Home

Hoge Raad, 12-10-2004, AQ8626, 00426/04

Hoge Raad, 12-10-2004, AQ8626, 00426/04

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 oktober 2004
Datum publicatie
12 oktober 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AQ8626
Formele relaties
Zaaknummer
00426/04

Inhoudsindicatie

De HR verwerpt de cassatiemiddelen, die gericht zijn tegen de bewezenverklaring van oplichting en poging tot oplichting, onder verwijzing naar de conclusie van de plv. P-G (o.m. handelend over de begrippen listig en wederrechtelijk en over het bewijs van het oogmerk bij art. 326 Sr).

Uitspraak

12 oktober 2004

Strafkamer

nr. 00426/04

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 juli 2003, nummer 20/001974-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 juni 2002 - de verdachte ter zake van 1. "oplichting", 2. en 3. "poging tot oplichting" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede tot een geldboete van vijfduizend euro, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.A.M. van de Ven, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 4 tot en met 34.

4. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 oktober 2004.