Home

Hoge Raad, 06-10-1989, AB9521 AG6156, 13 618

Hoge Raad, 06-10-1989, AB9521 AG6156, 13 618

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 oktober 1989
Datum publicatie
30 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:1989:AB9521
Formele relaties
Zaaknummer
13 618

Inhoudsindicatie

Onrechtmatige daad. Maatstaf persoonlijke aansprakelijkheid directeur besloten vennootschap.

Uitspraak

6 oktober 1989

Eerste Kamer

Nr. 13.618

HV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

Stimulan B.V.,

gevestigd te Zwolle,

EISERES tot cassatie,

advocaat: Mr. E. Grabandt,

t e g e n

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: Mr. J.M. Barendrecht.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie — verder te noemen Stimulan — heeft bij exploot van 9 december 1981 verweerder in cassatie — verder te noemen [verweerder] — gedagvaard voor de Rechtbank te Almelo en gevorderd dat de Rechtbank [verweerder] zal veroordelen aan Stimulan te voldoen de somma van ƒ 71.535,-- met wettelijke rente en van waarde zal verklaren het te dezen betekende conservatoir beslag.

Nadat [verweerder] tegen die vorderingen verweer had gevoerd en een reconventionele eis had ingesteld, heeft de Rechtbank bij vonnis van 31 maart 1982 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 28 september 1983 in conventie en reconventie de vorderingen afgewezen.

Tegen dit laatste vonnis heeft Stimulan hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.

Het Hof heeft bij tussenarrest van 22 mei 1985 Stimulan toegelaten tot bewijslevering en bij eindarrest van 15 september 1987 het vonnis van de Rechtbank van 28 september 1983 bekrachtigd.

De arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het Hof heeft Stimulan beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Franx strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Stimulan heeft in of omstreeks februari/maart 1981 aan Beklamel B.V. — verder te noemen Beklamel — voeder verkocht en geleverd waarvoor Beklamel per saldo ƒ 71.535,-- aan Stimulan verschuldigd werd.

Betaling bleef uit. Hierover vond in mei/juni 1981 een onderhoud plaats tussen de directeur van Stimulan en [verweerder] , destijds directeur en enig aandeelhouder van Beklamel. Overeengekomen werd dat het voeder doorverkocht zou worden. Stimulan vond een afnemer in Verveka B.V. — verder te noemen Verveka — waarna de partij aan deze is verkocht op 22 juni 1981. Die doorverkoop heeft geen betaling in geld tot resultaat gehad, omdat Verveka zich jegens Beklamel heeft beroepen op compensatie, waartoe zij ook gerechtigd was. Beklamel is in gebreke gebleven Stimulan de verschuldigde koopsom te voldoen en is tenslotte op aanvraag van een schuldeiser bij vonnis van 21 april 1982 failliet verklaard.

Stimulan heeft [verweerder] aangesproken tot betaling van het bedrag ad ƒ 71.535,-- en heeft (naar de door het Hof overgenomen vaststelling van de Rechtbank) aan haar vordering in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat [verweerder] persoonlijk aansprakelijk is voor de door haar tot dat bedrag geleden schade daar deze veroorzaakt is door zijn onrechtmatig handelen, hierin bestaande dat hij als directeur van Beklamel de onderhavige goederen van Stimulan heeft gekocht, terwijl hij moet hebben geweten dat Beklamel haar verplichtingen uit hoofde van die koopovereenkomst niet kon nakomen.

3.2 Wat die grondslag betreft, heeft het Hof in rechtsoverweging 6 van het tussenarrest overwogen dat het gaat om de vraag ‘’of [verweerder] bij het aangaan van de overeenkomst als directeur van Beklamel wist, of er niet aan behoefde te twijfelen, dat Beklamel niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die Stimulan ten gevolge van die wanprestatie zou lijden’’.

Blijkens rechtsoverweging 13 heeft het Hof met de zinsnede ‘’er niet aan behoefde te twijfelen’’ bedoeld: ‘’redelijkerwijze behoorde te begrijpen’’.

Aldus heeft het Hof de voor een geval als het onderhavige juiste maatstaf aangelegd.

Onderdeel 1 van het middel faalt derhalve.

3.3 De in de overige onderdelen van het middel aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt Stimulan in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 656,30 aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren De Groot, Hermans, Verburgh en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door Mr. Hermans op 6 oktober 1989.