Hoge Raad, 14-12-2007, BB5550, R07/140HR
Hoge Raad, 14-12-2007, BB5550, R07/140HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 december 2007
- Datum publicatie
- 14 december 2007
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2007:BB5550
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB5550
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2007:BB1547, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- R07/140HR
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht, in hoger beroep afgewezen verzoek tot faillietverklaring; niet-ontvankelijk cassatieberoep van een derde niet-zijnde schuldeiser of belanghebbende als bedoeld in art. 12 lid 1 jo. 10 F.; gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Uitspraak
14 december 2007
Eerste Kamer
Nr. R07/140HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. GROEN INVEST NEDERLAND (GIN) B.V.,
gevestigd te Veldhoven,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats], België,
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats], België,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
QNOW BEHEER B.V.,
gevestigd te Maastricht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als GIN c.s. en Qnow.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 maart 2007 ter griffie van de rechtbank Maastricht ingediend verzoekschrift heeft [betrokkene 1] zich gewend tot die rechtbank en verzocht Qnow in staat van faillissement te verklaren.
Qnow heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 mei 2007 Qnow in staat van faillissement verklaard.
Tegen dit vonnis heeft Qnow hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en verzocht het vonnis van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot faillissement af te wijzen.
[Betrokkene 1] heeft bij verweerschrift van 25 mei 2007 verzocht het beroep van Qnow ongegrond te verklaren met bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank. Bij aanvullend verweerschrift van 26 juni 2007 heeft [betrokkene 1] haar verweer gewijzigd in dier voege dat zij het verzoek tot faillietverklaring intrekt.
Stellende dat zij schuldeisers van Qnow en daarmee belanghebbenden zijn, hebben GIN c.s. een verweerschrift ingediend bij het hof en daarbij verzocht het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 27 juni 2007. Bij arrest van 11 juli 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot faillietverklaring van Qnow afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben GIN c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Qnow heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van GIN c.s. in hun cassatieberoep.
De advocaat van GIN c.s. heeft op 25 oktober 2007 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu GIN c.s. niet de faillietverklaring van Qnow hebben verzocht noch tegen de faillietverklaring het rechtsmiddel van verzet hebben aangewend, behoren zij niet tot de in art. 12 F. genoemde schuldeisers of belanghebbenden die van het arrest van het hof in cassatie konden komen. Dat zij in hoger beroep een verweerschrift hebben ingediend maakt dit niet anders. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in de Faillissementswet verzet zich ertegen dat zij daarmee partij werden in het hoger beroep en op grond van art. 12 F. uit dien hoofde in cassatie konden komen. GIN c.s. dienen derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart GIN c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep;
veroordeelt GIN c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Qnow begroot op € 345,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 14 december 2007.