Home

Hoge Raad, 18-01-2005, AR7062, 01088/04

Hoge Raad, 18-01-2005, AR7062, 01088/04

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 januari 2005
Datum publicatie
18 januari 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AR7062
Formele relaties
Zaaknummer
01088/04
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 285

Inhoudsindicatie

Art. 285 Sr. Voor een veroordeling t.z.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. I.c. is bewezenverklaard dat verdachte twee hoofdagenten heeft toegevoegd: "die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken". Als het hof heeft geoordeeld dat deze uitlatingen op zichzelf reeds van dien aard zijn dat zij bij de hoofdagenten een dergelijke vrees konden doen ontstaan, is dat oordeel gelet op de algemene bewoordingen van die uitlatingen niet zonder meer begrijpelijk. Als het hof die uitlatingen niet op zichzelf heeft beschouwd, maar heeft geoordeeld dat de omstandigheden waaronder zij zijn gedaan meebrengen dat van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven sprake is, is dat oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu de gebezigde bewijsmiddelen omtrent zodanige omstandigheden niets inhouden.

Uitspraak

18 januari 2005

Strafkamer

nr. 01088/04

AGJ/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 januari 2003, nummer 20/000769-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren in het district [district] (Suriname) op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2001 - de verdachte ter zake van "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I.K. Kolev, advocaat te Hapert, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:

"op 3 december 2000 te Eindhoven, R. van der Sterren en R.R.O. van Gemert, beiden hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die

Van der Sterren en Van Gemert de woorden: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking toegevoegd."

3.2.2. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

(i) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingambtenaren Van der Sterren en Van Gemert, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

"Op 3 december 2000, omstreeks 02.30 uur, waren wij belast met het horecadetachement. Wij waren herkenbaar gekleed in politieuniform, met een opvallende retroreflekterende wit-oranje jas, met op de achterzijde de opdruk "Politie".

Wij verrichtten onze dienst met name op het gedeelte rond de horecagelegenheden van het Stationsplein en de Dommelstraat in de gemeente Eindhoven.

Op vernoemd tijdstip kwamen in twee mannen aanlopen. Deze personen zijn weggelopen, over de Dommelstraat in de richting van de Parklaan. Hierbij hoorden en zagen wij dat een van deze personen riep: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken" dan wel woorden van gelijke strekking.

Wij hadden de bedoeling om deze persoon aan te houden vanwege de bedreiging als hierboven omschreven.

Wij zagen dat deze twee personen de Alohabar binnen liepen, gelegen aan de Dommelstraat te Eindhoven. Zij zijn hierna aangehouden."

(ii) een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"Ik kan U verklaren dat ik gezegd heb dat de politie kanker klote jassen aan heeft, of woorden van dergelijke strekking."

3.2.3. Het Hof heeft in een bijzondere bewijsoverweging overwogen:

"Verdachte heeft, gezien het onder 2 genoemde bewijsmiddel, verklaard dat hij heeft gezegd dat de politie kanker klote jassen aan heeft, althans woorden van dergelijke strekking.

Uit de omstandigheid dat verdachte over de politie kennelijk iets heeft gezegd waarbij het woord "kanker" werd gebruikt, leidt het hof af dat van beide aangehouden personen het verdachte is geweest die beide agenten van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door hen toe te voegen de woorden: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken" althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking."

3.3. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is, voorzover hier van belang, vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.

Als het Hof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde uitlatingen van de verdachte op zichzelf van dien aard zijn dat zij bij de desbetreffende hoofdagenten een dergelijke vrees konden doen ontstaan, is dat oordeel, gelet op de algemene bewoordingen waarin die uitlatingen zijn gedaan, niet zonder meer begrijpelijk. Als het Hof die uitlatingen niet op zichzelf heeft beschouwd, maar heeft geoordeeld dat de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan meebrengen dat van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven sprake is, is dat oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu de gebezigde bewijsmiddelen omtrent zodanige omstandigheden niets inhouden.

De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.

3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak;

Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 18 januari 2005.