Hoge Raad, 08-12-2006, AZ3861, 554
Hoge Raad, 08-12-2006, AZ3861, 554
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 december 2006
- Datum publicatie
- 8 december 2006
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AZ3861
- Formele relaties
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2005:AT5608, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 554
Inhoudsindicatie
Eindheffing, niet ingehouden loonbelasting is voordeel uit dienstbetrekking.
Uitspraak
Nr. 554
8 december 2006
MvA
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2005, nr. 03/1006 ALGEM, betreffende de beslissing van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv), thans de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), met betrekking tot over de jaren 1994 tot en met 1997 opgelegde correctienota's.
1. Beslissing van de Raad van Bestuur van het Uwv en geding voor de Rechtbank
Bij besluiten van 15 maart 1999 heeft het Lisv aan belanghebbende over de jaren 1994 tot en met 1997 correctienota's inzake premies werknemersverzekeringen opgelegd, welke, na daartegen gemaakt bezwaar, bij beslissing op bezwaarschrift van 13 september 2001 door het Lisv zijn gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.
Bij uitspraak van 23 januari 2003 heeft de Rechtbank belanghebbendes beroep ongegrond verklaard.
2. Geding voor de Centrale Raad van Beroep
Belanghebbende heeft tegen de beslissing van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep tegen het besluit van 13 september 2001 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
3. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad van Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
4. Beoordeling van het middel
4.1. De Centrale Raad heeft met juistheid voorop gesteld dat in het geval dat de werkgever de naheffing door de belastingdienst niet op de werknemer verhaalt maar voor zijn rekening neemt, de loonbelasting die ten onrechte niet op het loon van de werknemers is ingehouden dient te worden aangemerkt als voordeel uit dienstbetrekking waarover premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn. Daarvan uitgaande heeft de Centrale Raad geoordeeld dat de omstandigheid dat (in het onderhavige geval) een naheffing bij de werkgever heeft plaatsgevonden in de vorm van een eindheffing en dat geen verhaal op de werknemers meer mogelijk is, geen afbreuk doet aan de vaststelling dat de werknemers door het achterwege blijven van een fiscale heffing over hun loon een voordeel hebben genoten, dat als loon uit dienstbetrekking in de zin van artikel 4, lid 1, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering dient te worden aangemerkt. Tegen dat oordeel richt zich het middel.
4.2. Het middel faalt, aangezien het oordeel van de Centrale Raad juist is. Nu in de uitspraak van de Centrale Raad ligt besloten - hetgeen in cassatie niet is bestreden - dat aan de voorwaarden voor brutering (zoals vermeld in onderdeel 4.4 van HR 4 mei 1994, nr. 247, BNB 1994/234) is voldaan, is het hiervoor bedoelde voordeel door de werknemers genoten in de jaren waarop de correctienota's betrekking hebben.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2006.