Hoge Raad, 05-06-2009, BI1508, C07/164HR
Hoge Raad, 05-06-2009, BI1508, C07/164HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 juni 2009
- Datum publicatie
- 5 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BI1508
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI1508
- Zaaknummer
- C07/164HR
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Werkgeversaansprakelijkheid op voet van art. 7:658 BW voor psychische schade; vervolg op HR 11 maart 2005, nr. C03/289, RvdW 2005, 37; geding na verwijzing (81 RO).
Uitspraak
5 juni 2009
Eerste Kamer
C07/164HR
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. A.H. Vermeulen en mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en ABN Amro.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 11 maart 2005, nr. C03/289, LJN AR6657, RvdW 2005, 37. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad onder meer het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 10 juli 2003 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.
Na memoriewisselingen en na mondelinge behandeling heeft het hof bij eindarrest van 16 februari 2007 het vonnis waarvan beroep van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 22 mei 2002 vernietigd voor zover daarbij de vordering van [eiser] tot vergoeding van de kosten van repatriëring is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, ABN Amro veroordeeld om aan [eiser] te betalen de door [eiser] gemaakte kosten van repatriëring ad € 7.969,50 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, en voor het overige het vonnis bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ABN Amro heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van [eiser] hebben bij brief van 16 april 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN Amro begroot op € 1.271,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 juni 2009.