Home

Hoge Raad, 02-02-2001, AA9769, R00/050HR

Hoge Raad, 02-02-2001, AA9769, R00/050HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 februari 2001
Datum publicatie
31 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AA9769
Formele relaties
Zaaknummer
R00/050HR
Relevante informatie
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 39

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

2 februari 2001

Eerste Kamer

Nr. R00/050HR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [Eiser 1],

2. [Eiseres 2], beiden wonende te [woonplaats],

3. De gezamenlijke erfgenamen van wijlen [erflater],

4. [Eiseres 4], wonende in Suriname,

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. G.L. Maaldrink,

t e g e n

[Verweerster], gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 10 december 1997 ingediend verzoekschrift hebben eisers tot cassatie - verder gezamenlijk te noemen: de huurkopers - zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. de tussen partijen bestaande huurkoopovereenkomst te ontbinden, althans ontbonden te verklaren;

b. verweerster in cassatie - verder te noemen: de huurverkoper te veroordelen om aan de huurkopers te betalen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, rente en kosten rechtens.

De huurverkoper heeft de vordering bestreden en harerzijds in reconventie de veroordeling van de huurkopers tot nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, en betaling van het restant van de huurkoopsom, vermeerderd met de reeds verschenen rente en de boeterente van 10%, gevorderd.

De huurkopers hebben in reconventie de vordering bestreden. Bij gelegenheid van repliek hebben de huurkopers hun vordering aangevuld in dier voege dat zij vorderen de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden, althans ontbonden te verklaren met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van een door de rechter in goede justitie te bepalen datum.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft bij vonnis van 26 augustus 1998 in conventie: de tussen partijen bestaande huurkoopovereenkomst van 12 oktober 1996 met ingang van 10 december 1997 ontbonden en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft het de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft de huurverkoper hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

De huurkopers hebben incidenteel appel ingesteld.

Na een tussenvonnis van 17 augustus 1999, waarbij in conventie en in reconventie een comparitie van partijen is gelast, heeft het Hof bij eindvonnis van 18 januari 2000 in het principaal appel het vonnis, waarvan beroep, van het Gerecht in Eerste Aanleg vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie: de vorderingen afgewezen en in reconventie: de huurkopers veroordeeld om aan de huurverkoper te betalen het bedrag van Aƒ 34.138,15, te vermeerderen met de contractuele rente van 12% rente per jaar over Aƒ 30.125,-- ingaande 1 januari 2000, alsmede tot betaling van het bedrag van Aƒ 1.205,-- per maand, ingaande 1 januari 2000 tot het moment waarop aan de verplichting van huurkopers tot betaling van de huurkooptermijnen op rechtsgeldige wijze een einde is gekomen, een en ander in geval van uitblijven van betaling, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar telkens met ingang van de datum waarop de huurkopers met betaling in gebreke is. In het incidenteel appel heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bevestigd.

De vonnissen van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de vonnissen van het Hof hebben de huurkopers beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De huurverkoper heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van de huurkopers in de proceskosten.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [Eiser 1] en [eiseres 2], [erflater] en [eiseres 4] hebben als huurkopers op 12 oktober 1996 met huurverkoper, daarbij vertegenwoordigd door haar directeur [betrokkene A], een huurkoopovereenkomst gesloten met betrekking tot een appartement, genummerd [02] en gelegen in het Villapark [..] te Aruba.

(ii) De overeengekomen huurkoopprijs bedroeg Aƒ 108.500,--, te betalen in maandelijkse termijnen van Aƒ 1.105,--.

(iii) Sedert december 1997 hebben huurkopers geen betalingen meer verricht.

3.2 Huurkopers hebben in conventie ontbinding gevorderd van de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst, met vergoeding van de door hen geleden schade. Zij hebben daartoe onder meer het volgende gesteld:

(a) Huurverkoper heeft het rustig huurgenot en leefgenot van huurkopers gestoord in de tijd dat zij op Aruba waren;

(b) Huurverkoper eist van huurkopers dat de maandelijkse betalingen op een bankrekening op Aruba worden gestort, terwijl partijen bij het aangaan van de overeenkomst hadden afgesproken dat in Nederland zou worden betaald tegen een koers van 1:1;

(c) Huurverkoper heeft huurkopers verboden om het appartement aan derden te verhuren, terwijl was afgesproken dat huurkopers het appartement mochten verhuren;

(d) Het appartement vertoont gebreken.

Huurverkoper heeft in reconventie nakoming van de overeenkomst en betaling van het restant van de huurkoopsom, vermeerderd met de reeds verschenen rente en 10% boeterente, gevorderd.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft in conventie de huurkoopovereenkomst ontbonden en de vordering tot schadevergoeding afgewezen. Het Gerecht heeft de vordering in de reconventie afgewezen.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft in het principaal appel dit vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vorderingen van huurkopers afgewezen en in reconventie huurkopers onder meer veroordeeld aan huurverkoper een bedrag van Aƒ 34.138,15 te betalen en met ingang van 1 januari 2000 aan hun maandelijkse betalingsverplichtingen te voldoen. In het incidenteel appel heeft het Hof het vonnis van het Gerecht bevestigd.

3.3 Het cassatiemiddel strekt in alle onderdelen ten betoge dat de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken van 21 juni 1973 (Stb. 289) op grond van het concordantiebeginsel ook in (de Antillen en) Aruba door de rechter dient te worden toegepast. Onderdeel 1 klaagt dat het Hof ten onrechte deze wet niet rechtstreeks van toepassing heeft verklaard op de litigieuze huurkoopovereenkomst. Onderdeel 2 klaagt dat het Hof zulks had moeten doen "nu sprake is van regels die behoren tot de algemeen binnen het Koninkrijk geldende rechtsorde, althans van (daarin neergelegde) algemene rechtsbeginselen, althans van aanvullend recht, althans voortvloeiende uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, die ook betrekking hebben op en de verhoudingen tussen huurverkoper en huurkoper van onroerende zaken op Aruba (…) beheersen". Onderdeel 3 klaagt dat het Hof ten onrechte niet bepaalde beschermende maatregelen ten gunste van de huurkoper heeft getroffen, waartoe de Tijdelijke wet de grondslag bood.

3.4 Het in (de onderdelen van) het middel vervatte betoog kan niet als juist worden aanvaard. Het in art. 39, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk neergelegde concordantiebeginsel houdt in dat onder meer het burgerlijk recht in de drie landen van het Koninkrijk "zoveel mogelijk" op overeenkomstige wijze wordt geregeld. De totstandkoming in Nederland van een wettelijke regeling omtrent een onderwerp van burgerlijk recht - zoals de Tijdelijke wet - heeft niet reeds uit kracht van het concordantiebeginsel tot gevolg dat de inhoud van deze regels van rechtswege dan wel bij wijze van analogie deel gaat uitmaken van het in de Nederlandse Antillen en Aruba geldende recht (vgl. HR 29 oktober 1999, nr. R98/056, NJ 2000, 51). Het Hof heeft niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de reikwijdte van het concordantiebeginsel door de regels van de Tijdelijke wet, die haar ontstaan dankt aan de bijzondere maatschappelijke omstandigheden in Nederland eind jaren zestig/begin jaren zeventig van de vorige eeuw en die was gericht op de bestrijding van sociale misstanden in Nederland, niet rechtstreeks dan wel bij wijze van analogie toe te passen op de litigieuze huurkoopovereenkomst. Het middel faalt derhalve in zijn geheel.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser 1], [eiseres 2], de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] en [eiseres 4] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 2 februari 2001.