Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2342, 200.243.777_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2342, 200.243.777_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 juli 2019
Datum publicatie
3 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2342
Zaaknummer
200.243.777_01

Inhoudsindicatie

Loonvordering na loonstop. Vordering tot opstellen van een plan van aanpak in het kader van re-integratie. Werknemer is ziek en verblijft in Polen. Is werknemer in staat om naar Nederland te reizen om zich te laten onderzoeken door de bedrijfsarts?

Uitspraak

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.243.777/01

arrest van 2 juli 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] (Polen),

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. M.B. Chylinska te Haarlem,

tegen

[werkt] Werkt B.V., mede handelend onder de naam [uitzendburo] Uitzendburo,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J. Wijnja te Dordrecht,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 september 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 6810514 VV EXPL 18-26 in kort geding gewezen vonnis van 23 mei 2018.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 4 september 2018 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast, welke comparitie niet heeft plaatsgevonden;

-

de memorie van grieven met producties;

-

de memorie van antwoord met producties;

-

de akte van [geïntimeerde] met een productie;

-

de antwoordakte van [appellant] met een productie.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6 De beoordeling

6.1.

In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter in rov. 3.1 de hierna weergegeven feiten vastgesteld. Partijen hebben deze feitenvaststelling niet bestreden, zodat daarvan ook in hoger beroep kan worden uitgegaan. Voor zover er meer relevante feiten tussen partijen kunnen worden vastgesteld, zal het hof dit bij de bespreking van de grieven van [appellant] doen.

- [appellant] is sinds 8 januari 2013 in dienst van [geïntimeerde] . Er is thans sprake van een

arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

- [appellant] verricht 9 ½ maand per jaar werkzaamheden voor [geïntimeerde] en 2 ½ maand per jaar verblijft hij in Polen. [appellant] is in Polen woonachtig.

- In Nederland verblijft [appellant] in een woning die [geïntimeerde] voor haar werknemers heeft gehuurd. Daarvoor brengt [geïntimeerde] een bedrag van € 200,00 in mindering op het netto loon van [appellant] .

- [appellant] is op 14 juli 2017 naar Polen vertrokken. Hij zou op 7 of 8 augustus 2017 zijn werkzaamheden hervatten.

- [medewerker van geintimeerde 1] schrijft in haar e-mail van 3 augustus 2017 aan [medewerker van geintimeerde 2] : ‘Ik kreeg net een telefoontje dat [appellant] een week later aan het werk gaat. Hij moet een chirurgische ingreep laten doen aan zijn tanden.

- In zijn e-mail van 10 augustus 2017 schrijft [appellant] : ‘Ik stuur ziek. De arts de

diagnose ontsteking van de aders van de onderste ledematen resulteren in een advies dat

het verbod liggen en mogelijke reizen en werken.

- In het formulier van de Poolse Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (hierna: ZUS) van 10 augustus 2017 staat: ‘(...) unfit for work to 25.08.2017 (...) bed rest necessary (...)’ en in het formulier van 25 augustus 2017 staat: ‘(...) unfit for work to 15.09.2017 (...) No bed

rest necessary (...)’.

- De op 25 augustus 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie luidt: ‘(...) Pain and inflammation persist, at the moment there is no improvement after

the administered treatment. Travelling by car in seated position is contraindicated. I

recommend further diagnostics (...).

- In het ZUS formulier van 15 september 2017 staat: ‘(...) unfit for work to 16.10.2017 (...)

No bed rest necessary (...)

- De behandelend arts van [appellant] schrijft op 15 september 2017: ‘(...) The patient is undergoing treatment, Travelling in seated position is contraindicated. Consultation of a

vascular surgeon after 20th October, 2017.

- In het ZUS formulier van 17 oktober 2017 staat: ‘(...) unfit for work to 14.11.2017 (...)

No bed rest necessary (...)

- De op 17 oktober 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie luidt: ‘(...) 10.08.2017 Pain in the region of the right lower leg. The leg is swollen, tender

to palpation. Dignosis: (...) inflammation of veins of the right lower extremity (...)

25.08.2017 Slight improvement of the local symptoms. Leg swelling and tenderness to

palpation still persist. (...) 15.09.2017 Local condition a little better. Welling of the leg smaller. Recommendation: stay mainly in recumbent position. Travelling in seated

position is prohibited (...) 26.09.2017 Pain and swelling of the leg still persist. Pain on

paalpation. (...)17.10.2017 Pain in the leg still persists limiting the movement of the

lower extremity. Rest in recumbent position is recommended. Travelling by car in a seated position is prohibited. (...)’.

