Hoge Raad, 06-02-2009, BG9922, 08/04877
Hoge Raad, 06-02-2009, BG9922, 08/04877
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 februari 2009
- Datum publicatie
- 6 februari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BG9922
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG9922
- Zaaknummer
- 08/04877
Inhoudsindicatie
Rolbeschikking. Internationaal privaatrecht. Haags Betekeningsverdrag. Verstekverlening - zonder tijdige betekening cassatiedagvaarding - op grond van art. 15 lid 3 Haags Betekeningsverdrag vanwege het spoedeisende karakter van een cassatieberoep betreffende een vordering tot toelating van een tussenkomende partij in een kort geding dat door het hof als spoedappel wordt behandeld en waarvan de inzet is aan wie de activa toekomen van een besloten vennootschap die de aandelen van een van de procespartijen in cassatie houdt.
Uitspraak
6 februari 2009
Eerste Kamer
08/04877
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Rolbeschikking
in de zaak van:
1. de vennootschap naar het recht van Cyprus HULLEY ENTERPRISES LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
2. de vennootschap naar het recht van Isle of Man YUKOS UNIVERSAL LIMITED,
gevestigd te Isle of Man,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke,
t e g e n
1. YUKOS INTERNATIONAL UK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
4. de rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
5. de rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie OAO ROSNEFT,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Eiseressen tot cassatie (hierna: Hulley c.s.) hebben bij exploten van 16 oktober 2008 aan verweerders in cassatie sub 1-5 aangezegd dat zij beroep in cassatie instellen tegen het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 21 augustus 2008 en hen gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 28 november 2008.
Verweerster onder 5 (hierna: Rosneft) is niet verschenen.
Hulley c.s. hebben verzocht verstek te verlenen tegen Rosneft.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verlening van verstek tegen Rosneft.
2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening
2.1 Hulley c.s. hebben het voor Rosneft bestemde dagvaardingsexploot doen betekenen op de voet van het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965 (hierna: het Haags Betekeningsverdrag) en de uitvoeringswet van dat Verdrag, in het bijzonder door het uitbrengen van een exploot aan het Parket van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, met achterlating van twee afschriften en een vertaling in het Russisch van het exploot en met het verzoek dit exploot te doen betekenen overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van het Haags Betekeningsverdrag door eenvoudige afgifte of, zo dit niet mogelijk is, door betekening of kennisgeving met inachtneming van de vormen die in de wetgeving van de Russische Federatie zijn voorgeschreven voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich aldaar bevindende personen.
Zij hebben voorts een afschrift van het onder a genoemde exploot met een vertaling in het Russisch per aangetekende brief en tevens per koerierdienst aan het hiervoor genoemde adres gezonden, alsmede een exploot doen uitbrengen op de voet van artikel 63 Rv. aan de procureur in de appelinstantie.
2.2 Van de Centrale Autoriteit van de Russische Federatie is op 23 december 2008 een bericht bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen, waaruit blijkt dat niet tot betekening van de cassatiedagvaarding is overgegaan omdat de betekening niet kon worden uitgevoerd vóór de in de dagvaarding aangezegde zittingsdag van de Hoge Raad.
2.3 Het vorenstaande brengt mede dat, gelet op art. 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag, thans nog niet tot verstekverlening tegen Rosneft kan worden overgegaan, tenzij aan het bepaalde in lid 3 toepassing kan worden gegeven. Ingevolge art. 15 lid 3 belet het bepaalde in dit artikel immers niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen worden genomen. Op grond van art. 15 lid 3 kan de voorzieningenrechter dan ook in een kort geding verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde verlenen zonder dat "in spoedeisende gevallen" behoeft te blijken dat aan de voorwaarden van art. 15 is voldaan. Wel zal met inachtneming van de vereiste spoed zoveel mogelijk, overeenkomstig de doelstelling van het verdrag, gewaarborgd moeten zijn dat een uitgebracht exploot degene voor wie het is bestemd daadwerkelijk bereikt en - indien het om een dagvaarding gaat - zo tijdig dat deze nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren. Een en ander geldt ook in hoger beroep en in cassatie, waarbij opmerking verdient dat ten tijde van het instellen van deze rechtsmiddelen in een kortgedingprocedure niet zonder meer nog sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in art. 15 lid 3 (vgl. HR 14 december 2007, nr. 07/11447, NJ 2008, 13).
2.4 Het onderhavige beroep betreft de vordering tot toelating van een tussenkomende partij in een kort geding dat door het hof als spoedappel wordt behandeld, waarvan de inzet is - kort gezegd - aan wie de activa toekomen van Yukos Finance B.V., die de aandelen in verweerster sub 1 houdt. Daarmee is het spoedeisend karakter van de gevorderde voorlopige maatregelen in de zin van art. 15 lid 3 gegeven.
2.5 In aanmerking genomen voorts de door Hulley c.s. getroffen aanvullende maatregelen, vermeld hiervoor in 2.1, laatste alinea, bestaat voldoende grond met toepassing van art. 15 lid 3 over te gaan tot verstekverlening.
3. Beslissing:
De Hoge Raad verleent het gevraagde verstek.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 februari 2009.