Home

Hoge Raad, 14-09-2004, AP4226, 02780/03

Hoge Raad, 14-09-2004, AP4226, 02780/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 september 2004
Datum publicatie
14 september 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP4226
Formele relaties
Zaaknummer
02780/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 285b

Inhoudsindicatie

1. In een op art. 285b Sr toegesneden tenlastelegging behoeft wat betreft het bestanddeel “met het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen” niet te worden gespecificeerd op welk doen, nalaten of dulden het oogmerk van de dader is gericht. Voormelde wetstermen hebben tevens een feitelijke betekenis. 2. Het middel dat klaagt dat het hof ten onrechte het beroep op eendaadse samenloop heeft verworpen, mist belang gelet op het strafmaximum.

Uitspraak

14 september 2004

Strafkamer

nr. 02780/03

IV/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 april 2003, nummer 20/001383-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Breda van 28 mei 2002 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 02/001104-02 feit 1 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van de onder 02/001104-02 feiten 1 subsidiair en 2. "ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd", onder 02/001870-01 feit 1. "belaging" en onder 02/001870-01 feit 2. "in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot 248 dagen gevangenisstraf. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest doch uitsluitend voorzover onder de wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging berust niet tevens art. 55, eerste lid, Sr is vermeld, tot vermelding van art. 55, eerste lid, Sr onder die voorschriften en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte de dagvaarding ten aanzien van het onder parketnummer 02/001870-01 onder 1 tenlastegelegde feit niet nietig heeft verklaard althans een desbetreffend verweer op ontoereikende gronden heeft verworpen.

3.2 Bij inleidende dagvaarding is onder parketnummer 02/001870-01 onder 1, aan de verdachte tenlastegelegd:

"dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2001, althans 11 april 2001, tot en met 07 augustus 2001 te Tilburg, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van

[het slachtoffer] met het oogmerk om die [slachtoffer] vrees aan te jagen en/of die [slachtoffer] te dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden, heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal

- de post uit de brievenbus van die [slachtoffer] gehaald en/of meegenomen en/of zich wederrechtelijk toegeëigend,

- de woning van die [slachtoffer] (ook in de nachtelijke uren) met een (valse) sleutel betreden (terwijl hij geen sleutel van die [slachtoffer] had gekregen en/ of de sloten van de woning vervangen waren) en/of

- naast, althans in de nabijheid van die (slapende) [slachtoffer] gaan staan en/of blijven staan en/of kijken en/of luisteren en/of

- het dagboek en/of de agenda van die [slachtoffer] gelezen en/of geciteerd in (een) brief(ven) en/of geschriften en/of

- (contactafdrukken van) foto's van die [slachtoffer] (weg) gepakt en/of meegenomen (uit de woning van die [slachtoffer]) en/of zich wederrechtelijk toegeëigend en/of

- een brief(ven) geschreven en/of gestuurd aan en/of bezorgd bij die [slachtoffer] met o.a. de tekst -zakelijk weergegeven-: "Toen ik die nacht naast jouw bed stond, was jouw ademhaling niet te horen. Wat heb je gedacht, toen, dat ik zou doen" en/of "Indien je echter liever communiceert via het World Wide Web, open ik een internetsite voor jou. Voor gemakkelijke herkenning zal ik dan de van jou genomen/gekregen foto's gebruiken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of

- (op een dag) een (groot) aantal, althans enkele, keren getelefoneerd/gebeld naar die [slachtoffer] en/of

- een brief(ven) geschreven aan (een) vriend(en) van die [slachtoffer] met de inhoud -zakelijk weergegeven-: "Ik laat haar nu echt los" en/of "[het slachtoffer] heeft achtervolgingswaanzin", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of

- (een) hetzelfde hotel als die [slachtoffer] in Bergen aan Zee geboekt (na raadpleging van de agenda van die [slachtoffer]) en/of

- de (afgesloten) poort (naar de tuin) van die [slachtoffer] geopend (met een valse sleutel) en/of overgeklommen en/of

- (een) brief(ven) en/of bloemen in die tuin gelegd en/of

- muzikanten besteld en/of opdracht gegeven, althans verzocht, bij/voor die [slachtoffer], althans bij haar woning een serenade, althans muziek te spelen/ten gehore te brengen;

art. 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht."

3.3. Het Hof heeft ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding overwogen:

"Zijdens de verdachte is in hoger beroep het verweer gevoerd dat de inleidende dagvaarding met het parketnummer 02/001870-01 voor wat betreft het daarin onder 1 tenlastelegde nietig behoort te worden verklaard, aangezien in de tenlastelegging niet feitelijk is omschreven waaruit het doen of niet doen of dulden door [het slachtoffer] heeft bestaan.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

In artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht staat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer centraal. De feitelijke gedragingen die deze inbreuk opleveren dienen in de tenlastelegging geconcretiseerd te worden en daaruit moet kunnen worden afgeleid dat daardoor sprake is van een dwingen om iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aanjagen. Dit gevolg behoeft in de tenlastelegging geen nadere concretisering. De tenlastelegging voldoet derhalve aan de daaraan te stellen eisen.

Uit de bewijsmiddelen dient te volgen welk oogmerk de verdachte met zijn handelen heeft gehad. De vraag of in het onderhavige geval aan deze eis wordt voldaan, zal hierna worden beantwoord.

Het hof verwerpt derhalve het verweer en verklaart de inleidende dagvaarding met het parketnummer 02/001870-01 voor wat betreft het daarin onder 1 tenlastegelegde niet nietig."

3.4. Het middel berust op de opvatting dat in een op art. 285b Sr toegesneden tenlastelegging voor wat betreft het bestanddeel "met het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen" dient te worden gespecificeerd op welk doen, niet doen, dulden of vrees aanjagen het oogmerk van de dader is gericht, en dat, nu dat in deze zaak niet is gebeurd en de tenlastelegging in zoverre slechts bovenbedoelde, aan de wet ontleende termen behelst, deze een onvoldoende opgave van het feit bevat, zodat het Hof de tenlastelegging in zoverre had moeten nietigverklaren.

3.5. Bedoelde opvatting is onjuist. Voor wat betreft het oogmerk van de dader behelst een tenlastelegging als de onderhavige een voldoende opgave van het feit - en voldoet zij in dit opzicht aan art. 261 Sv - indien zij evenbedoelde aan de wet ontleende termen bevat welke tevens een feitelijke betekenis hebben. Een verdere specificatie is niet nodig. Het Hof heeft het desbetreffende verweer derhalve terecht verworpen.

3.6. Het middel faalt dus.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel houdt de klacht in dat het Hof het beroep op eendaadse samenloop ten aanzien van de onder parketnummer 02/001870-01 tenlastegelegde feiten 1 en 2 ten onrechte heeft verworpen dan wel ontoereikend gemotiveerd.

4.2. Het middel kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden, in aanmerking genomen dat de verdachte bij het bestreden arrest eveneens ter zake van de feiten onder parketnummer 02/001104-02 tenlastegelegd, is veroordeeld en dat voor die feiten maximaal een gevangenisstraf van acht jaren kan worden opgelegd.

5. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 september 2004.