- In het ZUS formulier van 15 november 2017 staat: ‘(...) unfit for work to 30.11.2017 (...)

No bed rest necessary (...)

- De op 17 november 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie luidt: ‘(...) 14.11.2017 Pain in the lumbar area. Tenderness to palpation along spinous

process. Limited range of movement. Increased muscle tension. (...).

- Verzuimprevent Plus schrijft in haar email van 21 november 2017 aan [geïntimeerde] :

(...) Ik heb de rapportage van [appellant] net samen met de bedrijfsarts bekeken. Wij lezen

nergens dat hij niet kan reizen. Dus ik heb [appellant] nu een mail gedaan met de mededeling

dat hij (...) in ieder geval deze week met mij contact moet opnemen voor het maken van

een afspraak bij de bedrijfsarts. (...)

- Op 23 november 2017 is [appellant] uitgenodigd voor een gesprek bij de bedrijfsarts van

Verzuimprevent Plus op 1 december 2017. [appellant] schrijft daarop aan [geïntimeerde] : ‘I request a re-appointment after 5.12.2017 due to the above mentioned dates of medical

visits.’ De afspraak hij de bedrijfsarts is vervolgens verzet naar 6 december 2017.

- De toenmalige gemachtigde van [appellant] schrijft op 28 november 2017 aan [geïntimeerde]

: ‘(...) Op 6 december 2017 zou [appellant] bij de Arboarts verschijnen (...). Deze

reis brengt voor hem naast zijn medische ook de financiële ongemakken met zich mee.

Mag ik van u vernemen of u bereid bent een deel van deze reiskosten op zich te nemen? (…)

- De bedrijfsarts schrijft op 4 december 2017 aan [geïntimeerde] : ‘(...) [appellant] heeft

afgelopen vrijdag eind van de middag een mail gestuurd (...). Hij zegt niet in staat te zijn

morgen (...) te komen. Ik begrijp uit die mail dat hij donderdag bij de neuroloog is

geweest en gezien zijn gezondheidstoestand niet kan reizen. Hij stuurt hier 5 document in

het Pools waaruit dat zou blijken. (niet te lezen of te ontcijferen) (...)

- De op 4 december 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie luidt: ‘(...)remaining for a long time in one position is contraindicated. Lifting heavy

objects and travelling for a long time by means of transport of contraindicted. (...).

- De op 5 december 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie luidt: ‘(...) to physiotherapy clinic (...) bilateral goartrosis’, ‘The (...) patient is

undergoing orthopeadic diagnostic procedures because of persisting pain in both knees.’,

please perform MRI scan of both knees. Bilateral gonarthrosis combined with

chondromalacia of both patellae.’ en ‘2017-11-14 Pain in the lumbar area. Tenderness to

palpation along spinous processes. Limited range of movement. Increased muscle

tension. (...) 2017-11-23 The patient feels fear anxiety, low mood, hopelessness, is

tearfull, cannot sleep. (...)

- [geïntimeerde] heeft [appellant] in de bijlage bij haar e-mail van 20 december 2017 opnieuw opgeroepen om te verschijnen bij de bedrijfsarts op 3 januari 2018. Zij schrijft:

(...) Betreft: Oproep bedrijfsarts en aankondiging loonstop bij niet meewerken re-integratie. (...) Teneinde uw arbeidsongeschiktheid objectief te kunnen beoordelen heeft

onze Arbodienst VerzuimPreventPlus gegevens bij u opgevraagd. U heeft hiertoe een

aantal Poolse documenten toegestuurd. Op basis van deze informatie is de bedrijfsarts

van mening dat er sprake is van ziekte. Op basis van de recent ontvangen informatie heeft

hij aangegeven dat het niet uitgesloten is dat er mogelijkheden zijn voor het verrichten

van aangepast werk en dat het niet onmogelijk blijkt om naar Nederland te kunnen reizen.

Als werkgever willen wij u dan ook ten behoeve van de re-integratie aangepast werk

aanbieden bij ons op locatie. Aan de bedrijfsarts hebben wij gevraagd om te beoordelen

welke passende werkzaamheden wij u kunnen aanbieden. Om dit mogelijk te maken zal

een spreekuurcontact nodig zijn. wij roepen u dan ook op voor het spreekuur van 3

januari (...). Indien u hieraan niet meewerkt voldoet u niet aan de re-integratieverplichtingen (...). Wij zijn dan ook genoodzaakt passende maatregelen te treffen zoals het stopzetten van loondoorbetaling. (...)

