Hoge Raad, 28-06-2005, AT5932, 03043/04
Hoge Raad, 28-06-2005, AT5932, 03043/04
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 juni 2005
- Datum publicatie
- 28 juni 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AT5932
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT5932
- Zaaknummer
- 03043/04
Inhoudsindicatie
Het ontbreken van de in appèl overgelegde pleitnota bij de door het hof aan de HR gezonden stukken leidt i.c. niet tot nietigheid, omdat de raadsman alsnog een kopie daarvan aan de HR heeft doen toekomen, zodat de HR kon nagaan of, en zo ja welke verweren zijn gevoerd.
Uitspraak
28 juni 2005
Strafkamer
nr. 03043/04
AGJ/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 februari 2004, nummer 21/003881-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 24 juli 2003 - voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, de verdachte ter zake van "afpersing" veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is aangezien een door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 januari 2004 is de verdachte aldaar bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik.
Dit proces-verbaal houdt voorts in:
"De raadsman van verdachte voert het woord tot verdediging overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota (welke door de griffier aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt)."
3.3. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnotitie ontbreekt bij de door het Hof aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Een dergelijk verzuim leidt in beginsel tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak, omdat dan niet valt na te gaan of, en zo ja welke verweren ter terechtzitting zijn gevoerd (vgl. HR 15 februari 2005, LJN AR5742). In de onderhavige zaak behoeft dit evenwel niet tot cassatie te leiden, nu de steller van het middel, die tevens als raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is opgetreden, alsnog een kopie van de in hoger beroep overgelegde pleitnota aan de Hoge Raad heeft doen toekomen, zodat de Hoge Raad heeft kunnen nagaan of, en zo ja welke verweren ter terechtzitting zijn gevoerd.
3.4. Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 28 juni 2005.