Home

Hoge Raad, 13-02-2007, AZ3281, 00416/06

Hoge Raad, 13-02-2007, AZ3281, 00416/06

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 februari 2007
Datum publicatie
15 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ3281
Formele relaties
Zaaknummer
00416/06

Inhoudsindicatie

Onmiddelijkheidsbeginsel. Samenstelling gerecht. Na inhoudelijke behandeling wordt in een tussenarrest bepaald dat het dossier moet worden gecomplementeerd met de door de rb toegestane wijziging tenlastelegging. Dit stuk wordt op een nadere terechtzitting overgelegd, waarna het hof arrest wijst. In cassatie is niet geklaagd dat in ‘s hofs eindarrest – al dan niet bij vergissing – is vermeld dat het mede is gewezen door raadsheren die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting waar de zaak inhoudelijk is behandeld. HR casseert niet ambtshalve, in afwijking van conclusie AG.

Uitspraak

13 februari 2007

Strafkamer

nr. 00416/06

SY/AM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 september 2005, nummer 20/003681-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof.

2. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat er in cassatie niet over is geklaagd dat in het eindarrest van 16 september 2005 - al dan niet bij vergissing - is vermeld dat het mede is gewezen door raadsheren die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2005 alwaar de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 13 februari 2007.