Hoge Raad, 10-09-2004, AO9053, C03/097HR
Hoge Raad, 10-09-2004, AO9053, C03/097HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 september 2004
- Datum publicatie
- 10 september 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AO9053
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO9053
- Zaaknummer
- C03/097HR
Inhoudsindicatie
10 september 2004 Eerste Kamer Nr. C03/097HR JMH/AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiseres], wonende te [woonplaats], EISERES tot cassatie, incidenteel verweerster in cassatie, advocaat: mr. H.J.W. Alt, t e g e n 1. EURONEXT AMSTERDAM N.V., rechts-opvolgster van Amsterdam Exchanges N.V., 2. AMSTERDAM EXCHANGES N.V., beide gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTERS in cassatie, incidenteel eiseressen tot cassatie, advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Uitspraak
10 september 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/097HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
incidenteel verweerster in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. EURONEXT AMSTERDAM N.V., rechtsopvolgster van Amsterdam Exchanges N.V.,
2. AMSTERDAM EXCHANGES N.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
incidenteel eiseressen tot cassatie,
advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 16 februari 2000 verweerster in cassatie sub 2 - verder te noemen: AEX - gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en gevorderd te verklaren voor recht dat AEX aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, alsmede schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente.
AEX heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 februari 2001 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam. AEX is in hoger beroep niet verschenen.
Bij vonnis van 27 november 2002 heeft de rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is uitgebracht aan zowel AEX als aan verweerster in cassatie sub 1 (hierna: Euronext) als rechtsopvolgster van AEX. Euronext en AEX hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Euronext en AEX hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiseres] voor zover ingesteld tegen AEX en tot verwerping van het beroep voor zover ingesteld tegen Euronext. [Eiseres] heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt
in het principaal cassatieberoep:
- tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar cassatieberoep voor zover ingesteld tegen AEX;
- en voor het overige tot verwerping;
in het incidenteel cassatieberoep:
- tot niet-ontvankelijkheid van AEX;
- en voor het overige tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 17 mei 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.7 vermelde feiten. Samengevat gaat het om het volgende.
(i) [Eiseres] is van 1 november 1980 tot 31 december 1992 in dienst geweest van Optiebeurs N.V.
(ii) Op 23 mei 1987 heeft [eiseres] thuis de laatste trede van de trap gemist. Zij heeft daarbij een achillespeesruptuur opgelopen. Vanaf genoemde datum is [eiseres] gedurende verschillende perioden arbeidsongeschikt geweest.
(iii) In het kader van een procedure bij de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, over de vraag of [eiseres] arbeidsongeschikt was, heeft de deskundige [betrokkene 1] een rapport opgesteld waarin hij concludeert dat [eiseres] een conversie, een ernstig psychiatrisch ziektebeeld, heeft ontwikkeld.
3.2 [Eiseres] heeft bij dagvaarding van 16 februari 2000 de hiervoor onder 1 vermelde vordering tegen AEX ingesteld. Aan die vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat AEX, als rechtsopvolgster van Optiebeurs N.V., aansprakelijk is voor de schade die zij ten gevolge van de conversie lijdt en heeft geleden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 februari 2001 het verweer van AEX dat [eiseres] de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard, verworpen en de vordering van [eiseres] afgewezen.
[Eiseres] heeft op 10 mei 2001 bij AEX het exploot van dagvaarding in hoger beroep laten uitbrengen. AEX is in hoger beroep niet verschenen. De rechtbank heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 De Hoge Raad zal dit beroep eerst behandelen, omdat het de verste strekking heeft.
4.2 Vooropgesteld moet worden dat het incidenteel cassatieberoep is ingesteld door Euronext en AEX. Naar uit het door [eiseres] bij de cassatiedagvaarding overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam blijkt, heeft AEX op 22 september 2000 opgehouden te bestaan als gevolg van een fusie waarbij Euronext de verkrijgende rechtspersoon was. Nu een rechtsmiddel in beginsel alleen kan worden aangewend door een ten tijde van die handeling nog bestaande rechtspersoon, kan AEX niet worden ontvangen in het door haar ingestelde incidentele cassatieberoep (vgl. HR 9 januari 2004, nr. C02/199, RvdW 2004, 14).
4.3 Het middel betoogt dat de rechtbank [eiseres] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep had behoren te verklaren. Het middel voert daartoe aan dat AEX op 22 september 2000 heeft opgehouden te bestaan, omdat zij op die dag in het kader van een fusie als bedoeld in art. 2:309 BW is opgegaan in Euronext. Toen [eiseres] op 10 mei 2001 bij AEX het exploot van dagvaarding in hoger beroep liet uitbrengen, bestond AEX niet meer. [Eiseres] had dat, aldus nog steeds het middel, kunnen weten door raadpleging van het handelsregister bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, en zij had dus hoger beroep moeten instellen tegen Euronext in plaats van tegen AEX.
4.4 Bij de beoordeling van het middel moet worden uitgegaan van de regel dat een rechtsmiddel in beginsel dient te worden ingesteld tegen de processuele wederpartij in de vorige instantie. De partij die het rechtsmiddel aanwendt, heeft de vrijheid om naast die wederpartij diens rechtsopvolger in de volgende instantie te betrekken. Wanneer de wederpartij ten tijde van het aanwenden van het rechtsmiddel niet meer bestaat, kan het rechtsmiddel echter - op straffe van niet-ontvankelijkheid - uitsluitend tegen de rechtsopvolger worden ingesteld (HR 13 november 1987, nr. 13 259, NJ 1988, 941). Nu tijdens de procedure in eerste aanleg een fusie als hiervoor in 4.2 vermeld heeft plaatsgevonden die tot gevolg had dat AEX heeft opgehouden te bestaan en dat haar rechten zijn overgegaan op Euronext, kon het hoger beroep derhalve in beginsel slechts worden ingesteld tegen Euronext (vgl. HR 5 januari 2001, nr. C99/122, NJ 2001, 80).
Het instellen van een rechtsmiddel tegen een niet meer bestaande rechtspersoon behoeft echter niet tot niet-ontvankelijkheid te leiden indien de partij die het rechtsmiddel instelt, niet weet en redelijkerwijs ook niet kan weten dat een rechtsovergang aan de zijde van haar wederpartij heeft plaatsgevonden (vgl. HR 6 december 2002, nr. C01/110, NJ 2004, 162).
Anders dan het middel kennelijk tot uitgangspunt neemt, kan niet zonder meer worden aangenomen dat op een appellant onder alle omstandigheden te dezen een onderzoeksplicht rust voordat hij een rechtsmiddel instelt tegen zijn wederpartij uit de vorige instantie. Voor een zodanige onderzoeksplicht is geen plaats in een geval als het onderhavige, waarin AEX op 22 september 2000 - derhalve tijdens de procedure bij de kantonrechter - heeft opgehouden te bestaan, doch niettemin tijdens die procedure op naam van AEX is voortgeprocedeerd en - op 20 december 2000 - ten name van AEX een conclusie van dupliek is genomen. Het middel faalt dus.
5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 Voorzover het principaal beroep is ingesteld tegen AEX, kan [eiseres] daarin niet worden ontvangen nu AEX ten tijde van het uitbrengen van de cassatiedagvaarding niet meer bestond en [eiseres] op dat moment daarvan wetenschap had.
5.2 De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep voorzover ingesteld tegen AEX;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Euronext begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verklaart AEX niet-ontvankelijk in haar beroep;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Euronext in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] in totaal begroot op € 1.433,07 op de voet van art. 243 lid 1 Rv. te voldoen aan de Griffier.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 september 2004.