Home

Hoge Raad, 26-06-2009, BI2042, 08/00773

Hoge Raad, 26-06-2009, BI2042, 08/00773

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 juni 2009
Datum publicatie
26 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI2042
Formele relaties
Zaaknummer
08/00773

Inhoudsindicatie

Overeenkomstenrecht. Buitengerechtelijke ontbinding na wanprestatie. Procesrecht; bindende eindbeslissing?, strekking van eisvermeerdering in hoger beroep, uitleg gedingstukken.

Uitspraak

26 juni 2009

Eerste Kamer

08/00773

EV/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

1. [Verweerder 1],

2. [Verweerster 2],

beiden wonende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie,

advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.

1. Het geding in feitelijke instanties

Vof Dethapak (hierna: Dethapak) en [verweerder] c.s. hebben bij exploot van 15 juli 1999 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Assen en gevorderd, kort gezegd:

* voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen tot het vervaardigen en leveren door [eiseres] aan Dethapak en [verweerder] c.s. van een 3-tal matrijzen - zoals omschreven in de orderbevestiging d.d. 23 september 1998 - buitengerechtelijk is ontbonden per 24 juni 1999;

* [eiseres] te veroordelen om aan Dethapak en [verweerder] c.s., zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting, terzake voormeld te betalen het bedrag van DM 50.000,-- althans de tegenwaarde hiervan in Nederlandse valuta, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze som vanaf 1 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

* [eiseres] te veroordelen om aan Dethapak en [verweerder] c.s. te vergoeden alle door partij Dethapak terzake voormeld geleden en/of nog te lijden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet;

* [eiseres] te veroordelen om aan Dethapak en [verweerder] c.s. te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, welke ten deze kunnen worden begroot op ƒ 7.134,62 (inclusief BTW en bureaukosten);

* [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van de gelegde beslagen daaronder nadrukkelijk begrepen.

[eiseres] heeft de vorderingen bestreden en een reconventionele vordering ingesteld die in cassatie geen rol speelt.

De rechtbank heeft, na een aantal tussenvonnissen van 5 september 2000, 23 januari 2001 en 23 maart 2005 waarbij onder andere een deskundigenbericht is bevolen, bij eindvonnis van 6 juli 2005 in conventie de vordering van Dethapak en [verweerder] c.s. afgewezen.

Tegen de tussenvonnissen en het eindvonnis van de rechtbank hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Na een tussenarrest van 4 april 2007 heeft het hof bij arrest van 17 oktober 2007 het vonnis van de rechtbank van 6 juli 2005 vernietigd, alsmede de tussenvonnissen van de rechtbank in deze zaak gewezen voor zover deze dragende gronden bevatten voor genoemd eindvonnis en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat de overeenkomst van 23 september 1998 tussen [eiseres] en Dethapak ([verweerder] c.s.) is ontbonden per 24 juni 1999 en [eiseres] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] c.s. van het door hen betaalde bedrag van DM 50.000,-- althans de tegenwaarde daarvan in Euro's, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede tot vergoeding aan [verweerder] c.s. van alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkoming van [eiseres] in de nakoming van de overeenkomst, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 4 april 2007 en 17 oktober 2007 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging en verwijzing.

De advocaat van [verweerder] c.s. heeft bij brief van 8 mei 2009 op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1. Deze feiten komen samengevat op het volgende neer.

(i) Op 23 september 1998 is tussen Dethapak en [eiseres] een overeenkomst gesloten, onder meer inhoudende dat [eiseres] drie matrijzen (voor een deksel en twee potjes) zou leveren. [Verweerder] c.s. waren destijds de beherend vennoten van Dethapak.

(ii) Dethapak heeft in oktober en december 1998 een postwissel aan [eiseres] verstrekt telkens ten bedrage van DM 25.000,--, welke wissels door [eiseres] in december 1998 zijn geïncasseerd.

(iii) Nadat de matrijzen in december 1998 en januari 1999 door [eiseres] waren afgeleverd, heeft Dethapak meermalen schriftelijk bij [eiseres] geklaagd over de kwaliteit van de matrijzen.

