Home

Hoge Raad, 09-11-2007, BB5616, C06/157HR

Hoge Raad, 09-11-2007, BB5616, C06/157HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 november 2007
Datum publicatie
9 november 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB5616
Formele relaties
Zaaknummer
C06/157HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Instemming tijdelijk arbeidsongeschikte werknemer met door werkgever vastgestelde nieuwe ziekteregeling? (art. 81 RO).

Uitspraak

9 november 2007

Eerste Kamer

Nr. C06/157HR

MK/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. S.F. Sagel.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].

1. Het geding in feitelijke instanties

[Verweerder] heeft bij exploot van 19 mei 1998 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Eindhoven en gevorderd, kort gezegd en na wijziging van eis, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen:

a. ƒ 22.071,12 bruto aan achterstallig loon over de periode van week 27 van 1995 tot en met week 20 van 1998;

b. ƒ 862,55 bruto per week vanaf week 21 van 1998, onder aftrek van het feitelijk vanaf deze datum betaalde loon, met wettelijke verhoging en rente;

c. ƒ 2.109,32 bruto aan vakantietoeslag over de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1997;

d. ƒ 12.090,22 wegens wettelijke verhoging over het onder a. en c. gevorderde;

een en ander met rente en kosten.

[Eiseres] heeft de vordering bestreden.

De kantonrechter heeft, na tussenvonnis van 23 december 1999, bij eindvonnis van 1 februari 2001 de vordering afgewezen.

Tegen deze vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch.

Na tussenvonnissen van 29 oktober 2003 en 8 september 2004 heeft de rechtbank bij eindvonnis van 22 februari 2006 de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen € 6.724,12, met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, alsmede [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] terug te betalen € 2.148,79.

De tussenvonnissen en het eindvonnis van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen deze vonnissen van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 176,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 november 2007.