Hoge Raad, 22-02-2008, BC3299, R07/060HR
Hoge Raad, 22-02-2008, BC3299, R07/060HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 februari 2008
- Datum publicatie
- 22 februari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BC3299
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC3299
- Zaaknummer
- R07/060HR
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81
Inhoudsindicatie
Cassatie; aan Borgersbrief te stellen eisen (art. 44 lid 3 Rv.). Familierecht. Geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van kinderalimentatie (81 RO).
Uitspraak
22 februari 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/060HR
RM/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 september 2005 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 september 2004 te wijzigen en te bepalen dat zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zoon van partijen per 26 augustus 2005 op nihil zal worden gesteld, althans op een zodanig lager bedrag dan € 500,--, en met een zodanige ingangsdatum als de rechtbank zal vermenen te behoren.
De moeder heeft het verzoek niet bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2006 de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon met ingang van 26 augustus 2005 vastgesteld op nihil.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij zelfstandig verzocht de omgangsregeling met de zoon uit te breiden.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij beschikking van 20 december 2006 de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn zelfstandig verzoek, de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de vader alsnog afgewezen voor wat betreft het tijdvak tussen 26 augustus 2005 en 22 augustus 2006. Met betrekking tot de periode vanaf 22 augustus 2006 heeft het hof, met wijziging van de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 september 2004, de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie bepaald op € 221,-- per maand. Het in hoger beroep meer of anders verzochte heeft het hof afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
2.1 Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vader heeft op 4 januari 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd en later nog diverse producties overgelegd.
2.2 Partijen hebben na de conclusie gelegenheid, in beginsel binnen twee weken nadat de conclusie, al naar de aard van het geding, ter rolle is genomen dan wel aan partijen is verzonden, daarop te reageren. De eisen van een goede procesorde brengen evenwel mee dat, nadat de conclusie is genomen, geen plaats is voor voortzetting van het debat van partijen en dat het in beginsel dient te gaan om een beknopte reactie op de inhoud van de conclusie. Een uitvoeriger reactie is slechts gerechtvaardigd, voorzover de conclusie elementen bevat die ten opzichte van het eerdere processuele debat nieuw zijn, zodat in de reactie daarop niet kan worden verwezen naar eerder aangevoerde stellingen.
Nu de conclusie van de Advocaat-Generaal zodanige elementen niet bevat, is de onderhavige reactie, die geenszins als een beknopte reactie valt aan te merken, in strijd met de eisen van een goede procesorde. De Hoge Raad zal dan ook op de reactie van de advocaat van de vader geen acht slaan.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 februari 2008.