Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4065, 200.232.842_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4065, 200.232.842_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 november 2019
Datum publicatie
6 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:4065
Zaaknummer
200.232.842_01

Inhoudsindicatie

In een cao, geldend van 2005 tot en met 2007, is een dispensatieregeling opgenomen, inhoudende dat een werkgever de cao-partijen kan verzoeken om dispensatie te verlenen (onder meer) ten aanzien van de hoogte van de salarissen. De cao-partijen hebben op verzoek van werkgever dispensatie verleend, en wel voor onbepaalde tijd. Geldt die dispensatie ook voor opvolgende cao’s (vanaf 2008)?

Objectieve uitleg van de cao. Het hof oordeelt dat dispensatie voor onbepaalde tijd niet verenigbaar is met de cao en (het systeem van) de Wet cao.

Volgt toewijzing van de vordering van de werknemer tot betaling van te weinig betaald loon.

Uitspraak

Team Handelsrecht

zaaknummer gerechtshof: 200.232.842/01

(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven: 5809194)

arrest van 5 november 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

advocaat: mr. S.N. Ketting,

tegen:

[de vennootschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats]

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

advocaat: mr. F. Damen.

De partijen zullen hierna worden aangeduid als [appellant] en [geïntimeerde] .

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 19 oktober 2017 dat de kantonrechter te Eindhoven (rechtbank Oost-Brabant) tussen partijen heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 18 januari 2018;

- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging (vermindering) van eis, met producties;

- de memorie van antwoord.

2.2

Vervolgens zijn de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

3.1.

[appellant] is met ingang van 15 september 1997 in dienst getreden van [interior] (hierna: Interior), in de functie van wandensteller/timmerman.

Interior en [geïntimeerde] zijn dochtervennootschappen van [de groep] (hierna: Groep).

3.2.

In ieder geval op 21 februari 2001 en 16 februari 2005 is aan Groep op haar verzoek door de cao-partijen dispensatie verleend van de toen voor Groep en [geïntimeerde] geldende Cao's Afbouw (productie 9 bij inleidende dagvaarding, bijlagen III en V), en wel ten aanzien van (onder meer) het volgens de Cao Afbouw geldende loon.

3.3.

In artikel 4 lid 1 van de Cao Afbouw 2005-2007 (productie 14 bij memorie van grieven) is bepaald dat deze cao geldt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 (afgezien van enkele voor dit geschil niet-relevante artikelen die gelden tot en met 31 december 2008).

Artikel 5 bepaalt dat de cao wordt geacht stilzwijgend voor de duur van een jaar te zijn verlengd indien de cao niet ten minste drie maanden voor de afloopdatum door één van partijen wordt opgezegd.

Artikel 9 van de Cao Afbouw 2005-2007 luidt, voor zover voor de beoordeling van belang: "Door CAO-partijen kan dispensatie worden verleend, inhoudende afwijkingen van één of meerdere bepalingen, respectievelijk een algehele dispensatie van deze overeenkomst. De dispensatie dient te worden aangevraagd bij de secretaris van CAO-partijen Afbouw (…). Hierbij dient duidelijk aangegeven en met redenen omkleed op welk CAO-artikel dispensatie verleend dient te worden."

3.4.

Bij brief van 29 juni 2006 (productie 10 bij een inleidende dagvaarding) schrijft de secretaris van de cao-partijen Afbouw aan Groep:

"Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 10 maart 2006 om dispensatie van de CAO Afbouw in het kader van de uniformering van de arbeidsvoorwaarden tussen de [de holding] en de drie dochtermaatschappijen, kunnen wij u het volgende laten weten. CAO-partijen gaan akkoord met de dispensatie voor [de holding] , voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht ingaande per 1 januari 2006, op de onderstaande punten:

(…)

• garantielonen en toekomstige loonsverhogingen.

Bij de toekenning van alle besluiten tot dispensatie voor onbepaalde tijd, geldt dat partijen zich om formele redenen altijd het recht voorbehouden de dispensatie te kunnen intrekken, mocht hiertoe op enig moment aanleiding zijn."

3.5.

Bepalingen van de Cao Afbouw 2005-2007, waaronder artikel 9, zijn met ingang van 7 februari 2007 algemeen verbindend verklaard bij besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 februari 2007 (Stcrt. 2007, 25, 5 februari 2007).

Opvolgende cao's (namelijk die betreffende de periodes 2008-2009, 2010, 2011-2012, 2013-2014 en 2015-2017) kenden ook een dispensatieregeling. Bepalingen van die cao's zijn ook algemeen verbindend verklaard.

3.6.

Na 2006 hebben Groep en [geïntimeerde] geen verzoeken om dispensatie meer ingediend.

3.7.

Vanaf 1 januari 2008 werkte [appellant] niet meer voor Interior, maar is hij voor [geïntimeerde] gaan werken. Op 12 december 2007 hebben [appellant] en [geïntimeerde] de als productie 2 bij inleidende dagvaarding in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst ondertekend. Artikel 1.1 van die overeenkomst luidt: "Deze arbeidsovereenkomst gaat in op 01-01-2008 en geldt voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Afbouw voor het Stukadoors- en Afbouwbedrijf, Vloeren- en Terrazzobedrijf, Plafond- en Wandmontagebedrijf, hierna te noemen "de CAO", welke thans geldt respectievelijk in de toekomst zal gelden. Op deze CAO gelden de volgende dispensaties: de werktijd, de beloning en de vergoedingen zijn cf. de Bouw-CAO."

3.8.

[geïntimeerde] heeft met toestemming van het UWV vanwege een reorganisatie de arbeidsovereenkomst met [appellant] met ingang van 5 september 2015 opgezegd.

4 De beoordeling

5 De slotsom

6 De beslissing