Home

Hoge Raad, 21-04-2009, BH5188, 07/10649

Hoge Raad, 21-04-2009, BH5188, 07/10649

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 april 2009
Datum publicatie
22 april 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH5188
Formele relaties
Zaaknummer
07/10649

Inhoudsindicatie

De bestreden uitspraak houdt alleen beslissingen in omtrent de vordering bp en omtrent een schadevergoedingsmaatregel a.b.i. art. 36f Sr. ’s Hofs oordeel dat het dictum van het (verwijzende) arrest van de HR tot het nemen van die beslissingen was beperkt, berust op een onjuiste lezing van het arrest. De HR vernietigt de uitspraak vzv. daarin een beslissing omtrent de strafoplegging ontbreekt. Dat betekent dat de bestreden beslissing voor wat betreft de beslissing omtrent de vordering bp en de s.v.-maatregel door de HR in stand wordt gelaten. Die beslissingen zijn dus niet bij de verwijzingsopdracht begrepen en verkrijgen door de uitspraak i.c. van de HR kracht van gewijsde.

Uitspraak

21 april 2009

Strafkamer

Nr. 07/10649

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 3 april 2007, nummer 24/001966-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover daarin een beslissing met betrekking tot de strafoplegging ontbreekt, en tot verwijzing of terugwijzing van de zaak, opdat de zaak voor wat betreft de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, ten onrechte heeft nagelaten een beslissing te nemen over de strafoplegging.

2.2. Het in het middel bedoelde arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2006 (LJN AW2536) houdt het volgende in:

"4.3. De bestreden uitspraak, houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak in zoverre en voor wat de strafoplegging betreft vernietigen.

(...)

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft;

Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

Verwerpt het beroep voor het overige."

2.3. Het Hof heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd:

"De beslissing na terugwijzing

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2007 aangevoerd dat ingevolge het arrest van de Hoge Raad door het hof niet alleen dient te worden beslist op de vordering van de benadeelde partij, maar ook ten aanzien van de strafsoort en/of strafmaat.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof thans alleen dient te beslissen op de vordering van de benadeelde partij.

(...)

Het hof verstaat het arrest van de Hoge Raad anders dan de raadsman. Gelet op de inhoud van dat arrest kan met de daarin vervatte - beperkte - vernietiging van het arrest van het hof van 5 april 2005, namelijk uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft, met laatstgenoemde uitdrukking niet anders zijn bedoeld dan dat de Hoge Raad het hof de mogelijkheid heeft willen bieden om in voorkomend geval de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te kunnen leggen.

(...)

Het hof zal het arrest van de Hoge Raad aldus lezen en uitsluitend een beslissing nemen op de vordering van de benadeelde partij."

2.4. De bestreden uitspraak houdt alleen beslissingen in omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent een

schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr. Het oordeel van het Hof dat het dictum van het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2006 tot het nemen van die beslissingen was beperkt, berust op een onjuiste lezing van dat arrest. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak vernietigen voor zover daarin een beslissing omtrent de strafoplegging ontbreekt. Dat betekent dat de bestreden uitspraak wat betreft de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de schadevergoedingsmaatregel door de Hoge Raad in stand wordt gelaten. Die beslissingen zijn dus niet in de bij dit arrest gegeven verwijzingsopdracht begrepen en verkrijgen door de onderhavige uitspraak van de Hoge Raad kracht van gewijsde.

3. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen over de strafoplegging;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 april 2009.