Hoge Raad, 23-03-2007, AZ7616, C05/312HR
Hoge Raad, 23-03-2007, AZ7616, C05/312HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 maart 2007
- Datum publicatie
- 23 maart 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:AZ7616
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ7616
- Zaaknummer
- C05/312HR
Inhoudsindicatie
Arbeidsgeschil over ontslag op staande voet van werknemer wegens niet-toegestaan gebruik door de echtgenote van tankpas brandstof voor zijn lease-auto.
Uitspraak
23 maart 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/312HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mrs. S.F. Sagel en M.B. Kerkhof,
t e g e n
TETTERODE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 31 juli 2003 verweerster in cassatie - verder te noemen: Tetterode - gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam, en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet van [eiser] van 23 april 2003 nietig is;
II. Tetterode te veroordelen om aan [eiser] te voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, het bruto salaris van € 4.168,22 tot en met juli 2003, vermeerderd met de wettelijke verhoging;
III. Tetterode te veroordelen om aan [eiser] te voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een vergoeding van € 37.500,--;
IV. Tetterode te veroordelen in de kosten van de procedure.
Tetterode heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na een tussenvonnis van 13 november 2003, bij eindvonnis van 1 april 2004 de vordering afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 21 juli 2005 heeft het hof [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het tussenvonnis en het eindvonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tetterode heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
Mr. Kerkhof heeft bij brief van 15 december 2006 namens [eiser] op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] is op 1 juni 1985 voor onbepaalde tijd bij Tetterode in dienst getreden als rayon-vertegenwoordiger. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 4168,22 per maand.
(ii) Tetterode heeft [eiser] een lease-auto ter beschikking gesteld. De brandstof voor deze auto (dieselolie) mocht [eiser], ook voor privé te rijden kilometers, op kosten van Tetterode aanschaffen met behulp van een hem (in ieder geval) vanaf 2001 ter beschikking gestelde, enige keren vervangen tankpas met een geheime pincode. Als [eiser] niet over de lease-auto kon beschikken, mocht hij met de tankpas brandstof kopen voor een vervangende auto. Hij was jegens Tetterode verplicht bij elke tankbeurt de kilometerstand van de lease-auto op te geven of te vermelden dat van een vervangende auto sprake was, opdat Tetterrode het brandstofverbruik kon controleren.
(iii) [Eiser] heeft de pincode van de tankpas aan zijn echtgenote meegedeeld en deze heeft regelmatig met gebruikmaking van de tankpas brandstof voor de lease-auto getankt. [Eiser] en zijn echtgenote hebben bij het tanken nooit de kilometerstand van de lease-auto opgegeven, maar altijd vermeld dat van een vervangende auto sprake was.
(iv) In het voorjaar van 2003 heeft Tetterode ontdekt dat vanaf 16 januari 2001, afgezien van de vier keer dat [eiser] een vervangende auto had die op benzine liep, 45 dan wel 41 keer - gemiddeld ongeveer twee keer per maand - met behulp van de tankpas benzine is getankt. Het hiermee gemoeide bedrag beloopt ongeveer € 1700,--.
(v) Op 23 april 2003 is [eiser] door Tetterode geconfronteerd met het niet toegestane tanken van benzine. [Eiser] heeft dit tanken toen, na een aanvankelijke ontkenning, toegegeven en gezegd daarvoor geen verklaring te hebben. Hierop is hij op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van die datum houdt onder meer het volgende in:
"Dit ontslag is aangezegd omdat u over een periode van ruim 2 jaar (2001 tot februari 2003) circa 40 benzinetankingen heeft gedaan, terwijl de u van bedrijfswege ter beschikking gestelde lease-auto op dieselbrandstof rijdt. Deze benzinetankingen hebben plaatsgevonden naast uw reguliere tankingen op diesel. Hiervoor is de tankpas gebruikt die u persoonlijk is verstrekt ten behoeve van de aan u ter beschikking gestelde lease-auto (...) Het is u op grond van de leaseregeling bekend, dat deze tankpas alleen voor de lease-auto gebruikt mag worden. Uiteraard zijn de benzinetankingen in verband met vervangend vervoer(bij onderhoud, schade e.d.) buiten beschouwing gebleven.
(...)
Wij hebben derhalve moeten concluderen dat het hier om fraude/diefstal gaat. Deze vorm van fraude/diefstal is voor ons een dringende reden om u op staande voet te ontslaan. (...)"
(vi) [Eiser] heeft kort nadien de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
(vii) Bij beschikking van 18 juni 2003 heeft de kantonrechter op verzoek van Tetterode de arbeidsovereenkomst, zo deze nog zou voortduren, per 1 juli 2003 ontbonden onder toekenning aan [eiser] van een vergoeding ten bedrage van € 37.500,-- bruto.
3.2 Aan zijn hiervoor onder 1 vermelde vorderingen heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat hij zich niet aan de gestelde diefstal/fraude heeft schuldig gemaakt: zijn vrouw heeft abusievelijk, in de mening dat zij ook de tankpas mocht gebruiken, die tankpas gebruikt voor haar eigen auto, hetgeen hem eerst op 23 april 2003 bekend is geworden. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen.
