Home

Hoge Raad, 06-05-1997, ZC9322, 3541

Hoge Raad, 06-05-1997, ZC9322, 3541

Gegevens

Inhoudsindicatie

Onttrekking aan het verkeer ex art. 36b.1.4° Sr van bij L. inbeslaggenomen tabletten, poeders en pillen. Onder `soortgelijke feiten' in art. 36d Sr moet worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door verdachte begane feiten (in casu overtredingen Opiumwet) of de feiten waarvan hij wordt verdacht. Nu de inbeslaggenomen voorwerpen geen verdovende middelen zijn, kunnen deze niet dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als de door L. begane feiten en is onttrekking aan het verkeer niet mogelijk. Dat de voorwerpen kunnen worden verhandeld als waren het verdovende middelen doet daaraan niet af, aldus HR. Sv 552f.

Uitspraak

6 mei 1997

Strafkamer

nr. 3541 Besch.

LD

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 24 mei 1996, gegeven op een vordering, ex artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering, van de Officier van Justitie in het arrondissement Maastricht tot onttrekking aan het verkeer, ingesteld door:

[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats], ten tijde van de bestreden beschikking gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Leuvensepoort" te 's-Hertogenbosch.

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft de in bovenvermelde beschikking omschreven goederen aan het verkeer onttrokken verklaard.

2. Het cassatieberoep

Het beroep is ingesteld door [klager] . Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.

3. De conclusie van het Openbaar Ministerie

De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking

4.1.1. De Rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van de onder [klager] inbeslaggenomen voorwerpen gemotiveerd met de overweging:

dat de onder [klager] voornoemd inbeslaggenomen tabletten, pillen, poeders en amfetamine, zoals nader omschreven in het bij voormelde vordering gevoegde overzicht beslag, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen, blijkens de brief van de raadsman van klager dd. 18 maart 1996, aan klager toebehoren en deze voorwerpen - welke bij gelegenheid van het onderzoek naar door hem begane feiten waarvan hij werd verdacht en bij vonnis van deze rechtbank dd. 20 december 1994 en na hoger beroep bij arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch dd. 7 juni 1995 is veroordeeld, zijn aangetroffen en welke kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten - van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, nu voormelde inbeslaggenomen goederen verhandeld zou kunnen worden als waren het verdovende middelen.

4.1.2. De door de Rechtbank bedoelde feiten ter zake waarvan [klager] werd verdacht en ter zake waarvan hij is veroordeeld betreffen, voorzover voor de beoordeling van de bestreden beschikking van belang, overtredingen van de Opiumwet.

4.2. Redelijke uitleg van de in art. 36d Sr gebezigde woorden "soortgelijke feiten" brengt mee dat daaronder dienen te worden verstaan feiten, die, gelet op het belang dat de wetgever door de strafbaarstelling ervan heeft willen beschermen, tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht.

4.3. In aanmerking genomen dat de Rechtbank blijkens haar onder 4.1.1 weergegeven overweging heeft vastgesteld dat de onder [klager] inbeslaggenomen voorwerpen geen verdovende middelen zijn is onbegrijpelijk hoe die voorwerpen zouden kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als de hiervoor onder 4.1.2 bedoelde feiten. Dat de inbeslaggenomen voorwerpen zouden kunnen worden verhandeld als waren het verdovende middelen doet aan het vorenoverwogene niet af, aangezien dat geen strafbaar feit oplevert dat soortgelijk is aan een overtreding van de Opiumwet.

5. Slotsom

Uit het vorenoverwogene volgt dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden beschikking;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Keijzer en Corstens, in bijzijn van de griffier Bogaert in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 1997.