- De op 29 december 2017 vanuit het Pools naar het Engels vertaalde medische informatie (d.d. 20 december 2017) luidt: ‘(...)The patient (...) still requires intensive medical treatment. (...).

- [appellant] is niet verschenen op 3 januari 2018.

- [geïntimeerde] heeft de betaling van het loon met ingang van 1 januari 2018 gestaakt. Zij schrijft 8 januari 2018 aan de toenmalige gemachtigde van [appellant] : ‘(...) Zij volgende

loon wij staken tot in afwachting van het MRI onderzoek en de daarbij behorende

medische informatie welke aan Verzuimprevent dient te worden gestuurd. (...)

- In de ZUS formulieren van 29 december 2017, 30 januari 2018, 20 februari 2018, 15 maart 2018 en 5 april 2018 staat dat [appellant] tussen 21 december 2017 en 17 april 2018 ongeschikt is om werkzaamheden te verrichten en voorts dat bedrust niet noodzakelijk is.

- Op 19 januari 2018 heeft [appellant] een MRI scan ondergaan.

- [geïntimeerde] heeft op 1 mei 2018 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd.

- De bedrijfsarts schrijft in haar brief van 3 mei 2018: ‘(...) Op verzoek van de werkgever,

bevestigen wij hierbij dat de door de bedrijfsarts verkregen medische informatie door

hem op 8 december 2017 is beoordeeld en de bedrijfsarts daarbij tot de volgende slotsom

is gekomen. Er spelen twee soorten klachten: - De primaire klacht is een al langer durend

proces, waarmee betrokkene ook naar Polen heeft kunnen reizen (...). – (...) Betrokkene

is vanuit deze tweede klacht aangewezen op afwisseling in zitten, staan en lopen. – het

reizen met een vliegtuig is ongemakkelijk/pijnlijk, maar niet onmogelijk. (...)’.

- Op 19 juli 2018 heeft een operatie aan het kniegewricht van [appellant] plaatsgevonden.

6.2.1.

In de onderhavige eerste aanleg vorderde [appellant] , in conventie, bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot:

- het opstellen van een probleemanalyse en een aanvang te nemen met de re-integratieverplichtingen binnen 14 dagen na datum vonnis op straffe van een dwangsom

van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;

- nabetaling van € 1.906,04 aan achterstallig loon wegens ten onrechte in mindering gebracht onbetaald verlof, vermeerderd met de wettelijke loonsverhoging;

- betaling van het loon van € 2.369,99 bruto per vier weken vanaf 1 januari 2018, vermeerderd met emolumenten, vakantiebijslag en de wettelijke loonsverhoging;

- betaling van € 1.650,00 netto aan verrekende huisvestingskosten, vermeerderd met de wettelijke loonsverhoging;

- verstrekking van deugdelijke salarisspecificaties betreffende de nabetalingen, binnen 14 dagen na datum vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;

- betaling van de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening;

- betaling van de redelijke kosten ter vaststelling van arbeidsongeschiktheid en vertalingen

van € 111,90;

- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 845,05;

- betaling van de proceskosten, nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten.

6.2.2.

Op hetgeen [appellant] aan deze vorderingen ten grondslag heeft gelegd en de door [geïntimeerde] daartegen gevoerde verweren, zal het hof voor zover relevant in hoger beroep in het navolgende ingaan.

6.3.

[geïntimeerde] heeft een vordering in reconventie ingesteld. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter deze vordering afgewezen. [geïntimeerde] heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld. De reconventionele vordering is in hoger beroep derhalve niet aan de orde. Het hof zal daarop dan ook verder niet ingaan.

6.4.1.

Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie gedeeltelijk toegewezen. [geïntimeerde] is veroordeeld om aan [appellant] te betalen het loon voor 1 en 2 januari 2018, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede een bedrag van € 1.650,00, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] om deugdelijke salarisspecificaties betreffende deze nabetalingen te verstrekken. De proceskosten werden gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

6.4.2.

Voor zover de kantonrechter de vorderingen in conventie heeft toegewezen, zijn de vorderingen in hoger beroep niet aan de orde, nu [geïntimeerde] geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

6.5.

[appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [appellant] heeft in de memorie van grieven geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van zijn ‘oorspronkelijke vorderingen’.

6.6.

