Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:839, 200.294.183_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:839, 200.294.183_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 maart 2023
- Datum publicatie
- 23 maart 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2023:839
- Zaaknummer
- 200.294.183_01
Inhoudsindicatie
art. 7:639 lid 1 BW/ De door de chauffeurs ontvangen toeslagen maken onderdeel uit van het loon dat tijdens vakanties doorbetaald moet worden/ de overwerkvergoeding en daarbij horende toeslag maken onderdeel uit van het loon dat tijdens vakanties doorbetaald moet worden, mits zij een belangrijk onderdeel vormen van het jaarlijks uitbetaalde brutoloon/ 25% of meer vormt een belangrijk onderdeel/ uitleg en uitvoering van het arrest Hein-Holzkamm.
Uitspraak
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.294.183/01
arrest van 14 maart 2023
in de zaak van
Internationaal Transportbedrijf [ZZ] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. M.D. Vrolijk te Haarlem,
tegen
1 [geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
4. [geïntimeerde 4] ,
wonend te [woonplaats] ,
5. [geïntimeerde 5] ,
wonend te [woonplaats] ,
6. [geïntimeerde 6] ,
wonend te [woonplaats] ,
7. [geïntimeerde 7] ,
wonend te [woonplaats] (Duitsland),
8. [geïntimeerde 8] ,
wonend te [woonplaats] ,
9. [geïntimeerde 9] ,
wonend te [woonplaats] ,
10. [geïntimeerde 10] ,
wonend te [woonplaats] ,
11. [geïntimeerde 11] ,
wonend te [woonplaats] ,
12. [geïntimeerde 12] ,
wonend te [woonplaats] ,
13. [geïntimeerde 13] ,
wonend te [woonplaats] ,
14. [geïntimeerde 14] ,
wonend te [woonplaats] ,
15. [geïntimeerde 15] ,
wonend te [woonplaats] ,
16. [geïntimeerde 16] ,
wonend te [woonplaats] ,
17. [geïntimeerde 17] ,
wonend te [woonplaats] ,
18. [geïntimeerde 18] ,
wonend te [woonplaats] ,
19. [geïntimeerde 19] ,
wonend te [woonplaats] ,
20. [geïntimeerde 20] ,
wonend te [woonplaats] ,
21. [geïntimeerde 21] ,
wonend te [woonplaats] ,
22. [geïntimeerde 22] ,
wonend te [woonplaats] ,
23. [geïntimeerde 23] ,
wonend te [woonplaats] ,
24. [geïntimeerde 24] ,
wonend te [woonplaats] ,
25. [geïntimeerde 25] ,
wonend te [woonplaats]
26. [geïntimeerde 26] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de Chauffeurs,
advocaten: mrs. E.R. Peeters, I.F.H. Nelissen en S.J.M. Peters te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 mei 2021 ingeleide hoger beroep van het tussenvonnis van 24 februari 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en de Chauffeurs als eisers.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 24 februari 2021. Het hof verwijst ook naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 24 maart 2021 waarin de kantonrechter verlof heeft verleend voor het tussentijds instellen van hoger beroep van het tussenvonnis van 24 februari 2021.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- -
-
de akte uitlating partijen omtrent mondelinge behandeling na aanbrengen van 15 juni 2021;
- -
-
de memorie van grieven van 24 augustus 2021;
- -
-
de memorie van antwoord in principaal appel en de memorie van grieven in incidenteel appel met producties (nr. 95 tot en met 136) van 16 november 2021;
- -
-
de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties (nr. 17 tot en met 19) van 25 januari 2022;
- -
-
de nadere stukken (producties 137 tot en met 139) van 13 oktober 2022 van mr. Peeters, ingekomen ter griffie van dit hof op 14 oktober 2022;
- -
-
de door mr. Vrolijk ingediende nadere stukken (producties 20 tot en met 79) bij H12-formulier van 14 oktober 2022, ingekomen ter griffie van dit hof op 17 oktober 2022, en
- -
-
de mondelinge behandeling van 27 oktober 2022, waarbij partijen pleit- en spreekaantekeningen hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3 De feiten en de procedure
De feiten
In deze procedure neemt het hof de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis tot uitgangspunt. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
De Chauffeurs zijn allen in dienst (dan wel in dienst geweest) bij [appellante] en werkzaam (dan wel werkzaam geweest) in de functie van Internationaal Tankautochauffeur. Zij hebben als standplaats (Linne-)Herten (Limburg, Nederland) dan wel als standplaats gehad.
De Chauffeurs ontvingen respectievelijk ontvangen een basissalaris, aangevuld met toeslagen en vergoedingen voor overuren.
Eind 2018 is door de sociale partners een cao-akkoord bereikt, inhoudende de doorbetaling van toeslagen en de vergoeding voor overuren tijdens vakantie. Vanaf 1 januari 2019 dienen toeslagen en vergoedingen voor overuren tijdens vakantie wel doorbetaald te worden.
