Home

Hoge Raad, 10-07-2001, ZD1870, 00511/00

Hoge Raad, 10-07-2001, ZD1870, 00511/00

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 juli 2001
Datum publicatie
1 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:ZD1870
Formele relaties
Zaaknummer
00511/00
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 328, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 330

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

10 juli 2001

Strafkamer

nr. 00511/00

ABG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 juli 1999, nummer 22/000920-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 7 december 1998 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd" en 3. "opzettelijk een bij de belastingwet voorzien aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven" veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf, alsmede tot een geldboete van éénhonderdduizend gulden, subsidiair driehonderdzestig dagen hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie is aan dit arrest gehecht.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt erover dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een tweetal verweren.

3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt onder meer in:

"De raadsman verwijst voor de in eerste aanleg gevoerde verweren naar de desbetreffende passages in zijn in eerste aanleg overgelegde pleitnota, die als bijlage is gevoegd bij zijn pleitnota in hoger beroep. Hij beschouwt deze verweren als te zijn herhaald".

3.3. Het Hof was niet gehouden om een beslissing te geven omtrent de in het middel bedoelde verweren, die weliswaar zijn opgenomen in de pleitnotitie van de raadsman in eerste aanleg, doch waarvan niet blijkt dat die ter terechtzitting in hoger beroep door of namens de verdachte uitdrukkelijk zijn herhaald. Als zodanige herhaling kan niet gelden dat, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, de raadsman in algemene zin heeft aangegeven dat hij blijft bij hetgeen is vermeld in de pleitnotitie aan de hand waarvan hij het woord heeft gevoerd bij de Rechtbank (vgl. HR 30 juni 1998, NJ 1999, 60).

Dat wordt niet anders door hetgeen de raadsman nog nader in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota heeft vermeld met betrekking tot de herhaling en inlassing van de in eerste aanleg gevoerde verweren en verzoeken, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6.

3.3. Het middel kan daarom bij gebreke van feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 10 juli 2001.