3.3 Het hof heeft de door [eiser] tegen deze beslissing aangevoerde grieven verworpen. Hetgeen het hof, dat veronderstellenderwijs is uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiser] dat zijn echtgenote met gebruikmaking van de tankpas benzine heeft getankt voor haar auto, daartoe heeft overwogen, kan - voor zover in cassatie van belang - als volgt worden samengevat. Het debat spitst zich toe op de vraag of [eiser] aan het oneigenlijke gebruik van de tankpas heeft meegewerkt. Dit is het geval indien [eiser] van dat gebruik wist dan wel had behoren te weten (rov. 4.8). Het nimmer opgeven van de kilometerstanden en telkens vermelden dat het ging om een vervangende auto was, afgezien van de vier keer dat het inderdaad om een vervangende auto ging, in strijd met de waarheid. Voor deze onjuiste handelwijze heeft [eiser] geen behoorlijke verklaring gegeven (rov. 4.9). Mede tegen deze achtergrond mocht van [eiser] worden verwacht dat hij op consistente en eenduidige wijze zou hebben betwist dat hij wist dan wel had behoren te weten dat zijn echtgenote oneigenlijk gebruik van de tankpas maakte, maar dat heeft hij niet gedaan (rov. 4.10). Dat, zoals [eiser] eerst bij pleidooi heeft gesteld, de echtgenote van [eiser] niet wist dat hij in een lease-auto reed is ongeloofwaardig. Onaannemelijk is ook dat zij, waar [eiser] stelt dat hij en zijn echtgenote gescheiden financiën hadden en dat zij zelf de benzine voor haar eigen auto betaalde, zonder enig overleg bij het tanken van haar eigen auto gebruik maakte van [eiser]s (veronderstelde) privé-tankpas (rov. 4.11). Verder neemt [eiser] geen eenduidig standpunt in ten aanzien van de vraag hoe het mogelijk is geweest dat zijn echtgenote, als zij haar eigen auto ging tanken, altijd buiten zijn medeweten van de tankpas gebruik heeft gemaakt (rov. 4.12). Al met al is het hof van oordeel dat [eiser] de hiervoor onder 4.10 weergegeven stelling van Tetterode onvoldoende gemotiveerd, want onvoldoende consistent, heeft betwist, reden waarom aan die betwisting wordt voorbijgegaan en de juistheid van die stelling wordt aangenomen (rov. 4.13).
3.4.1 De Hoge Raad ziet aanleiding onderdeel 2 als eerste te behandelen. Het onderdeel neemt in al zijn varianten tot uitgangspunt dat het hof in zijn hiervoor weergegeven rov. 4.8, 4.10, 4.13 alsook 4.6 (waarin het hof heeft samengevat hetgeen hiervoor in 3.1 onder (v) is vermeld) in onderlinge samenhang bezien, in het midden heeft gelaten of [eiser], zoals volgens het onderdeel vereist zou zijn voor het oordeel dat sprake was van fraude/diefstal als in de ontslagbrief bedoeld, daadwerkelijk wetenschap had van het feit dat zijn echtgenote ten onrechte gebruik maakte van zijn tankpas.
3.4.2 Dit uitgangspunt berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. In zijn rov. 4.13 komt het hof, zoals vermeld, tot het oordeel dat "de hiervoor onder 4.10 weergegeven stelling van Tetterode" voor juist moet worden gehouden omdat deze door [eiser] onvoldoende gemotiveerd, want onvoldoende consistent, is betwist. Op het eerste gezicht lijkt het hof, nu rov. 4.10 spreekt van "de stelling van Tetterode, dat hij wist dan wel had behoren te weten dat zijn echtgenote oneigenlijk gebruik van de tankpas maakte", inderdaad in het midden te laten of [eiser] wist van dat oneigenlijke gebruik. Bezien echter in samenhang met de, in cassatie onbestreden gebleven, oordelen in onderscheidenlijk rov. 4.11 en 4.12 dat onaannemelijk is dat de echtgenote van [eiser] zonder enig overleg bij het tanken van haar eigen auto gebruik maakte van [eiser]s (veronderstelde) privé-pas en dat [eiser] geen eenduidig standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de vraag hoe het mogelijk is geweest dat zijn echtgenote, als zij haar eigen auto ging tanken, altijd buiten zijn, [eiser]s, medeweten gebruik van de tankpas heeft gemaakt, moet worden geoordeeld dat het hof in zijn rov. 4.13 als juist, want onvoldoende gemotiveerd betwist, heeft aangenomen dat [eiser] van dat oneigenlijke gebruik heeft geweten. Onderdeel 2 kan daarom wegens gemis aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.
3.5 Het in 3.4.2 overwogene heeft tot gevolg dat onderdeel 1, dat gericht is tegen de vaststelling in rov. 4.8 dat de vraag of [eiser] heeft meegewerkt aan het oneigenlijke gebruik van de tankpas, zowel volgens Tetterode als [eiser] ook dan bevestigend moet worden beantwoord indien [eiser] van dat gebruik had behoren te weten, belang mist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tetterode begroot op € 1.196,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 maart 2007.