In de cao 2017-2019 is onder artikel 67a lid 9 onder meer opgenomen:
(…)
b. Iedere werknemer in loonschaal A tot en met loonschaal H die gedurende het gehele kalenderjaar 2018 bij werkgever in dienst is geweest en in dat jaar minimaal 100 uren heeft gewerkt waar een toeslag aan verbonden is, niet zijnde de ploegen- en de persoonlijke toeslag, heeft in 2019 recht op een eenmalige uitkering van € 750, - bruto, welke zal worden uitgekeerd in 3 termijnen van € 250,- bruto, uit te betalen op 31 maart, 30 juni en
30 september 2019. Voorwaarde hiertoe is dat de werknemer afstand doet van zijn rechten aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018”.
(…)
[appellante] heeft naar aanleiding van dit akkoord aan de Chauffeurs die recht hebben op een vergoeding van € 750,00 bruto in ruil voor afstand van recht aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren
2014-2018, een vaststellingsovereenkomst aangeboden. De Chauffeurs hebben deze vaststellingsovereenkomst niet ondertekend en aldus de aangeboden vergoeding niet geaccepteerd.
Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
11 februari 2019, is voornoemd cao-akkoord per 14 februari 2019 algemeen verbindend verklaard. Naar aanleiding van het verzoek strekkende tot algemeen verbindend verklaring van het cao-akkoord zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht. In reactie op deze ingebrachte bedenkingen overweegt de Minister onder meer dat aan de werknemers geen verplichting wordt opgelegd om gebruik te maken van de mogelijkheid om vorderingen die zien op het verleden af te kopen. De werknemer die verdergaande vorderingen dan € 750,00 bruto geldend wil maken, kan dat doen.
De procedure bij de kantonrechter
De Chauffeurs hebben in eerste aanleg – kort samengevat – volledige vergoeding van het loon gevorderd dat zij in de periode voorafgaand aan het cao-akkoord van eind 2018 (ingang per 1 januari 2019) tijdens vakantie zouden hebben genoten, zijnde het basissalaris aangevuld met toeslagen en vergoedingen voor overuren. De Chauffeurs zijn de mening toegedaan dat zij over de bedoelde perioden enkel het basissalaris doorbetaald hebben gekregen en dat zij recht hebben op uitkering van onregelmatigheidstoeslagen en overuren. De Chauffeurs hebben naast betaling van het achterstallig loon de wettelijke rente en de wettelijke verhoging te vermeerderen met de wettelijke rente daarover gevorderd. Daarnaast hebben de Chauffeurs deugdelijke bruto/netto specificaties gevorderd. Voorts hebben de Chauffeurs de gemaakte kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente gevorderd. Tot slot hebben de Chauffeurs veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure gevorderd.
[appellante] heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een loonvordering wegens achterstallig vakantieloon. [appellante] heeft in haar optiek zowel de toepasselijke cao’s als de Europese en nationale wetgeving correct nageleefd.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 24 februari 2021 – kort weergegeven – onder meer geoordeeld dat de onregelmatigheidstoeslag, zaterdag- en zondaguren en nachtvergoeding componenten zijn die tot het vakantieloon moeten worden gerekend. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de in de cao opgenomen vergoeding voor reguliere overuren deel moet uitmaken van het loon waarop de Chauffeurs recht hebben voor opgenomen vakantieverlof in de respectieve periodes. Naar het oordeel van de kantonrechter geldt voor alle chauffeurs dat het overwerk bij de berekening van het vakantieloon moet worden meegenomen. Het onderling verschillend toepassen van de berekeningsmethodiek van het vakantieloon zou volgens de kantonrechter namelijk leiden tot een onaanvaardbaar verschil in uitgangspunten en daarmee tot een onaanvaardbare rechtsongelijkheid. Om dezelfde reden is de kantonrechter van oordeel dat ook voor alle chauffeurs heeft te gelden dat de nachttoeslag moet worden meegenomen in de berekening van het vakantieloon. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid door [appellante] heeft de kantonrechter afgewezen, evenals het beroep op verrekening. De kantonrechter heeft de Chauffeurs in de gelegenheid gesteld zich bij nadere akte uit te laten omtrent het door [appellante] bij dupliek overgelegde overzicht en waar nodig hun vorderingen te herberekenen en de eis te wijzigen. De kantonrechter heeft daarvoor de zaak verwezen naar de civiele rolzitting van 24 maart 2021 en heeft in afwachting daarvan iedere verdere beslissing aangehouden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 24 maart 2021 alsnog verlof verleend voor het tussentijds instellen van hoger beroep en heeft in afwachting van de uitspraak in hoger beroep iedere verdere beslissing aangehouden.
De procedure in hoger beroep
[appellante] heeft in hoger beroep zestien grieven aangevoerd. [appellante] heeft – kort weergegeven – geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de Chauffeurs.
De Chauffeurs hebben in incidenteel appel zeven grieven aangevoerd. De Chauffeurs hebben – kort weergegeven – geconcludeerd de grieven van [appellante] ongegrond te verklaren, de grieven van de Chauffeurs in incidenteel appel gegrond te verklaren en het vonnis op alle overige punten te bekrachtigen met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van beide instanties met inbegrip van de nakosten.