Hoge Raad, 13-05-2003, AF5691, 01520/02
Hoge Raad, 13-05-2003, AF5691, 01520/02
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 mei 2003
- Datum publicatie
- 13 mei 2003
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2003:AF5691
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF5691
- Zaaknummer
- 01520/02
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
13 mei 2003
Strafkamer
nr. 01520/02
PB/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 november 2001, nummer 23/002430-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 3 juli 2001, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 240 uren, in plaats van zes maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de teruggave gelast van inbeslaggenomen voorwerpen zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de aangehaalde wetsartikelen en de opgelegde straf, tot bepaling van de straf onder aanhaling van de art. 22c, 22d en 311 Sr op een taakstraf in de vorm van 240 uur werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. De verdachte is door het Hof veroordeeld tot straf zoals hiervoor onder 1 is vermeld. Het Hof heeft als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf berust onder meer vermeld art. 22b Sr.
4.2. Bij Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) (Stb. 2000, 365), welke in werking is getreden op 1 februari 2001, is art. 22b Sr komen te vervallen. Dat brengt mee dat het Hof ten aanzien van de strafoplegging en de vermelding van de wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging berust, toepassing had moeten geven aan de op 1 februari 2001 in werking getreden art. 22c en d Sr in plaats van aan art. 22b Sr. De Hoge Raad zal dienovereenkomstig de door het Hof opgelegde straf verstaan.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verstaat dat het Hof een taakstraf heeft opgelegd bestaande in een werkstraf voor de duur van 240 uren en verstaat dat het Hof, voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vier maanden heeft opgelegd;
Vermeldt als wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging mede berust art. 22c en 22d Sr;
Verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 mei 2003.