Home

Hoge Raad, 22-04-1983, AG4575 AC7959, 12017

Hoge Raad, 22-04-1983, AG4575 AC7959, 12017

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 april 1983
Datum publicatie
26 september 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:1983:AG4575
Formele relaties
Zaaknummer
12017

Inhoudsindicatie

Burgerlijk procesrecht. Executiegeschil betreffende een ontruimingsvonnis in kort geding. Maatstaf staking tenuitvoerlegging.

Staking in een dergelijk executiegeschil kan slechts worden bevolen indien de rechter van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

Uitspraak

22 april 1983Eerste KamerNr. 12.017AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

(1) [eiser 1] en(2) [eiser 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,

EISERS tot cassatie,advocaat: Mr. J.W. Lely,

PD - HR 29/4/1982,

t e g e n

[woonplaats] ,wonende te [woonplaats] ,

VERWEERDER in cassatie,niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

[eisers] hebben bij exploot van 18 augustus 1981 [woonplaats] gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Maastricht en gevorderd dat [woonplaats] zal worden bevolen te staken de ontruiming van het pand Huyn van [a-straat 1] te [woonplaats] als tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter te [woonplaats] van 12 juni 1981.

Nadat [woonplaats] tegen die vordering verweer had gevoerd, heeft de President bij vonnis van 31 augustus 1981 de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis hebben [eisers] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Bij arrest van 22 december 1981 heeft het Hof het vonnis van de President bekrachtigd.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De zaak is voor [eisers] bepleit door hun advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Biegman-Hartogh strekt tot verwerping van het beroep en is aan dit arrest gehecht.

3. Beoordeling van de middelen 3.1 Het gaat in dit kort geding om een door [eisers] gevraagd bevel om de executie door [woonplaats] van een tussen partijen gewezen, voor voorlopige tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Kantonrechter te [woonplaats] , voor zover strekkende tot ontruiming van het ten processe bedoelde pand, te staken totdat op het door [eisers] tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep zal zijn beslist.

3.2 In een dergelijk executiegeschil met betrekking tot een ontruimingsvonnis kan de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

3.3 De middelen gaan alle van een andere opvatting uit en kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.Voor zover onderdeel 8 van middel I mede de klacht inhoudt dat het Hof ten onrechte een noodtoestand in voormelde zin niet aannemelijk heeft geacht, stuit het af op hetgeen het Hof daaromtrent in rechtsoverweging 10 van het bestreden arrest heeft geoordeeld. Dat oordeel is zozeer verweven met de waardering van feiten dat het in cassatie niet kan worden getoetst; het is ook niet onbegrijpelijk.

4 . Beslissing

De Hoge Raad:verwerpt het beroep;

veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, welke tot aan deze uitspraak aan de zijde van [woonplaats] worden begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Royer, Van den Blink en Verburgh, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op 22 april 1983.