Home

Hoge Raad, 15-09-2006, AY6996, C05/059HR

Hoge Raad, 15-09-2006, AY6996, C05/059HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 september 2006
Datum publicatie
15 september 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY6996
Formele relaties
Zaaknummer
C05/059HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Burenrecht. Geschil tussen buren over vergoeding wegens zaaksbeschadiging van de kosten tot vervanging van door de ene buur eigenmachtig afgezaagde bomen bij de ander (81 RO).

Uitspraak

15 september 2006

Eerste Kamer

Nr. C05/059HR

RM/MK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 25 januari 2000 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - in versneld regime gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle en gevorderd [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 51.586,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.

[Verweerder] heeft de vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld. De vordering in reconventie speelt in cassatie geen rol.

Na een tussenvonnis van 5 april 2000 en een descente, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 5 juli 2000 [verweerder] veroordeeld aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover van 25 januari 2000 tot de dag van betaling. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.

Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij tussenarrest van 8 april 2003 heeft het hof een comparitie ter plaatse gelast, welke comparitie heeft plaatsgevonden op 23 juni 2003. Na getuigenverhoor heeft het hof bij eindarrest van 16 november 2004 het principaal beroep afgewezen. In het incidenteel beroep heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het door [eiser] in conventie gevorderde alsnog geheel afgewezen.

Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 15 september 2006.