Home

Hoge Raad, 22-04-2005, AS4191, R04/125HR

Hoge Raad, 22-04-2005, AS4191, R04/125HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 april 2005
Datum publicatie
22 april 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AS4191
Formele relaties
Zaaknummer
R04/125HR
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 67, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 69

Inhoudsindicatie

22 april 2005 Eerste Kamer Rek.nr. R04/125HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P.J. Arentshorst, t e g e n Mr. Augustinus Reinirus Maria BERNTSEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van SERCLE ENTERPRISES B.V., kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn, VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. K.J. Nijman. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Uitspraak

22 april 2005

Eerste Kamer

Rek.nr. R04/125HR

JMH/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. P.J. Arentshorst,

t e g e n

Mr. Augustinus Reinirus Maria BERNTSEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van SERCLE ENTERPRISES B.V.,

kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. K.J. Nijman.

1. Het geding in feitelijke instanties

Bij vonnis van 2 februari 2000 is Sercle Enterprises B.V. in staat van faillissement verklaard met benoeming van verweerder in cassatie tot curator.

Op 22 maart 2004 heeft de curator aan de rechter-commissaris van de rechtbank te 's-Gravenhage een machtiging verzocht om een procedure in te stellen tegen thans verzoeker tot cassatie, verder te noemen: [verzoeker].

Bij beschikking van 23 maart 2004 heeft de rechter-commissaris de verzochte machtiging verleend.

Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage.

Bij beschikking van 16 november 2004 heeft het hof [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De curator heeft een verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie gaat het om het volgende.

(i) Bij vonnis van 2 februari 2000 is de besloten vennootschap Sercle Enterprises B.V. in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Berntsen tot curator.

(ii) Op 22 maart 2004 heeft de curator aan de rechter-commissaris een machtiging verzocht om een procedure in te stellen tegen [verzoeker]. Bij beschikking van 23 maart 2004 heeft de rechter-commissaris de machtiging als bedoeld in art. 68 lid 2 F. verleend.

(iii) Bij verzoekschrift van 15 juni 2004, ingekomen op 16 juni 2004, heeft [verzoeker] bij de rechtbank hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris. De curator heeft verweer gevoerd.

(iv) Bij beschikking van 16 november 2004 heeft de rechtbank - uitdrukkelijk in het midden latend of het beroep tijdig is ingesteld - [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog daartoe dat [verzoeker] niet valt aan te merken als een belanghebbende in de zin van art. 67 lid 1 F. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] "de mogelijkheid - al dan niet dan nadat hij door de curator in rechte is aangesproken - om zich op een andere wijze dan door het instellen van hoger beroep tegen onderhavige machtiging met zijn bezwaren tot de rechter te wenden".

3.2.1 Het eerste middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank met de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [verzoeker] niet valt aan te merken als een belanghebbende in de zin van art. 67 lid 1 F. Het middel, dat aanvoert dat [verzoeker] schuldeiser is in het faillissement van Sercle Enterprises B.V., strekt ten betoge dat het stelsel van de Faillissementswet zoals neergelegd in de art. 67 en 69 F., meebrengt dat iedere schuldeiser in het faillissement wordt aangemerkt als een belanghebbende als bedoeld in art. 67 F.

3.2.2 Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de rechtbank in het midden heeft gelaten of [verzoeker] de status van schuldeiser in het faillissement heeft, zodat daarvan in cassatie veronderstellenderwijs moet worden uitgegaan.

3.2.3 Ingevolge art. 69 F. is ieder der schuldeisers bevoegd om bij de rechter-commissaris op te komen tegen elke handeling van de curator. Art. 67 lid 1 F. bepaalt, voorzover hier van belang, dat van alle beschikkingen van de rechter-commissaris hoger beroep mogelijk is.

3.2.4 Voor de schuldeiser die op de voet van art. 69 F. is opgekomen tegen een handeling van de curator, staat op grond van art. 67 lid 1 F. tegen de daarop volgende beschikking van de rechter-commissaris hoger beroep open (vgl. HR 10 mei 1985, nr. 6747, NJ 1985, 791, rov. 3.2). De ontvankelijkheid van de schuldeiser in het hoger beroep vloeit in dat geval, anders dan het middel betoogt, niet voort uit de omstandigheid dat hij schuldeiser in het faillissement is, maar uit de omstandigheid dat hij degene is die het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan. De vraag of een schuldeiser ook in andere gevallen dan waarin hij het verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan, op grond van art. 67 lid 1 F. hoger beroep kan instellen tegen de beschikking van de rechter-commissaris, moet ontkennend worden beantwoord: alleen degene die "partij" was bij de beschikking van de rechter-commissaris heeft het recht van hoger beroep. Anders dan het middel veronderstelt brengt het enkele schuldeiserschap geen bevoegdheid mee om het in art. 67 lid 1 F. bedoelde hoger beroep in te stellen. De rechtsklacht is derhalve tevergeefs voorgesteld. De motiveringsklacht kan evenmin tot cassatie leiden, nu een rechtsoordeel in cassatie niet met een motiveringsklacht kan worden bestreden.

3.3 Het tweede middel klaagt over de overweging van de rechtbank dat [verzoeker] de mogelijkheid heeft om zich op een andere wijze dan door het instellen van hoger beroep tegen de machtiging met zijn bezwaren tot de rechter te wenden. Volgens het middel miskent de rechtbank dat de Faillissementswet niet voorziet in een andere rechtsgang waarin [verzoeker] zijn bezwaren tegen de machtiging aan de rechter kan voorleggen. Het middel kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. De rechtbank heeft kennelijk bedoeld dat [verzoeker] de mogelijkheid heeft om zijn bezwaren tegen de vordering van de curator aan de rechter voor te leggen in de door de curator aan te spannen procedure, en niet dat [verzoeker] een andere in de Faillissementswet neergelegde mogelijkheid heeft om tegen de machtiging op te komen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 310,69 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 22 april 2005.