Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2212, 200.332.224_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2212, 200.332.224_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 juli 2024
- Datum publicatie
- 8 augustus 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2024:2212
- Zaaknummer
- 200.332.224_01
Inhoudsindicatie
tussentijds hoger beroep van incidentele vordering artikel 843a Rv – uitvoerbaarheid bij voorraad afgewezen
Uitspraak
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.332.224/01
arrest van 9 juli 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. B.J.L. Baas te Maarssen,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 september 2023 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 20 april 2023 en 23 mei 2023, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als eiser in de hoofdzaak, tevens eiser in het incident en [geïntimeerde] als gedaagde in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident.
De zaak in het kort en de beslissing van het hof
Deze zaak gaat over het volgende. Partijen zijn broer en zus en zijn beiden erfgenaam in de nalatenschap van hun overleden zus [zus] . [geïntimeerde] beschikte over een bankpas van de rekeningen van haar zus en heeft haar in haar laatste levensjaren geholpen met haar financiën. [appellant] verwijt [geïntimeerde] in de hoofdzaak dat zij op onrechtmatige wijze geld van deze rekeningen heeft opgenomen en schenkingen heeft gedaan aan zichzelf en aan haar echtgenoot. [appellant] wil inzage in alle bankafschriften van zus [zus] , om te zien of er nog meer betalingen zijn gedaan die volgens hem onrechtmatig zijn. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin zij zijn overeengekomen dat de bankafschriften vanaf 2014 door de notaris in depot zullen worden bewaard, totdat partijen het erover eens zijn wie de bankafschriften mag inzien, ofwel totdat een rechter onherroepelijk daarover heeft beslist. De kantonrechter heeft (in incident) bepaald dat [appellant] inzage krijgt in de door de notaris bewaarde bankafschriften, maar pas als er tegen die beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat en de beslissing onherroepelijk vaststaat.
In dit hoger beroep verzoekt [appellant] om te bepalen dat hij de bankafschriften mag inzien direct na de uitspraak van het hof, dus nog voordat die uitspraak onherroepelijk is geworden. [geïntimeerde] heeft ook hoger beroep ingesteld, zij wil dat in hoger beroep wordt bepaald dat
[appellant] alsnog geen recht krijgt op inzage in de bankafschriften.
Het hof komt, net als de rechtbank, tot het oordeel dat [appellant] de bankafschriften bij de notaris mag inzien, maar dat hij daarmee wel zal moeten wachten totdat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10277068 / CV EXPL 23-127)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- -
-
de memorie van grieven;
- -
-
de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- -
-
de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- -
-
de mondelinge behandeling van 22 mei 2024, waarbij partij [appellant] spreekaantekeningen heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3 De feiten
in principaal en incidenteel hoger beroep
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten.
[appellant] en [geïntimeerde] zijn erfgenamen van hun op [overlijdensdatum] 2019 overleden zus, [zus] , geboren op [geboortedatum] 1929 (hierna: erflaatster). De nalatenschap is door [appellant] en [geïntimeerde] zuiver aanvaard.
Erflaatster is omstreeks medio 2015 opgenomen en tot aan haar overlijden verzorgd in verzorgingshuis De Wilberthof te [plaats 1] .
Erflaatster beschikte over vermogen op een lopende rekening en een spaarrekening. Beide rekeningen stonden op naam van zowel erflaatster als [geïntimeerde] (zogenoemde "en/of rekeningen").
Op 24 december 2018 heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 2.145,-- overgemaakt van de lopende rekening naar haar (privé)rekening, onder vermelding van "bel. vrije gift 2018". Op 25 maart 2019 heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 2.170,-- overgemaakt van de lopende rekening naar de bankrekening van haar echtgenoot, onder vermelding van "bel. vrije gift".
[appellant] heeft [geïntimeerde] in kort geding gedagvaard. Hij heeft gevorderd dat hij gemachtigd zal worden om op te vragen "alle afschriften van de bank- en of spaarrekening(en) waarover Rabobank [plaats 2] (nog) beschikt, op naam staande van mevrouw [zus] ". Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2022 is door partijen, ter beëindiging van hun geschil in kort geding, een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin staat opgenomen:
"Partijen verklaren overeen te komen als volgt:
1. Dat zij beiden toestemming verlenen om alle financiële gegevens van de overleden vrouw [zus] op te vragen en te laten overhandigen door de Rabobank (voor zover relevant betreft deze overeenkomst tussen partijen dan ook een vervangende toestemming namens hen beiden) aan de advocaat van één van hen beiden in een door de bank verzegelde envelop.
Partijen zullen de financiële gegevens zonder die verder in te zien direct in depot geven aan een notaris van het kantoor [notariskantoor] te [plaats 3] , voor zover die daartoe bereid is.
Mocht de notaris daartoe niet bereid zijn, aan een andere in onderling overleg af te stemmen notaris. De notaris zal de financiële gegevens in depot houden terwijl en net zo lang als partijen in overleg zijn wat er met de financiële gegevens zal gebeuren. Mochten partijen in onderling overleg geen overeenstemming bereiken, dan zullen de gegevens ook worden bewaard totdat tussen partijen over het inzicht in die gegevens een onherroepelijk vonnis is gewezen.
(…)"
Op 1 december 2022 hebben partijen een depotovereenkomst gesloten. Deze luidt, voor zover relevant, als volgt:
"(…)
Depot
1. De ondergetekenden sub 1 en 2 geven bij de notaris in depot een gesloten envelop met bankafschriften inzake de nalatenschap van mevrouw [zus] , geboren te [plaats 1] op [geboortedatum] negentienhonderd negenentwintig, laatst wonende te [postcode] [plaats 1] , [adres] .
Ze verklaren de inhoud van de envelop niet te hebben ingezien.
De notaris houdt de envelop met bankafschriften voor beide partijen gezamenlijk, totdat is voldaan aan hetgeen hierna is overeengekomen. Daarna houdt de notaris deze envelop met stukken voor de partij(en) die daarop alsdan geheel of gedeeltelijk recht heeft/hebben.
Afgeven documenten in depot
2. De notaris is verplicht de in depot gegevens stukken onder zich te houden totdat:
- partijen bij een schriftelijke, door ieder van hen ondertekende opdracht, de notaris verzoeken de in depot te geven stukken af te geven aan één der partijen of aan beide partijen (waarbij één der partijen een kopie ontvangt); of:
- bij rechterlijke uitspraak, arbitrage of bindend advies, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer open staat, zal blijken wie van partijen recht op de in depot gegeven stukken heeft.
De notaris geeft in dit geval de in depot gegeven stukken af, nadat de kosten van het depot zijn voldaan.
(…)"