Home

Hoge Raad, 24-10-2003, AF9413, C01/335HR

Hoge Raad, 24-10-2003, AF9413, C01/335HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 oktober 2003
Datum publicatie
24 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF9413
Formele relaties
Zaaknummer
C01/335HR

Inhoudsindicatie

24 oktober 2003 Eerste Kamer Nr. C01/335HR JMH/MD Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. de vennootschap onder firma ANKARA EXPORT, gevestigd te Helmond, 2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats], 3. [Eiser 3], wonende te [woonplaats], 4. [Eiser 4], wonende te [woonplaats], EISERS tot cassatie, advocaat: mr. B. Winters, t e g e n de rechtspersoon naar Turks recht [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], Turkije, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Uitspraak

24 oktober 2003

Eerste Kamer

Nr. C01/335HR

JMH/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. de vennootschap onder firma ANKARA EXPORT, gevestigd te Helmond,

2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],

3. [Eiser 3], wonende te [woonplaats],

4. [Eiser 4], wonende te [woonplaats],

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. B. Winters,

t e g e n

de rechtspersoon naar Turks recht [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], Turkije,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 17 juni 1998 eisers tot cassatie - verder te noemen: Ankara c.s. - op verkorte termijn gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de Wet zulks toelaat, Ankara c.s. te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van US$ 25.804,90, althans de tegenwaarde van deze bedragen in Nederlandse courant, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.

Ankara c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie - voor zover in cassatie nog van belang - gevorderd:

1. de tussen partijen eind januari/begin februari 1998 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de container gezeefde Turkse honing met graat in potten van 500 gram van het merk "Wildblute" te ontbinden, en

2. [verweerster] te veroordelen om aan Ankara c.s. te voldoen een bedrag van US$ 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.

[Verweerster] heeft de vorderingen in reconventie bestreden.

De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 januari 1999 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 28 mei 1999 in conventie de vordering afgewezen en in reconventie de onderhavige koopovereenkomst ontbonden en - voor zover in cassatie nog van belang - [verweerster] veroordeeld om aan Ankara c.s. te betalen een bedrag van US$ 2.293,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 1998 tot aan de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen beide vonnissen heeft [verweerster] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Bij arrest van 23 juli 2001 heeft het hof het tussenvonnis van 15 januari 1998 bekrachtigd, het eindvonnis van 28 mei 1999 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vordering van [verweerster] toegewezen en in reconventie het gevorderde afgewezen.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben Ankara c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.

Ankara c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat en mede door mr. S. Simonetti, advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Procureur-Generaal onder 1.

Het gaat hier, kort gezegd, om de koop door Ankara c.s. van [verweerster] van levensmiddelen, waaronder 30.240 potten gezeefde Turkse honing met raat van het merk Wildblüte voor een bedrag van USD 47.628,--, waarbij [verweerster] de garantie heeft gegeven dat, indien de honing binnen een jaar zou versuikeren, deze door haar zou worden vervangen; Ankara c.s. hebben aan [verweerster] als voorschot een bedrag van USD 6.825,-- betaald en later nog een bedrag van USD 30.000,--.

3.2 [Verweerster] heeft gevorderd Ankara c.s. te veroordelen tot betaling van het restant van de koopprijs, zijnde USD 25.804,90. In reconventie hebben Ankara c.s. ontbinding van de koopovereenkomst gevorderd en terugbetaling door [verweerster] van het bedrag van USD 30.000,--. De rechtbank heeft de vordering van [verweerster] afgewezen en in reconventie de vordering tot ontbinding toegewezen alsmede de vordering tot terugbetaling tot een bedrag van USD 2.923,10.

In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de vordering in conventie toegewezen en Ankara c.s. veroordeeld tot betaling van het restant van de koopsom ad USD 25.804,90 en de vordering in reconventie afgewezen.

3.3 Onderdeel 1.1 klaagt terecht over het oordeel van het hof in rov. 4.6 dat de vraag, of Ankara c.s. bevoegd waren tot opschorting van de betaling in afwachting van vervanging van de honing, niet aan de orde komt aangezien voor een geslaagd beroep op opschorting minstgenomen vereist zou zijn dat Ankara c.s. in niet mis te verstane bewoordingen aanspraak hadden gemaakt op vervanging. Voor een geslaagd beroep op opschorting is immers voldoende dat de opschortende partij duidelijk heeft gemaakt wat de reden van de opschorting is en wat zij verder met betrekking tot de wanprestatie en de overeenkomst wenst. Indien het hof met rov. 4.6 heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat Ankara c.s. aan de zo-even vermelde maatstaf niet hebben voldaan, is zulks zonder nadere motivering onbegrijpelijk omdat duidelijk was dat Ankara c.s. aanvankelijk vervanging van de versuikerde honing en dus nakoming wensten. Ankara c.s. hebben [verweerster] immers op de hoogte gebracht van de versuikering van de honing en hebben vervolgens, naar aanleiding van een bezoek van de vertegenwoordiger van [verweerster], een deel (USD 30.000,--) van de koopprijs betaald.

Het slagen van onderdeel 1.1 brengt mee dat onderdeel 1.2 geen behandeling behoeft.

3.4 In rov. 4.6 heeft het hof eveneens geoordeeld dat de van Ankara c.s. afkomstige brief van 20 april 1998 niet kan worden gezien als een ingebrekestelling en dat de voor de ontbinding van de overeenkomst noodzakelijke toestand van verzuim aan de zijde van [verweerster] niet is ingetreden.

Onderdeel 1.3 klaagt dat het hof dit oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd nu het geen aandacht heeft besteed aan een essentiële stelling die Ankara c.s. in hoger beroep (memorie van antwoord, nr. 29) hebben aangevoerd, namelijk dat [verweerster] wel in verzuim verkeerde omdat uit een mededeling van haar kant kon worden afgeleid dat zij niet zou nakomen. Daartoe hebben Ankara c.s. in genoemde memorie verwezen naar een als productie 1 bij deze memorie gevoegde brief van 5 juni 1998 van de raadsman van [verweerster], waarin deze aan de raadsvrouw van Ankara c.s. heeft medegedeeld:

"Dezerzijds wordt de namens uw cliënte beschreven garantie betwist. Het is duidelijk dat uw cliënte niet wenst te betalen, zodat op korte termijn [de] onderhavige zaak ter beoordeling [aan] de rechter zal worden voorgelegd."

Het onderdeel slaagt, nu het hof deze stelling inderdaad onbesproken heeft gelaten en deze, indien juist, kan meebrengen dat aan het door het hof gegrond bevonden verweer van [verweerster] moet worden voorbijgegaan.

3.5 In rov. 4.6 heeft het hof ten slotte geoordeeld dat aan Ankara c.s dient te worden verweten "dat zij hebben nagelaten [verweerster] in de gelegenheid te stellen de overeenkomst respectievelijk de vervangingsgarantie na te komen". Onderdeel 1.4, dat hierover een klacht bevat, slaagt op grond van hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen.

3.6 Onderdeel 2 bevat geen zelfstandige klacht en behoeft geen behandeling.

3.7 Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld, vloeit voort dat de tegen rov. 4.7 van het hof gerichte klacht van onderdeel 3 eveneens slaagt.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 juli 2001;

verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ankara c.s. begroot op € 901,27 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 24 oktober 2003.