Hoge Raad, 20-12-2002, AF0134, C01/119HR
Hoge Raad, 20-12-2002, AF0134, C01/119HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 december 2002
- Datum publicatie
- 20 december 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AF0134
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AF0134
- Zaaknummer
- C01/119HR
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
20 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/119HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING GREENPEACE NEDERLAND, gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
NEDERLANDSE AARDOLIEMAATSCHAPIJ B.V., gevestigd te 's-Gravenhage, tevens kantoorhoudende te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Greenpeace - heeft bij exploit van 1 oktober 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: NAM - op verkorte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te Assen en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
1. voor recht te verklaren dat de protestactie door Greenpeace op de Single Pile gedurende de periode van 28 april 1998 tot en met 4 mei 1998 niet onrechtmatig is geweest jegens NAM;
2. primair: te verklaren voor recht dat Greenpeace met haar protestactie op de Single Pile gedurende de periode van 28 april 1998 tot en met 4 mei 1998, het gebod van de President van de Rechtbank te Amsterdam vervat in diens vonnis van 29 augustus 1997 om de Single Pile "ontruimd te houden" niet heeft overtreden en Greenpeace deswege geen dwangsommen heeft verbeurd;
subsidiair: te verklaren voor recht dat NAM misbruik van bevoegdheid maakt indien NAM overgaat tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 augustus 1997 van de President van de Rechtbank te Amsterdam indien en voorzover die tenuitvoerlegging in verband staat met de protestactie op de Single Pile van Greenpeace gedurende de periode van 28 april 1998 tot 4 mei 1998;
3. NAM te verbieden over te gaan tot tenuitvoerleg-ging van het vonnis van 29 augustus 1997 van de President van de Rechtbank te Amsterdam indien en voorzover die tenuitvoerlegging in verband staat met de protestactie op de Single Pile van Greenpeace gedurende de periode van 28 april 1998 tot 4 mei 1998;
4. te verklaren voor recht dat NAM onrechtmatig heeft gehandeld jegens Greenpeace indien en voorzover NAM al tot tenuitvoerlegging is overgegaan van het vonnis van 29 augustus 1997 van de President van de Rechtbank te Amsterdam, althans indien en voor-zover die tenuitvoerlegging in verband staat met de protestactie op de Single Pile van Greenpeace gedurende de periode van 28 april 1998 tot 4 mei 1998, en dat NAM deswege schadeplichtig is jegens Greenpeace.
NAM heeft de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 25 mei 1999 de vorderingen van Greenpeace afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Greenpeace hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 10 januari 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Greenpeace beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
NAM heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van Greenpeace in de proceskosten.
De advocaat van Greenpeace heeft bij brief van 29 oktober 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Greenpeace in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NAM begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 20 december 2002.