Het hof merkt op dat gelet op de inhoud van de grieven de omvang van het hoger beroep van [appellant] beperkt is. Aan de orde is alleen de loonvordering na de loonstop voor zover die in eerste aanleg niet is toegewezen dus vanaf 3 januari 2018, met nevenvorderingen. Ook is nog aan de orde de vordering onder rov. 6.2.1, eerste gedachtestreepje. Deze vordering heeft de kantonrechter opgevat als een vordering strekkende tot het opmaken van een plan van aanpak in het kader van de re-integratie van [appellant] . Blijkens grief 3 en de reactie van [geïntimeerde] daarop gaan in hoger beroep partijen daarvan ook uit. Het hof zal die vordering daarom ook zo opvatten.

6.7.

De grieven 1 en 2, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, hebben betrekking op de loonvordering na de loonstop. [appellant] betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] het loon van [appellant] vanaf 3 januari 2018 terecht heeft gestaakt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] [geïntimeerde] niet heeft bericht dat hij de reis naar Nederland niet kan maken in het kader van de re-integratie, omdat dit zijn gezondheid zou schaden en dat [appellant] aldus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een deugdelijke reden had om daaraan geen gevolg te geven.

6.8.

[appellant] heeft het volgende aan deze grieven ten grondslag gelegd. Het reizen naar Nederland wordt door de Poolse behandelend specialist (geen huisarts) afgeraden en dit is gedocumenteerd bij [geïntimeerde] onder de aandacht gebracht. [appellant] heeft herhaaldelijk medische informatie overgelegd waaruit blijkt wat de status is van zijn medische toestand vanaf het begin. Van groot belang is het beginpunt van de medische informatie. Daarin wordt de medische situatie van [appellant] verantwoord en daaruit blijkt dat hij niet kan reizen en dat medische behandeling noodzakelijk is. Vervolgens wordt herhaaldelijk medisch omschreven dat [appellant] verdere medische behandeling nodig heeft. Dit betekent dat zijn status medisch gezien onveranderd is en verder (vanuit dezelfde situatie) behandeld moet worden. Uit niets blijkt dat hij kan reizen en dat het eerder gegeven ‘reisverbod’ van de baan is. Aldus – steeds – [appellant] .

6.9.

Ter onderbouwing van deze grieven heeft [appellant] een beroep gedaan op medische verklaringen van 4 december 2017, 29 december 2017 en 1 juni 2018 (respectievelijk producties 1, 2 en 3 bij de memorie van grieven). Laatstgenoemde verklaring is volgens [appellant] de meest recente verklaring van zijn neuroloog. Deze verklaring luidt in de Engelse vertaling: “(…) He is still not allowed to travel form [woonplaats] to the Netherlands because of his clinical condition. Pain and nerve root symptoms make the patient’s transport impossible and the plane take-off and landing may cause deterioration of his condition. (…)”. Voor de inhoud van de medische verklaringen van 4 december 2017 en 29 december 2017 verwijst het hof naar de feitenvaststelling onder 6.1.

6.10.

[geïntimeerde] heeft deze grieven bestreden. Zij heeft uiteengezet dat zij zich bij de loonstop heeft gebaseerd op van de bedrijfsarts verkregen informatie. Deze heeft medisch-objectief vastgesteld dat uit de medische stukken die [appellant] heeft laten overleggen niet blijkt dat hij niet mag reizen, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wijst hierbij op de brief van 3 mei 2018 van VerzuimPreventPlus (productie 9b bij de conclusie van antwoord). Daarin bevestigt de bedrijfsarts dat de verkregen informatie door hem op 8 december 2017 is beoordeeld en dat hij daar onder meer tot de volgende conclusie is gekomen: “(…) Het reizen met een vliegtuig is ongemakkelijk/pijnlijk, maar niet onmogelijk. (…)”. Op basis van deze van de bedrijfsarts verkregen informatie heeft [geïntimeerde] [appellant] vervolgens bij brief van 20 december 2017 opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts van 3 januari 2018, bij gebreke waarvan hem de maatregel van stopzetten van de loondoorbetaling is aangezegd.

6.11.

Het hof stelt vast dat er tot aan de medische verklaring van 1 juni 2018 geen sprake van is dat [appellant] niet van Polen naar Nederland kan reizen per vliegtuig. In de medische verklaring van 4 december 2017 is slechts vermeld dat het afgeraden wordt om lange tijd in één positie te blijven en dat reizen voor een lange duur wordt afgeraden. Uit de medische verklaring van 29 december 2017 blijkt enkel dat de medische toestand van [appellant] ongewijzigd is. Daarmee staat voorshands onvoldoende vast dat op dat moment, dus ten tijde van de (aankondiging van de) loonstop, [appellant] niet kon reizen per vliegtuig. Naar het voorlopig oordeel van het hof had hij dan ook op 3 januari 2018 bij de bedrijfsarts dienen te verschijnen.

