante] bij de opgave van de verhinderdata op genoemde roldatum in viervoud een fotokopie van het aanvullende procesdossier (vanaf het arrest van 17 maart 2015) zal overleggen;
bepaalt dat het hof na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, J.P. de Haan en I. Giesen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 augustus 2018.
griffier rolraadsheer