Hoge Raad, 25-01-2005, AR6604, 01480/04 B
Hoge Raad, 25-01-2005, AR6604, 01480/04 B
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 januari 2005
- Datum publicatie
- 25 januari 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AR6604
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6604
- Zaaknummer
- 01480/04 B
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 94, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 94a, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 116, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a
Inhoudsindicatie
OM-cassatie in beklagprocedure. Nu de rb een mededeling van een dierenarts heeft aangehaald, inhoudende dat de inbeslaggenomen pony’s “ernstig en zeer ernstig vermagerd waren”, is het oordeel van de rb dat aan het p-v zodanige gebreken kleven dat zij niet kan beoordelen of de inbeslagneming rechtmatig is geweest en/of het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet, zonder nadere, doch ontbrekende, motivering onbegrijpelijk. Die gebreken zijn niet van dien aard dat zij in de weg staan aan beoordeling – zonodig o.g.v. nader onderzoek – van de rechtmatigheid van het beslag en het belang van de strafvordering bij voortduring daarvan.
Uitspraak
25 januari 2005
Strafkamer
nr. 01480/04 B
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Assen van 14 mei 2004, nummer RK 04/98, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven pony's en paarden gegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De raadsvrouwe van de klager, mr. C.A. van Kooten-de Jong, advocaat te Deventer, heeft het cassatieberoep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank het op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift ten onrechte gegrond heeft verklaard, althans dat de op het klaagschrift gegeven beslissing ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Het gaat in deze zaak om het volgende. Onder de klager zijn op 18 maart 2004 twaalf pony's/paarden inbeslaggenomen. Tegen hem is proces-verbaal opgemaakt ter zake dat hij - kort gezegd - die dieren de nodige verzorging heeft onthouden.
De klager heeft zich beklaagd over die inbeslagneming en de teruggave van die dieren aan hem verzocht. Dat beklag is door de Rechtbank bij de bestreden beschikking gegrond verklaard.
3.3. De bestreden beschikking houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De rechtbank stelt vast dat uit de kennisgeving van inbeslagneming en uit (andere onderdelen van het) opgemaakte proces-verbaal blijkt dat 12 pony's in beslag zijn genomen waarvan 1 ter plaatse moest worden geëuthanaseerd.
Gelet op het (inleidend) klaagschrift en het verhandelde ter zitting moet er evenwel van worden uitgegaan dat weliswaar 12 dieren in beslag zijn genomen maar dat het niet alleen pony's maar ook paarden betreft. In zoverre is het opgemaakte proces-verbaal derhalve niet juist.
Verder is in de kennisgeving van inbeslagneming of elders in het proces-verbaal niet een nadere specificatie van de inbeslaggenomen dieren gegeven. Zo is niet aangegeven van welk(e) ras(sen) en geslacht de dieren zijn en wat de (geschatte) leeftijd is. Voor de bepaling van de waarde van de inbeslaggenomen dieren is dit onontbeerlijk. De enkele opmerking in de kennisgeving van inbeslagneming dat de waarde van de dieren nihil is, is in het aanvullend klaagschrift en ter openbare raadkamer gemotiveerd betwist. Onder verwijzing naar de paardenpaspoorten en de vermelding van veulens in de stamboeken is onbetwist gesteld dat de waarde van de inbeslaggenomen dieren wel zo'n 14000 euro bedraagt.
Evenmin is per dier omschreven in welke staat dit verkeerde op het moment van de inbeslagneming. Dit klemt te meer nu uit de bij het proces-verbaal gevoegde verklaring van de dierenarts Nijenhuis blijkt dat niet alle dieren in dezelfde staat verkeerden.
Dierenarts Nijenhuis spreekt over ernstig en zeer ernstig vermagerde pony's.
Het vorenstaande brengt mee dat zodanige gebreken kleven aan het proces-verbaal dat de rechtbank niet in staat is te beoordelen of de inbeslagneming rechtmatig is geweest en/of het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet. De rechtbank zal hieraan - in het licht van belangen van klager daarbij - de gevolgtrekking aan verbinden dat de teruggave van de inbeslaggenomen dieren wordt gelast.
De rechtbank zal het klaagschrift derhalve gegrond verklaren."
3.4. In aanmerking genomen dat de Rechtbank in haar overwegingen een mededeling van een dierenarts heeft aangehaald die inhoudt dat de inbeslaggenomen pony's "ernstig en zeer ernstig vermagerd" waren, is het oordeel van de Rechtbank dat aan het proces-verbaal zodanige gebreken kleven dat zij niet in staat is te beoordelen of de inbeslagneming rechtmatig is geweest en/of het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
Die gebreken zijn immers niet van dien aard dat zij in de weg staan aan een beoordeling - zonodig op grond van nader te verrichten onderzoek - van de rechtmatigheid van het beslag en het belang van de strafvordering bij de voortduring daarvan.
3.5. Het middel is dus gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beklag opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2005.