6.12.

De medische verklaring van 1 juni 2018 dateert van na het vonnis waarvan beroep. Ook daarna heeft [geïntimeerde] de loonstop gehandhaafd gezien haar akte in dit hoger beroep en de daarbij overgelegde e-mailcorrespondentie. In die medische verklaring van de neuroloog van [appellant] staat met zoveel woorden dat [appellant] door zijn medische toestand niet kan vliegen. Niettemin leidt deze verklaring niet tot een ander oordeel in dit kort geding. Het hof overweegt daartoe als volgt.

6.13.

Tegenover de medische verklaring van 1 juni 2018 heeft [geïntimeerde] als productie 3 bij de memorie van antwoord een brief van 10 oktober 2018 van de bedrijfsarts van VerzuimPreventPlus en e-mailcorrespondentie in de periode 12 oktober 2018 – 17 oktober 2018 tussen [de gemachtigde] , gemachtigde van [geïntimeerde] , en VerzuimPreventPlus overgelegd. Uit deze stukken leidt het hof af dat de bedrijfsarts opnieuw heeft beoordeeld of [appellant] met het vliegtuig naar Nederland kan (en kon) reizen en bij die (her)beoordeling de medische verklaring van de neuroloog van [appellant] heeft betrokken. Daarbij heeft de bedrijfsarts onderzoek gedaan naar de vraag of de aandoeningen waaraan [appellant] lijdt een medische contra-indicatie voor vliegen opleveren. Hij heeft verwezen naar medische voorschriften in de luchtvaartbranche. Zijn conclusie is dat er geen medisch bewijs is dat er een structurele verslechtering van de medische toestand van [appellant] kan optreden bij een landing van een vliegtuig waarin [appellant] zich bevindt. De bedrijfsarts heeft dan ook geen aanleiding gezien om anders te concluderen voor wat betreft het reizen dan hij heeft gedaan.

6.14.

Hiertegenover is de medische verklaring van 1 juni 2018 van de neuroloog van [appellant] , ook als deze in onderling verband en samenhang bezien wordt met de eerder door haar overgelegde medische informatie, onvoldoende voor toewijzing van de onderhavige loonvordering. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de verklaring van de neuroloog summier is over de gevolgen van reizen met het vliegtuig voor [appellant] . Het had gelet op de gemotiveerde en gedocumenteerde betwisting door [geïntimeerde] van zijn stelling dat hij niet kan reizen per vliegtuig op de weg van [appellant] gelegen die gevolgen toe te lichten. Dat heeft hij evenwel niet gedaan. Van belang is ook dat, zoals tussen partijen niet in geschil is, [geïntimeerde] heeft aangeboden de kosten voor een vliegticket voor een zitplaats met meer ruimte en vervoer naar en van de luchthaven voor haar rekening te nemen.

6.15.

Het vorenstaande brengt mee dat de grieven 1 en 2 falen. Grief 3, volgens welke de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de vordering tot het veroordelen van [geïntimeerde] tot het opmaken van een plan van aanpak niet toewijsbaar is, deelt dit lot. Grief 3 berust op het standpunt van [appellant] dat de omstandigheid dat er nog geen plan van aanpak is opgemaakt niet te wijten is aan hem, maar aan [geïntimeerde] . Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [appellant] (vooralsnog) niet kan worden gevolgd in dit standpunt. Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens moet ervan worden uitgegaan dat [appellant] wel zijn medewerking had behoren te verlenen aan het onderzoek door de bedrijfsarts naar zijn re-integratiemogelijkheden. Voor nader feitenonderzoek en bewijslevering is in dit kort geding geen plaats.

6.16.

Grief 4 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat ieder van partijen in conventie de eigen kosten dient te dragen. Het hof overweegt dat de kantonrechter de proceskosten aldus heeft gecompenseerd omdat partijen in conventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep kan deze beslissing in stand blijven. Grief 4 treft dus evenmin doel.

6.17.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep, voor zover aan de orde in hoger beroep, dient te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

7 De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan de orde in hoger beroep;

veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 726,00 aan griffierecht en op € 1.611,00 aan salaris advocaat;

verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, H.AE. Uniken Venema en J.M.H. van Erp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 juli 2019.

griffier rolraadsheer