Home

Hoge Raad, 25-09-2001, AD5966, 02981/00 B

Hoge Raad, 25-09-2001, AD5966, 02981/00 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 september 2001
Datum publicatie
22 november 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AD5966
Formele relaties
Zaaknummer
02981/00 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

25 september 2001

Strafkamer

nr. 02981/00 B

AGJ/EDK

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 3 juli 2000, nummer 09/050226-00, op een beklag als bedoeld in

artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats]

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenvermelde beschikking omschreven auto.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben mrs. D.V.A. Brouwer en J.M. Sjöcrona, beiden

advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te 's-Gravenhage.

3. Beoordeling van het middel

3.1.Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.

3.2. De bestreden beschikking houdt in, voorzover te dezen van belang, dat naast de klager, onder wie het

betreffende voorwerp - een personenauto met kenteken [aa-bb-00] - in beslag is genomen, een ander eveneens een klaagschrift op grond van art. 552a, eerste lid, Sv heeft ingediend, stellende dat hij eigenaar is van het inbeslaggenomen voorwerp.

3.3. Als motivering van de beslissing houdt de bestreden beschikking, voorzover voor de beoordeling van het

middel van belang, het volgende in:

"De Rechtbank is van oordeel dat het op grond van het thans voorliggende dossier en het verhandelde in raadkamer onvoldoende duidelijk is wie de sterkste rechten kan doen gelden ten aanzien van de auto. Van teruggave aan klager in deze stand van het onderzoek kan dan ook geen sprake zijn".

3.4. In een geval als het onderhavige dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd, in welk geval de teruggave aan die rechthebbende moet worden gelast.

3.5. Door het achterwege laten van een oordeel of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert en voorts te oordelen dat van teruggave aan klager geen sprake kan zijn omdat onvoldoende duidelijk is wie de sterkste rechten ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp kan doen gelden, heeft de Rechtbank bij het nemen van haar beslisssing een onjuiste maatstaf gehanteerd. Het middel is mitsdien terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden beschikking;

Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande beklag opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2001.