(iv) Bij brief van 24 juni 1999 heeft Dethapak de overeenkomst van 23 september 1998 buitengerechtelijk ontbonden en aanspraak gemaakt op schadevergoeding.

(v) Dethapak is op 13 februari 2002 failliet verklaard; dit faillissement is op 31 maart 2004 geëindigd door een akkoord met de schuldeisers.

3.2 Dethapak en [verweerder] c.s. hebben de hiervoor in 1 vermelde vordering ingesteld, kort gezegd en voor zover in cassatie van belang, strekkende tot een verklaring voor recht dat de overeenkomst van 23 september 1998 buitengerechtelijk is ontbonden per 24 juni 1999 alsmede tot de veroordeling van [eiseres] het hiervoor in 3.1 bedoelde bedrag van DM 50.000,-- terug te betalen en alle door Dethapak en [verweerder] c.s. geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Zij hebben aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiseres] haar verplichtingen uit de overeenkomst van 23 september 1998 niet is nagekomen, onder meer door ondeugdelijke matrijzen te leveren.

De rechtbank heeft in conventie de vorderingen van Dethapak en [verweerder] c.s. afgewezen en de vordering van [eiseres] in reconventie (die in cassatie geen rol meer speelt) gedeeltelijk toegewezen.

Op het door [verweerder] c.s. ingestelde hoger beroep heeft het hof, dat anders dan de rechtbank tot de conclusie kwam dat [eiseres] ondeugdelijke matrijzen heeft geleverd en toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, de hiervoor weergegeven vorderingen van [verweerder] c.s. toegewezen. Het heeft daartoe in zijn eindarrest onder meer het volgende overwogen.

"10. Voorts vloeit uit het voorgaande voort dat er grond is voor ontbinding van de overeenkomst tussen [verweerder] c.s. en [eiseres] gelijk [verweerder] c.s. in hun toelichting op grief VIII hebben verdedigd. [Verweerder] c.s. hebben de overeenkomst reeds op 24 juni 1999 buitengerechtelijk ontbonden.

Hoewel [verweerder] c.s. in het petitum van de memorie van grieven geen verklaring voor recht hebben gevorderd dat de overeenkomst (per die datum) ontbonden is, begrijpt het hof uit enerzijds hun stellingen in de memorie van grieven, waar zij steeds reppen over ontbinding van de overeenkomst, en anderzijds het petitum van de appeldagvaarding, waarin gevorderd wordt toewijzing van 'de vordering' van appellante - waarmee kennelijk wordt gedoeld op de oorspronkelijke vorderingen als vermeld in de inleidende dagvaarding, waarbij ook is gevorderd ontbinding van de overeenkomst -, terwijl bovendien in de memorie van grieven (punt 4.10.1) melding wordt gemaakt van vermeerdering van de vordering, hetgeen impliceert dat hetgeen oorspronkelijk is gevorderd wordt gehandhaafd, dat [verweerder] c.s. beogen ook in hoger beroep nog een verklaring voor recht te vorderen dat de overeenkomst is ontbonden. Waar dit een en ander aldus reeds feitelijk in de stellingen van [verweerder] c.s. ligt besloten, terwijl [eiseres] door de explicitering daarvan in geen in rechte te respecteren materieel of procedureel belang wordt getroffen, zal het hof deze vordering toewijzen (...)".

3.3 Het tweede middel, dat opkomt tegen deze overweging, klaagt dat het hof ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht in zijn eindarrest is teruggekomen van de in zijn tussenarrest gegeven eindbeslissing. Deze beslissing hield in (rov. 4) dat [verweerder] c.s. in hoger beroep "geen vernietigingsdeclaratoir meer vorderen, en evenmin meer ongedaanmaking".

De klacht kan niet tot cassatie leiden omdat het hof klaarblijkelijk heeft geoordeeld dat de in rov. 4 van zijn tussenarrest neergelegde beslissing niet een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing inhield.

3.4 Ook de in de overige middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 836,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op

26 juni 2009.