Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1493, 23/1668

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1493, 23/1668

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 mei 2025
Datum publicatie
17 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1493
Formele relaties
Zaaknummer
23/1668
Relevante informatie
Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2018. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben van hun (schoon)vader een lening verkregen voor de aankoop van een eigen woning met een rente van 7,3%. Volgens de inspecteur is een rente van meer dan 2,75% onzakelijk en hij beperkt de aftrek van rente met betrekking tot de eigen woning tot een bedrag berekend naar dit rentetarief. Het hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat een rente van meer dan 2,75% zakelijk is en dat de inspecteur de aftrek van de rente terecht beperkt heeft.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/1668

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 oktober 2023, nummer BRE 22/3981, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [naam 1] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende en [echtgenote] hebben op 18 juni 2018 een woning gelegen aan [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) gekocht. Bij de koop werd geen voorbehoud voor financiering gemaakt. De aankoopsom bedroeg € 420.000.1 Op 26 juni 2018 heeft belanghebbende de voor de koop van de woning verschuldigde waarborgsom van € 42.000 betaald uit eigen middelen.

2.2.

Belanghebbende heeft zijn huis aan de [adres 2] in [woonplaats] (hierna: de oude woning) op 24 augustus 2018 verkocht voor € 208.000. Op 14 december 2018 is de oude woning aan de koper geleverd.

2.3.

Op 9 november 2018 hebben belanghebbende en zijn (inmiddels) echtgenote [echtgenote] gezamenlijk een leningsovereenkomst afgesloten voor een bedrag van € 350.000 met [naam 1] (de vader van [echtgenote] ) als leninggever voor de aankoop en de verbouwing van de woning (hierna: de lening). Het betrof een annuïtaire geldlening met een looptijd van 30 jaar zonder hypothecaire zekerheid die, (i) op ieder moment zonder boete versneld mocht worden afgelost, (ii) zodra bancaire herfinanciering mogelijk was direct moest worden afgelost2 en (iii) direct opeisbaar zou worden onder andere in geval van echtscheiding van belanghebbende en [echtgenote] . De leningsovereenkomst bepaalde verder dat belanghebbende en zijn echtgenote overlijdensrisicoverzekeringen dienden af te sluiten voor bedragen van respectievelijk € 199.000 en € 100.000 en dat deze polissen tot zekerheid aan (schoon)vader moesten worden verpand. De rente op de lening bedroeg 7,3 % per jaar voor een rentevaste periode van vijf jaar. Voor het afsluiten van de lening werd een afsluitprovisie van € 1.000 bedongen.

2.4.

Op 12 november 2018 hebben belanghebbende en zijn echtgenote de van (schoon)vader [naam 1] geleende hoofdsom van € 350.000 ontvangen en op 13 november 2018 hebben zij een bedrag van € 387.092,50 aan de notaris betaald in verband met de aankoop van de woning. Het verschil tussen het geleende bedrag en het aan de notaris betaalde bedrag van € 37.092,50 heeft belanghebbende gefinancierd uit eigen middelen. De woning is op 15 november 2018 aan belanghebbende en zijn echtgenote geleverd.

2.5.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in 2018 op de lening € 2.129 aan rente en € 1.000 aan afsluitprovisie betaald en belanghebbende heeft deze de bedragen als rente en kosten die behoren tot de eigenwoningschuld afgetrokken in zijn aangifte IB/PVV 2018.

2.6.

[echtgenote] heeft jaarlijks van haar vader [naam 1] schenkingen ontvangen voor het bedrag dat zij maximaal vrij van schenkbelasting mocht ontvangen.

2.7.

De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2018 de op de lening betaalde rente slechts voor een bedrag van € 657 in aftrek toegelaten. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.541 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.601 waarbij gelijktijdig een bedrag van € 128 aan belastingrente is vastgesteld. De inspecteur heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de aftrek voor de rente betaald op de lening op € 804 gesteld en het inkomen uit werk en woning verminderd tot € 66.597 en de belastingrente verminderd tot € 74. Op grond van het Besluit rechtsherstel Box 33 heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 49 en de belastingrente tegelijkertijd verminderd tot € 52.

2.8.

In de loop van het proces heeft belanghebbende onder meer de volgende stukken overgelegd, (i) een kopie salarisspecificatie van april 2018 (hierna: de salarisspecificatie) waaruit onder andere een ‘periodeloon’ van € 4798,35 blijkt en daarnaast reserveringen voor vakantiegeld, (ii) een op 10 mei 2018 via de website van ABN-AMRO opgevraagde hypotheekindicatie (hierna: de hypotheekindicatie) die op basis van een vast bruto jaarsalaris van € 57.000 en een koopsom voor de nieuwe woning van € 250.000 een maximaal leenbedrag van € 267.490 aangeeft, (iii) een brief van hypotheekadviseur [hypotheekadviseur] van [kantoor] (hierna: [hypotheekadviseur] ) van 22 maart 2025 waarin deze verklaart dat uitgaande van een vast bruto jaarsalaris van € 57.000 belanghebbende in mei/juni 2018 maximaal een banklening van € 279.190 had kunnen krijgen en dat momenteel het percentage voor een lening zonder hypothecaire zekerheid 3 tot 3,5% hoger is dan voor een lening met die zekerheid, (iv) afschriften van de NHG Voorwaarden & Normen 2018-2, de NHG Toelichting op de Algemene Voorwaarden voor Borgtocht en Normen 2018-2, en de Financieringslast-normen 2018 van het Nibud en (v) twee schriftelijke verklaringen van [naam 2] en [naam 3] waaruit blijkt dat zij op 26 september 2018 respectievelijk op 7 mei 2019 leningen hebben verkregen van [naam 1] met een rentepercentage van 6% ter overbrugging van de periode die zij nodig hadden om de bankfinanciering voor de aankoop van hun woningen te regelen.

2.9.

De inspecteur heeft in de loop van het proces een ‘Historisch rente overzicht Hypotheken’ van de ING bank overgelegd (hierna: het ING-overzicht) en daarnaast verwezen naar het door De Nederlandsche bank samengestelde online overzicht van de rapporterende banken op https://www.dnb.nl/statistieken/data-zoeken/#/details/deposito-s-en-leningen-van-mfi-s-aan-huishoudensrentepercentages-gecorrigeerd-voor-breuken-maand/dataset/efba2d4e-fb53-49a8-a1fe-d5ee3263e14c/resource/8d3ccc86-8396-43b8-a18b-5ba293f01c1d (hierna: het DNB-overzicht).

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de inspecteur terecht is afgeweken van de aangifte van belanghebbende door een lagere aftrek rente eigenwoningschuld voor de lening in aanmerking te nemen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2018 tot een bedrag berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 65.272. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing